ECLI:NL:HR:2018:2362

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
17/04120
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over domeinnaamgebruik en merkenrecht met betrekking tot onrechtmatig bezet houden van domeinnamen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen OK Oliecentrale B.V. en GAOS B.V. De zaak betreft een geschil over het gebruik van een domeinnaam en de vraag of het langdurig ongebruikt bezet houden van een domeinnaam onrechtmatig is. OK Oliecentrale, als rechtsopvolger van Fuelplaza B.V., heeft cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. GAOS B.V. heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van OK Oliecentrale in het principale beroep verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van GAOS niet aan de orde.

Daarnaast heeft de Hoge Raad beslist over de proceskosten. GAOS vorderde vergoeding van haar kosten op basis van artikel 1019h Rv, waarbij het salaris van haar advocaten werd gespecificeerd. De Hoge Raad heeft het gevorderde bedrag toegewezen, vermeerderd met 10% van het gebruikelijke liquidatietarief. De Hoge Raad heeft OK Oliecentrale veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 854,34 aan verschotten en € 8.854,52 voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
17/04120
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
OK OLIECENTRALE B.V., als rechtsopvolger van Fuelplaza B.V.,
gevestigd te Breda,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens,
t e g e n
GAOS B.V.,
gevestigd te Wijk bij Duurstede,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. A.M. van Aerde.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als OK Oliecentrale en Gaos.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/16/367125 HA ZA 14-333 van de rechtbank Midden-Nederland van 2 juli 2014 en 4 maart 2015;
b. het arrest in de zaak 200.172.485/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft OK Oliecentrale beroep in cassatie ingesteld. Gaos heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Gaos mede door mr. M.F.J. Haak.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van OK Oliecentrale heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
Gaos vordert vergoeding van haar kosten op de voet van art. 1019h Rv. Zij heeft het salaris van haar advocaten gespecificeerd en in het principale beroep, uitgaande van een begroting van het aandeel van de werkzaamheden dat betrekking heeft gehad op de IE-grondslag, op 90%, begroot op € 8.634,52. OK Oliecentrale heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het in rekening gebrachte uurtarief en het in rekening brengen van de kosten van de advocaat die Gaos in feitelijke instanties heeft bijgestaan.
In aanmerking genomen dat beide partijen menen dat deze zaak tot de categorie ‘normaal’ in de zin van de Indicatietarieven in IE-zaken 2017 behoort, waarvoor in cassatie voor de verweerder een maximumsalaris van € 20.000,-- is geïndiceerd, zal het gevorderde bedrag worden toegewezen, vermeerderd met 10% van het gebruikelijke liquidatietarief.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt OK Oliecentrale in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Gaos op de voet van art 1019h begroot op € 854,34 aan verschotten en € 8.854,52 voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien OK Oliecentrale deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.