Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak en de beschikking in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
(hierna: [minderjarige 1] ), en
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een verzoek van de vader tot teruggeleiding van zijn kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], van de Verenigde Arabische Emiraten naar Nederland. De rechtbank Den Haag had eerder de terugkeer van de kinderen geweigerd op basis van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De vader is het niet eens met deze beslissing en gaat in hoger beroep. Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij en de kinderen sinds de door haar gestelde overdrachtsdatum in Dubai verblijven. Het hof concludeert dat beide ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag waren belast ten tijde van de onrechtmatige overbrenging van de kinderen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en gelast de teruggeleiding van de kinderen naar Nederland, waarbij de moeder de kinderen uiterlijk op 18 augustus 2025 dient terug te brengen. Indien de moeder dit nalaat, moet zij de kinderen met de benodigde reisdocumenten aan de vader afgeven. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.