Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Beschikking van 22 oktober 2024
de Russische Federatie,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vernietiging van een arbitraal vonnis. De opposante, de Russische Federatie, heeft verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier tot heffing van een griffierecht van € 13.124. Dit griffierecht was gebaseerd op de waarde van de vordering die in de arbitrage aan de orde was, welke meer dan € 1.000.000 bedroeg. De opposante heeft aangevoerd dat in zaken waarin uitsluitend vernietiging van een arbitraal vonnis wordt gevorderd, het griffierecht moet worden vastgesteld op basis van een vordering van onbepaalde waarde, en heeft verzocht om het griffierecht te verlagen naar € 798.
De griffier heeft echter betoogd dat de schadevergoeding die in het arbitraal vonnis is toegekend, een bedrag van USD 4.222.875.858,81 betreft, wat een financieel belang van meer dan € 3.900.000.000 met zich meebrengt. Het hof heeft in zijn beoordeling verwezen naar de relevante wetgeving, met name artikel 3 lid 5 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz), en eerdere uitspraken van de Hoge Raad. Het hof concludeert dat voor de berekening van het griffierecht moet worden aangeknoopt bij de waarde van de vordering waarover arbiters hadden te beslissen, en dat de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis niet kan worden aangemerkt als een vordering van onbepaalde waarde.
Uiteindelijk heeft het hof het verzet van de opposante ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de griffier om het griffierecht vast te stellen op € 13.124 in stand blijft. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.