Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[verweerder 1] (overleden),
2.[verweerder 2],
3.[belanghebbende 1],
4.[belanghebbende 2],
5.[belanghebbende 3],
6.de Staat der Nederlanden (Raad voor de rechtspraak)
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van [verzoekster], met producties, dat door het hof is ontvangen op 3 juli 2023;
- het verweerschrift van [verweerder 2], met producties, dat door het hof is ontvangen op 23 mei 2024;
- het verweerschrift van de Staat en [belanghebbende 3], met producties, dat door het hof is ontvangen op 30 mei 2024;
- het verweerschrift van [belanghebbende 1], dat door het hof is ontvangen op 3 juni 2024.
3.Achtergrond van de zaak
4.Het verzoek van [verzoekster] om een voorlopig getuigenverhoor
5.De beoordeling
[belanghebbende 3] is geen belanghebbende
- Op 2 november 2009 schrijft [verweerder 1] aan [verweerder 2]: “
- Op dezelfde dag antwoordt [verweerder 2] aan [verweerder 1]: “
- a) De door [verzoekster] geschetste wijze waarop zij de e-mails van 2 november 2009 en de verklaring heeft verkregen is omgeven door anonimiteit: een anonieme persoon heeft kopieën van deze e-mails in de brievenbus van [verzoekster] gegooid en deze persoon heeft later, via een anonieme e-mail, een verklaring naar [verzoekster] gestuurd inhoudend dat hij (of zij) de map met de e-mails van 2 november 2009 had gekregen van een andere persoon die ook anoniem wil blijven. Dit alles maakt dat de herkomst van e-mails van 2 november 2009 en de verklaring moeilijk controleerbaar is.
- b) Gelet hierop mocht verwacht worden dat [verzoekster] in ieder geval volledige openheid van zaken zou geven voor zover zij dat kon doen. Daarom mocht worden verwacht dat zij niet alleen de tekst van de (anonieme) verklaring in het geding zou brengen, maar ook de e-mail waarmee die was gestuurd, zodat die door de wederpartij kon worden bekeken en te zien zou zijn van welk (anoniem) e-mailadres de verklaring was gestuurd en aan welk e-mailadres (en dus aan wie) het bericht was gericht. [verzoekster] heeft die e-mail ook niet alsnog in het geding gebracht nadat [verweerder 2] c.s. een punt hadden gemaakt van het ontbreken ervan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de advocaat van) [verzoekster] in de spreekaantekeningen wel het e-mailadres onthuld vanwaar de verklaring was verzonden ([emailadres]), maar dat was op een zodanig laat moment in de procedure, dat het voor [verweerder 2] c.s. niet meer mogelijk was om enig onderzoek te doen naar dat e-mailadres. Bovendien blijft nog altijd in nevelen gehuld waarom de e-mail waarmee de verklaring was gestuurd niet in het geding is gebracht. Daarbij komt dat de verklaring van [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling ook niet veel helderheid kon verschaffen: [verzoekster] verklaarde dat zij digibeet is, dat zij zelf geen computer heeft en alles moet doen via de computer van haar vriend, en dat zij er verder ook niet meer vanaf weet.
- c) In de tweede e-mail van 2 november 2009 (zie hiervoor bij 5.12) schrijft [verweerder 2] aan [verweerder 1]: “
- d) In het dossier bevinden zich kopieën van e-mails die [verweerder 2] op 14 en 22 oktober 2009 heeft verstuurd (productie B 11, overgelegd door [verzoekster]) waarvan vaststaat dat die daadwerkelijk van [verweerder 2] afkomstig zijn. [verweerder 2] c.s. hebben erop gewezen dat het uiterlijk van die e-mails verschilt van de e-mail die [verweerder 2] op 2 november 2009 aan [verweerder 1] zou hebben verstuurd: het lettertype is anders en de lay-out verschilt doordat de berichten van 2 november 2009 boven en onder de tekst meer witregels bevatten. [verzoekster] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling niet betwist. Zij heeft in het geheel niet op gereageerd op de stelling dat het lettertype anders is en de lay-out verschilt.
- e) De advocaat van [verweerder 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij kort daarvoor hadden ontdekt dat er ook een verschil zit de tekst van de disclaimer die te zien is onder de e-mail van [verweerder 2] van 22 oktober 2009 en die onder de e-mail van 2 november 2009. De e-mail van 22 oktober 2009, waarvan vaststaat dat die door [verweerder 2] is gestuurd, bevat de zin “
6.Beslissing
- bepaalt dat [belanghebbende 3] geen belanghebbende is in deze procedure;
- bepaalt dat [belanghebbende 2] geen belanghebbende is in deze procedure;
- wijst het verzoek van [verzoekster] af;
- veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van [verweerder 2], tot op heden begroot op € 2.428,- voor kosten advocaat;
- veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van [belanghebbende 1], tot op heden begroot op € 2.428,- voor kosten advocaat;
- veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van de Staat en [belanghebbende 3], tot op heden voor hen samen begroot op € 2.428,- voor kosten advocaat.