Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
echtscheiding
onderhoudsbijdragen
woning
verdeling
5.Beoordeling van het hoger beroep
Kamerstukken II2009/10, 32 137, nr. 3, p. 44, met verwijzing naar HR 27 mei 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD4789). Het hof is in onderhavig geval van oordeel dat de rechtbank in Algerije rechtsmacht toekwam op basis van de nationaliteit van partijen, nu beide partijen de Algerijnse nationaliteit bezitten. Hiermee is naar het oordeel van het hof voldaan aan het vereiste dat de rechter rechtsmacht toekwam op een internationaal aanvaarde grond (vgl. Hof Amsterdam 5 juni 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2145).
Kamerstukken II2009/10, 32 137, nr. 3, p. 44). De voorwaarde van behoorlijke rechtspleging dient met name ter bescherming van de belangen van een partij die niet aan de echtscheiding heeft meegewerkt (zie ook
Asser/Vonken & Ibili 10-II2021/200). Het hof overweegt hierover als volgt. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat in de Algerijnse echtscheidingsprocedure het verzoekschrift van de man de vrouw niet rechtstreeks via de deurwaarder heeft bereikt. Dit verzoekschrift is aan de vader van de vrouw in Algerije aangeboden en de vader van de vrouw heeft de ontvangst en de handtekening voor ontvangst geweigerd. Desalniettemin is vast komen te staan dat de vrouw door middel van een eigen advocaat ten minste eenmaal is verschenen ter zitting van de rechtbank in Algerije en dat de rechtbank in Algerije via de advocaat van de vrouw heeft kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 september 2022 waarin op verzoek van de vrouw de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. Aangezien de vrouw uiteindelijk vertegenwoordigd is geweest in de procedure in Algerije, is het hof van oordeel – wat verder ook van de gang van zaken betreffende de oproeping zij – dat er sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging.
Kamerstukken II2009/10, 32 137, nr. 3, p. 45).