Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 3 september 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.”
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag van € 69,10, bestaande uit € 2,60 parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten, werd opgelegd op 22 januari 2022. De Heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank Rotterdam, die op 24 augustus 2023 het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde dat zij op het moment van de naheffingsaanslag bezig was met het onmiddellijk laden en lossen van goederen, in dit geval eten voor haar dochter die in quarantaine zat. De rechtbank oordeelde echter dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van onmiddellijk laden en lossen, zoals gedefinieerd in de Gemeentewet en de gemeentelijke verordening. De Heffingsambtenaar had foto’s overgelegd die volgens hem aantonen dat er geen laad- of losactiviteit was. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2024 was belanghebbende niet aanwezig. Het Gerechtshof Den Haag bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van onmiddellijk laden en lossen. De rechtbank heeft begrip voor de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om de juridische definitie van laden en lossen te vervullen. De uitspraak werd op 3 september 2024 openbaar gemaakt.