ECLI:NL:GHDHA:2025:111
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde woning en vergoeding immateriële schade
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de WOZ-waarde van een woning in Noordwijk. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 351.000, wat door de belanghebbende als te hoog werd betwist. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting van het Hof op 9 januari 2025 werd duidelijk dat de gemachtigde van de belanghebbende pas ter zitting zijn grieven had geconcretiseerd, wat het Hof in strijd met de goede procesorde achtte. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat de grieven van de belanghebbende niet tijdig waren ingediend. Daarnaast werd het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de overschrijding niet significant genoeg was en deels aan de handelwijze van de gemachtigde was te wijten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.