ECLI:NL:GHDHA:2024:402
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Molenlanden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in de gemeente Molenlanden. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2020 vastgesteld op € 680.000, maar de belanghebbende, eigenaar van de woning, was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde te hoog was. De Rechtbank had in een tussenuitspraak de Heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. In de einduitspraak verklaarde de Rechtbank het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag, dat op 17 januari 2024 uitspraak deed. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan en stelde de waarde van de woning schattenderwijs vast op € 600.000. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de Heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbende.