Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 24 oktober 2024
[X] , te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Bewijsaanbod
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) van € 2.879, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag is gebaseerd op een CO2-uitstoot van 186 gr/km, vastgesteld door de RDW, terwijl belanghebbende zelf een CO2-uitstoot van 125 gr/km heeft opgegeven. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord, waarbij belanghebbende aanvoert dat de Scandinavische rekenmethode niet had mogen worden toegepast en dat de CO2-uitstoot te hoog is vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht de Scandinavische rekenmethode heeft toegepast, omdat de benodigde documenten voor een lagere CO2-uitstoot ontbraken. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, maar past de proceskostenvergoeding aan, omdat deze in de bezwaarfase te laag was vastgesteld. De totale proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op € 1.585, en het griffierecht van € 184 dat in beroep is geheven, moet aan belanghebbende worden vergoed.