Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek,gevestigd te Den Haag,
2.N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken,gevestigd te Den Haag,
3.Stichting Wij Techniek,(tot naamswijziging per 18 juni 2020:Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf),gevestigd te Den Haag,
4.Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf,gevestigd te Den Haag,deze tezamen te noemen: de Mt- fondsen,
- de dagvaarding van 7 november 2017, waarmee PMT in hoger beroep is gekomen van het door de kantonrechter van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis van 8 augustus 2017 (hierna: het bestreden vonnis);
- het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van PMT (met producties);
- het verweerschrift tegen het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van ACS (met producties);
- de aantekeningen mondelinge behandeling van PMT (met producties);
- de beschikking van dit hof van 21 december 2018;
- de processen-verbaal van de getuigenverhoren van 1 april 2019, 9 april 2019 en
- de memorie van grieven van PMT (met producties) in principaal hoger beroep;
- de memorie van antwoord van ACS in principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep tevens inhoudende vermeerdering van eis voor zover vereist (met producties);
- de memorie van antwoord van PMT in incidenteel hoger beroep, tevens akte houdende uitlating producties;
- de akte houdende bezwaar van ACS;
- de antwoordakte van PMT;
- de akte overlegging producties van PMT;
- de akte overlegging productie van ACS.
Feiten
in conventiegevorderd dat de kantonrechter:
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 juncto het Besluit van de Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Metaal en Techniek;
in conventieverzocht ACS niet ontvankelijk te verklaren of haar vorderingen af te wijzen, met veroordeling van ACS in de proceskosten.
De Mt- fondsen hebben bij wege van
incidentele vorderingenprimairverzocht zich te mogen voegen
subsidiairte mogen tussenkomen in de procedure tussen ACS en PMT, alsmede dat het hen wordt toegestaan om reconventionele vorderingen in te stellen tegen ACS.
in reconventievoor zichzelfgevorderd, samengevat, dat de kantonrechter:
in reconventievoor de Mt- fondsengevorderd, samengevat, dat de kantonrechter :
in conventieverklaard voor recht dat ACS niet valt onder de werkingssfeer van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 juncto het Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Metaal en Techniek;
in reconventiede vorderingen afgewezen;
in conventie en in reconventiePMT in de proceskosten veroordeeld en het meer of anders gevorderde afgewezen.
principaal hoger beroepvordert PMT dat het hof het bestreden vonnis vernietigt, de vorderingen van ACS alsnog afwijst, de vorderingen van PMT en de Mt- fondsen alsnog toewijst en ACS veroordeelt in de kosten van beide instanties.
principaal hoger beroephet bestreden vonnis te bekrachtigen. In
incidenteel hoger beroepvordert ACS het bestreden vonnis te vernietigen voor zover haar vorderingen tot betaling van de werkelijke proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, en deze vorderingen alsnog – met een vermeerdering van eis wat betreft de hoogte van de werkelijke proceskosten – toe te wijzen, inclusief rente en nakosten.
principale grieven 1 tot en met 14en de inleiding daarop in de nummers 1.16 tot en met 6.35 van de memorie van grieven, betoogt PMT dat ACS onder de werkingssfeer valt van (a) de verplicht gestelde pensioenregeling in de bedrijfstak Metaal en Techniek en (b) de algemeen verbindend verklaarde cao-regelingen in de bedrijfstak Metaal en Techniek.
“materieel- wettelijk systeem”bestaat, gevormd door enerzijds de bedrijfstak (cao- en pensioen)-regelingen (hierna: bcp-regelingen) in de Metaal en Techniek (waaronder onder meer het
“tentoonstellingsinstallatiebedrijf´) en anderzijds zowel de bcp-regelingen in de Meubelindustrie (de
“tentoonstellingsbouw”) en de bcp-regelingen in de Bouwnijverheid (het
“afbouwbedrijf”), zonder overlappende kwalitatieve werkingssferen en zonder
“witte vlekken”. Aan dit uitgangspunt, dat er op neer komt dat het verplichtstellingsbesluit beoogt te vermijden dat er categorieën van werknemers zijn voor wie door werkgevers geen of slechts gedeeltelijke pensioentoezeggingen zijn gedaan (zogenoemde witte vlekken of grijze vlekken), en waarbij de werkingssferen van de toepasselijke bcp-regelingen naadloos op elkaar aansluiten, dient volgens PMT bij de uitleg
“mede betekenis”te worden toegekend.
“materieel- wettelijk systeem”van belang zijn. Dit speelt met name als een onderneming werkzaamheden verricht die onder de werkingssfeer van meer dan één regeling lijken te vallen [2] . Deze situatie doet zich in deze zaak echter niet voor, althans PMT heeft dit niet gesteld noch nader toegelicht. Aan de orde is de vraag of ACS werkzaamheden verricht die onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van PMT vallen. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van de CAO-norm. Het hof ziet geen ruimte om op basis van de argumenten van PMT de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit ‘op te rekken’ in die zin dat de werkingssfeer verder strekt dan uit de toepassing van de CAO-norm volgt.
tenzijhaar activiteiten onder de werkingssfeerbepalingen van het verplichtstellingsbesluit vallen. Pas in dat ‘tenzij- geval’ dient ACS de verbintenissen uit deze pensioenregeling na te komen. Met de gevorderde negatieve verklaring voor recht anticipeert ACS met een verweer op een mogelijke nakomingsvordering van PMT. Het uitgangspunt van PMT dat de stelplicht en bewijslast bij ACS berusten, is dan ook niet juist.
art. 22vermeld wie als
“werkgever in deMetaal en Techniek”heeft te gelden, als volgt:
"werkgever in de Metaal en Techniek", afhankelijk van
“het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers”,die “
betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikelen 1 t/m 17 genoemde bedrijfstakken (binnen de Metaal en Techniek)”.De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 december 2018 [4] geoordeeld dat deze betrokkenheid een
“ruime betekenis”heeft en dat daaronder wordt verstaan dat deze werknemers
“zich bezighouden met die werkzaamheden dan wel werkzaamheden verrichten die daaraan dienstbaar zijn”.
Metaalbewerkingsbedrijf
Metaalbewerkingsbedrijf. De werkingssfeerbepaling luidt als volgt:
Het be- en/of verwerken van metaal, waaronder onder meer wordt verstaan:
het 3D-printen, aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, extruderen, forceren, frezen, gieten, herstellen, honen, kotteren, lasercladden (laser)lassen, leppen, monteren, onderhouden (waaronder onder meer preventief), ontwerpen 1*), ontwikkelen 1*), persen, pletten, samenstellen, slopen, smeden, snijden, trekken, vervaardigen, (vonk)verspanen, walsen, zagen van metaal (waaronder o.m. te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink, en legeringen of composities hiervan) of van metalen voorwerpen, alles in de ruimste zin van het woord, (…);
het monitoren 2*), ontwerpen 1*), ontwikkelen 1*), vervaardigen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen e.d., ongeacht de aard van het materiaal, die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken, zoals produkten dienende tot het meten, muteren, schakelen, transformeren en voortbrengen van elektrisch arbeidsvermogen; elektromotoren, elektrische huishoudelijke en industriële toestellen met en zonder elektrische beweegkracht, elektrische ovens, fornuizen, apparatuur voor het elektrisch lassen en accumulatoren; produkten dienende tot het ondergronds transport van elektrisch arbeidsvermogen (grondkabel), en geïsoleerde draad; installatiemateriaal, waaronder smeltveiligheden; apparaten en instrumenten op het gebied van telefonie, telegrafie en andere apparaten en instrumenten op het gebied van telecommunicatiedoeleinden; verlichting, gasontladingsbuizen voor hoge en lage spanningen en elektronenbuizen; droge batterijen; radio-, radar-, televisie-, zend-, ontvang- en van alle overige elektronische apparatuur, daaronder begrepen elektro-medische toestellen en instrumenten en computers.[…]
Onder vervaardigen wordt in het voorafgaande onder artikel 1 t/m17, mede verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen".
“riggers”–gebeurt.
art. 9.1 c.van het verplichtstellingsbesluit. Deze bepaling ziet op het
“aardingsbedrijf”, dat behoort bij het “
Technisch Installatiebedrijf”. De werkingssfeerbepaling ziet op de volgende werkzaamheden:
ontwerpen 3*)” is verder verduidelijkt, aldus:
art. 9.1 d.van het verplichtstellingsbesluit. Deze bepaling ziet op het
“radio- en televisie installatie- en reparatiebedrijf”, dat eveneens behoort bij het
“Technisch Installatiebedrijf”. De werkingssfeerbepaling ziet op de volgende werkzaamheden, met de in overweging 28 genoemde verduidelijking van punt 3*:
art. 9.1 e.van het verplichtstellingsbesluit. Deze ziet op het
“installatiebedrijf voor – collectieve – antennes, kabeltelevisie, telematica en overige (tele)communicatie”. De werkingssfeerbepaling luidt met de in overweging 28 genoemde verduidelijking van punt 3* als volgt:
art. 9.1 onder i.van het verplichtstellingsbesluit is. Deze ziet op het
‘tentoonstellingsinstallatiebedrijf”, dat volgens de cao-regelingen behoort bij het
“Technisch Installatiebedrijf”.De werkingssfeerbepaling ziet op de volgende werkzaamheden, met de in overweging 28 genoemde verduidelijking van punt 3*:
“tentoonstellingsinstallatiebedrijf”maakt volgens de cao-regelingen onderdeel uit van het
“Technisch Installatiebedrijf”.Uit het woord
“installatiebedrijf”kan redelijkerwijs worden afgeleid dat hieronder bedrijven vallen die installatiewerkzaamheden verrichten. In het geval van het tentoonstellings-installatiebedrijf gaat het blijkens de omschrijving daarvan in het verplichtstellingsbesluit om elektrotechnische installatiewerkzaamheden ten behoeve van exposities, beurzen, evenementen of feestverlichting. Naar algemeen spraakgebruik worden onder elektrotechnische installatiewerkzaamheden werkzaamheden verstaan met betrekking tot de elektriciteitsvoorziening, zoals het aanleggen en repareren van elektriciteitsleidingen, schakelkasten en dergelijke. Onder het begrip elektrotechnische installatiewerkzaamheden valt naar algemeen spraakgebruik niet het aansluiten van gebruiksklare audiovisuele apparatuur op een reeds bestaand elektriciteitsnet door het enkele steken van een stekker in een stopcontact, zoals ACS doet. Ook het middels een snoertje onderling met elkaar verbinden van dergelijke kant en klare apparatuur, zonder dat daarbij wijzigingen worden aangebracht aan een reeds bestaande elektriciteitsvoorziening, valt daar niet onder.
art. 9.2 onder b en 9.2 onder cvan het verplichtstellingsbesluit. De werkingssfeerbepalingen luiden als volgt:
art. 17van het verplichtstellingsbesluit, die behoort bij het
Rolluiken-, markiezen en zonweringsbedrijf. De werkingssfeerbepaling luidt als volgt:
“werknemers”van ACS aan de trussen worden opgehangen, die dienen ter afscherming en/of afsluiting en/of compartimentering ten behoeve van evenementen. Het hof verwerpt dit standpunt. PMT heeft niet gemotiveerd en onderbouwd dat de betreffende gordijnen worden opgehangen door werknemers van ACS. Integendeel, PMT zet het woord
“werknemer”tussen aanhalingstekens. Nu ACS één en ander gemotiveerd heeft betwist, had het op de weg gelegen van PMT om haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen.
“'verbinden' en het 'bedienen' van de apparatuur in het licht van de tekst van de kwalitatieve werkingssfeerbepalingen van de bedrijfstak Metaal en Techniek”;
“hoe de bepaling in het contract luidt, waaraan in het proces-verbaal van voorlopig getuigenverhoor wordt gerefereerd”;
“omdat hij bij uitstek kennis lijkt te dragen van de zogenoemde logistieke werkzaamheden binnen ACS, welke werkzaamheden direct betrokken zijn bij de activiteiten die door andere werknemers van ACS (en eventuele ingeleende werknemers) verricht worden, te weten het bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische (audiovisuele) installaties ten behoeve van evenementen”;
“omdat zij blijkens hun functieomschrijving goed in staat zullen zijn om (zo nodig) aanvullend te verklaren omtrent de werkzaamheden waarbij de werknemers van ACS betrokken zijn. Hun (eventuele) verklaringen zijn mede van belang in verband met de verklaring van mevrouw Y. Verbrugge, die erop neerkomt dat deze onderhoudstechnici zich naast eenvoudige 'logistieke' werkzaamheden alleen zouden bezighouden met het 'verhuur gereed' maken van apparatuur en niet met het repareren (herstellen) van de apparatuur, oftewel het daadwerkelijk 'onderhouden' daarvan”;
“met betrekking tot de door hen bij hun werkzaamheden gebruikte audiovisuele apparatuur en het bedrijfsvaardig opleveren (en bedienen) daarvan.”
fishing expeditionnaar mogelijke aanknopingspunten voor een nadere feitelijke stellingname. Voor nadere/nieuwe stellingen is het in dit stadium van het geding te laat.
“operationele mensen”per project werkzaam zijn geweest.
(art. 22 Rv). Daar komt bij dat de gewenste inzage ook hier het karakter van een
fishing expeditionheeft. Het hof heeft het verzoek van PMT niet begrepen als een
art. 843a Rv- verzoek. Voor zover dit wel in die zin is bedoeld, wordt het om diezelfde reden niet ingewilligd.
grief 15betoogt PMT dat zij ten onrechte in de proceskosten van de conventie en de reconventie is veroordeeld. Ook deze grief faalt omdat de proceskostenveroordeling in eerste aanleg terecht was.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van de
- veroordeelt PMT in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van ACS tot op heden begroot op € 716,-- aan griffierecht, € 3.642,-- aan salaris advocaat (tarief II, 3 punten) en € 178,- aan nasalaris, te verhogen met € 92,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- veroordeelt ACS in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van PMT tot op heden begroot op nihil;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.