Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 10 mei 2023, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 15 februari 2023;
- de memorie van grieven van [appellante], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de chauffeur.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
overurenvan de werknemer worden meegeteld voor de berekening van de vergoeding die verschuldigd is uit hoofde van het jaarlijks verlof met behoud van loon, wijst het HvJEU erop dat vanwege het uitzonderlijke en onvoorspelbare karakter ervan, vergoedingen voor gemaakte overuren in beginsel geen deel uitmaken van het gewone loon waarop de werknemer tijdens de in artikel 7, lid 1, van de Richtlijn bedoelde jaarlijkse vakantie met behoud van loon aanspraak kan maken. Wanneer de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de werknemer vergen dat hij op regelmatige basis overuren maakt, en de vergoeding daarvan een belangrijk onderdeel vormt van de totale vergoeding die hij voor zijn beroepsactiviteit ontvangt, moet de vergoeding voor overuren echter worden meegeteld voor het gewone loon waarop hij tijdens de in artikel 7, lid 1, van de Richtlijn bedoelde jaarlijkse vakantie met behoud van loon recht heeft, zodat hij tijdens zijn vakantie economische voorwaarden geniet die vergelijkbaar zijn met die welke hij tijdens de uitoefening van zijn werk geniet (HvJEU 13 september 2018, C-385/17, ECLI:EU:C:2018:1018 (Hein/Holzkamm), punten 46 en 47).
een belangrijk onderdeel van de totale vergoeding”, als de overwerkvergoedingen die de chauffeur betaald krijgt (130% vergoeding als er doordeweeks wordt overgewerkt en de 30% toeslag voor tijd-voor-tijd) tezamen minimaal 25% van het totale bruto jaarsalaris bedragen. Met die overweging heeft de kantonrechter ten onrechte geen rekening gehouden.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 15 februari 2023;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de chauffeur begroot op € 3.211,- en € 178,- aan nakosten;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.