Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
[appellant 2] ,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 1 augustus 2022, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 mei 2022 (hierna: het vonnis);
- het arrest van dit hof van 13 september 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 oktober 2022, met daaraan gehecht de foto’s die door [verweerster] ter zitting zijn overgelegd;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [verweerster] , met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- ten opzichte van [verweerster] geldt de klachtplicht van artikel 6:89 BW en 7:23 lid 1 BW niet;
- op basis van de verkoopbrochure mocht [appellant 1] c.s. er in beginsel van uitgaan dat het gebruik van de tuin met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan in overeenstemming was;
- gelet op de wetenschap die [verweerster] had over de bestemming van de gronden en in het bijzonder over de Ruimte-voor-Ruimte regeling uit 2009, kon in beginsel van [verweerster] worden verwacht dat zij aan [appellant 1] c.s. expliciet had medegedeeld dat op een deel van de gronden geen burgerbestemming, maar een agrarische bestemming rustte;
- toch kan niet geoordeeld worden dat [verweerster] onzorgvuldig en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [appellant 1] c.s., gelet op de volgende bijzondere omstandigheden:
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Je kunt hier zo bouwen, je hebt geen vergunning nodig”. Daarmee heeft [verweerster] volgens [appellant 1] c.s. geïmpliceerd dat er sprake was van een bouwblok waarbinnen gebouwen mochten worden opgericht, terwijl zij wist dat het bouwblok in werkelijkheid was verdwenen ten gevolge van de Ruimte-voor-Ruimte regeling uit 2009. [appellant 1] c.s. stelt dat [verweerster] zich, gelet op de bouwplannen van [appellant 1] c.s., ervan had moeten vergewissen of [appellant 1] c.s. wel over de juiste informatie beschikte over de bestemming van de gronden. Door haar handelswijze heeft [verweerster] volgens [appellant 1] c.s. onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens hem gehandeld.
- [appellant 1] c.s. de klachtplicht van artikel 7:23 lid 1 BW heeft geschonden, terwijl de vordering bovendien is verjaard op grond van artikel 7:23 lid 2 BW dan wel art. 3:317 BW, en
- [appellant 1] c.s. zijn recht heeft verwerkt en
- [verweerster] haar aansprakelijkheid in de verkoopbrochure heeft uitgesloten.
- bollengrondcompensatie: € 56.145,-,
- te veel betaalde koopprijs: € 93.000,-, althans € 84.934,-,
- gederfde waardeontwikkeling: € 48.657,21,
- te veel betaalde hypotheekrente: € 12.810,-,
- kosten taxaties […] Makelaars Hillegom en CNB: € 1.694,-,
volledigaan [appellant 1] c.s. moet worden toegerekend. De getoonde plankaart is blijkens productie 39 van [appellant 1] c.s. (waar [verweerster] in punt 4 van de memorie van antwoord ook van uit gaat) is niet heel duidelijk; een legenda ontbreekt. In het licht van het feit dat [appellant 1] c.s. de plankaart bekeek met een door [verweerster] veroorzaakte verkeerde verwachting dat de gehele grond “burgerbestemming” had en in aanmerking genomen dat [appellant 1] c.s. de kaarten bekeek met de focus op het bouwblok, kan niet worden geoordeeld dat de verkeerde voorstelling van zaken volledig aan de eigen schuld van [appellant 1] c.s. te wijten is. Het hof stelt de mate van eigen schuld van [appellant 1] c.s. gelet op alle hier besproken omstandigheden vast op 30%. Een bedrag van (€ 44.694,- x 30% =) € 13.408,20 moet daarom wegens eigen schuld voor rekening van [appellant 1] c.s. blijven.
7.Beslissing
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 mei 2022 voor zover de door [appellant 1] c.s. tegen [verweerster] ingestelde vordering daarin is afgewezen, en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [appellant 1] c.s. van een bedrag van € 26.285,80 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 oktober 2015 tot aan de dag van algehele voldoening,
- veroordeelt [verweerster] tot betaling van een bedrag van € 3.432,17 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit arrest tot aan de datum van algehele voldoening, en
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- bekrachtigt het vonnis, voor zover tussen partijen gewezen, voor het overige;
- compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep tussen partijen, zodanig dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.