ECLI:NL:GHDHA:2024:1987
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 1 maart 2023. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, waarbij de Heffingsambtenaar de waarde op 1 januari 2020 heeft vastgesteld op € 491.000 voor het kalenderjaar 2021. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [Y], heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag, maar de Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna [Y] hoger beroep heeft ingesteld.
Het Hof heeft allereerst ambtshalve beoordeeld of het hoger beroep ontvankelijk is. De kernvraag was of [Y] gemachtigd was om namens de belanghebbende het hoger beroep in te stellen. Het Hof heeft vastgesteld dat er twijfels bestonden over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y], omdat de overgelegde machtiging niet recent genoeg was en niet specifiek op naam van de belanghebbende was gesteld. Ondanks verzoeken van het Hof om een recente machtiging te overleggen, heeft [Y] hieraan niet voldaan.
Uiteindelijk heeft het Hof geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen bewijs was van een geldige machtiging. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de Heffingsambtenaar in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.