ECLI:NL:GHDHA:2024:1800
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep belastingrente en de rechtmatigheid van het minimumpercentage
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] Ltd. tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de Rechtbank het bezwaar van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag en de in rekening gebrachte belastingrente ongegrond heeft verklaard. De belastingrente is in rekening gebracht over de periode van 1 januari 2017 tot en met 16 december 2021, waarbij het minimumpercentage van 4% werd gehanteerd. Belanghebbende heeft in beroep gesteld dat dit percentage in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), alsook met artikelen 6 en 7 EVRM en artikel 49, lid 3 van het EU Handvest. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de belastingrente conform de wettelijke regels is berekend en dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last voor belanghebbende. Het Hof bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de wetgever binnen zijn beoordelingsvrijheid is gebleven bij het vaststellen van het minimumpercentage. Het Hof concludeert dat de belastingrente niet kan worden aangemerkt als een 'criminal charge' en dat er geen strijdigheid is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.