ECLI:NL:GHDHA:2024:1986
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 17 juli 2023. De zaak betreft een geschil over de waardering van een onroerende zaak voor de onroerende-zaakbelastingen. De Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 324.000 per 1 januari 2019. Belanghebbende, vertegenwoordigd door [Y], heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag. Na een reeks van procedures, waarbij de Rechtbank het beroep ongegrond verklaarde, heeft [Y] hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft allereerst de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. De vraag was of [Y] gemachtigd was om namens belanghebbende hoger beroep in te stellen. Het Hof heeft vastgesteld dat er twijfels bestonden over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y], omdat de overgelegde machtiging niet recent genoeg was en niet specifiek op naam van belanghebbende was gesteld. Ondanks verzoeken van het Hof om een recente machtiging te overleggen, heeft [Y] hieraan geen gevolg gegeven.
Uiteindelijk heeft het Hof geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vereiste machtiging ontbrak. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een geldige en actuele machtiging voor gemachtigden in bestuursrechtelijke procedures.