ECLI:NL:GHDHA:2024:401
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van een vrijstaande bedrijfswoning met bijzondere kenmerken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam over de WOZ-waarde van een vrijstaande bedrijfswoning. De Heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 400.000 voor 2019, € 437.000 voor 2020 en € 466.000 voor 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarderingen en stelt dat de waarden te hoog zijn. De Rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard en de Heffingsambtenaar in het gelijk gesteld. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de woning is gelegen op een perceel van ongeveer 13.193 m² en heeft een inhoud van 599 m³. De Heffingsambtenaar heeft taxatieverslagen overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarden. De belanghebbende heeft echter andere waarderingen voorgesteld, die aanzienlijk lager zijn dan die van de Heffingsambtenaar. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak besproken en zijn beide partijen verschenen.
Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de vergelijkingsobjecten en de toegepaste waarderingsmethodiek als voldoende onderbouwd beschouwd. Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen.