Uitspraak
1.Feiten en procesverloop
2.Beoordeling van het verzet
3.Beslissing
6 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een verzetprocedure op basis van artikel 29 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). Mr. D.M. de Knijff, advocaat bij de Hoge Raad, verzoekt om correctie van de hoogte van het griffierecht dat in cassatie is geheven. De zaak betreft een vordering van de curator c.s. tegen ING Bank N.V. over de geldigheid van een pandrecht op auteursrechten van software ontwikkeld door de gefailleerde. De curator c.s. vorderen een verklaring voor recht dat ING geen geldig pandrecht heeft, terwijl ING in reconventie een verklaring voor recht vordert dat zij wel een rechtsgeldig pandrecht heeft en veroordeling van de curator tot afdracht van de verkoopopbrengst van de auteursrechten.
De griffier heeft het griffierecht vastgesteld op € 6.591,--, gebaseerd op de veronderstelling dat de vordering meer dan € 100.000,-- bedraagt. Mr. De Knijff komt in verzet tegen deze beslissing, stellende dat de vordering van de curator c.s. van onbepaalde waarde is, waarvoor een lager griffierecht van € 811,-- zou moeten gelden. De Hoge Raad overweegt dat de hoogte van het griffierecht moet worden bepaald aan de hand van de waarde van de vordering waarover de rechter had te beslissen. Aangezien zowel de vordering van de curator c.s. als die van ING meer dan € 100.000,-- bedraagt, is de griffierechtstelling door de griffier terecht.
De Hoge Raad verklaart het verzet ongegrond, wat betekent dat het eerder vastgestelde griffierecht blijft staan. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze.