ECLI:NL:GHDHA:2024:1618

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
200.319.333/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen tot vernietiging van arbitrale vonnissen wegens bedrog en gebrek aan motivering afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vorderingen van Brodosplit-Brodogradilište Specijalnih Objekata D.O.O. (BSO) tot vernietiging van arbitrale vonnissen die zijn gewezen in een geschil met Star Clippers LTD. BSO vorderde de vernietiging van een deelvonnis en een eindvonnis, beide gewezen in een arbitrageprocedure. De arbitrage was aangespannen door BSO tegen Star Clippers, waarbij BSO betaling vorderde van een laatste termijn van € 1 miljoen voor de levering van masten en tuigage. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van BSO niet slagen, omdat geen van de aangevoerde vernietigingsgronden standhoudt. Het hof heeft vastgesteld dat het scheidsgerecht zich niet heeft laten beïnvloeden door bedrog en dat de motivering van de arbitrale vonnissen voldoende was. BSO had eerder een arbitrageprocedure aangespannen waarin het scheidsgerecht oordeelde dat Star Clippers de overeenkomst rechtmatig had opgezegd. De vordering van BSO tot vernietiging van het deelvonnis is afgewezen, evenals de vordering tot vernietiging van het eindvonnis, dat op dezelfde gronden is gebaseerd. Het hof heeft BSO veroordeeld in de proceskosten van beide zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummers hof : 200.319.333/01 en 200.325.022/01
Arrest van 24 september 2024
in de zaak van
Brodosplit-Brodogradilište Specijalnih Objekata D.O.O.,
gevestigd in Split, Kroatië,
eiseres,
advocaat: mr. E.C.G. Klinkhamer, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
Star Clippers LTD.,
gevestigd in Nassau (Bahama’s),
gedaagde,
advocaat: mr. S. Derksen, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna BSO en Star Clippers noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
BSO heeft een arbitrageprocedure aangespannen tegen Star Clippers. In deze procedure heeft het scheidsgerecht op 13 juli 2022 een deelvonnis en op 8 december 2022 een eindvonnis gewezen. BSO vordert vernietiging van beide vonnissen.
1.2
Het hof wijst de vorderingen van BSO af. Naar het oordeel van het hof slaagt geen van de door BSO aangevoerde vernietigingsgronden.

2.Procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure in zaak 200.319.333 blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van BSO van 12 oktober 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord van Star Clippers van 7 maart 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek van BSO van 12 september 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van dupliek van Star Clippers van 24 oktober 2023.
2.2
Het verloop van de procedure in zaak 200.325.022 blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van BSO van 6 maart 2023, met bijlagen, waarin BSO ook een incident tot voeging van deze zaak met zaak 200.319.333 heeft geopend;
  • een antwoordconclusie in het incident van Star Clippers van 18 april 2023;
  • het arrest van het hof van 11 juli 2023, waarin het hof de voeging van zaak 200.325.022 met zaak 200.319.333 heeft bevolen;
  • de conclusie van antwoord van Star Clippers van 24 oktober 2023.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Star Clippers, een rederij die cruises op klassieke zeilschepen aanbiedt, heeft met de werf Brodogradevna Industrija Split, dioničko društvo (hierna: Brodosplit) een overeenkomst gesloten voor de bouw van een zeilschip. Voor de levering van de masten en tuigage van het schip heeft Star Clippers een overeenkomst gesloten met BSO (hierna: de Supply Agreement). BSO is een dochtermaatschappij van Brodosplit. De prijs van de masten en tuigage bedroeg € 3.421.984,34, betaalbaar in drie termijnen, waarvan de laatste termijn van € 1 miljoen moest worden betaald bij levering van het schip. BSO heeft de masten en de tuigage geleverd. Star Clippers heeft de eerste twee termijnen betaald. De laatste termijn van € 1 miljoen heeft zij niet betaald.
3.2
Tussen Star Clippers en Brodosplit is een geschil ontstaan over de bouw van het schip. Dit heeft ertoe geleid dat Star Clippers en Brodosplit over en weer de overeenkomst inzake de bouw van het schip hebben opgezegd. BSO had toen de masten en de tuigage van het schip al geleverd. Brodosplit heeft de masten en de tuigage geplaatst op het schip en het schip overgedragen aan een andere dochtermaatschappij, die met het schip is gaan varen.
3.3
Het geschil tussen Star Clippers en Brodosplit over de bouw van het schip is beslecht in een arbitrageprocedure (hierna: arbitragezaak 19.006). In die arbitragezaak heeft het scheidsgerecht in het eindvonnis van 15 februari 2021 geoordeeld dat Star Clippers de overeenkomst inzake de bouw van het schip rechtmatig had opgezegd en Brodosplit veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 13 miljoen. Van die schadevergoeding van € 13 miljoen is een bedrag van € 3.421.984,34 toegekend als vergoeding voor het bedrag dat Star Clippers moest betalen aan BSO voor de masten en de tuigage. Met betrekking tot de termijn van € 1 miljoen die Star Clippers nog niet had betaald aan BSO heeft het scheidsgerecht in arbitragezaak 19.006 overwogen:
“According to Brodosplit Star Clippers admits that it has not actually incurred the amount of € 3,421,984 because it still owes an amount of € 1,000,000 to BSO under the Supply Agreement. To date, Star Clippers has - according to its own submission - only incurred costs in the amount of € 2,421,984. Star Clippers, however, announces that it will pay the outstanding instalment of € 1,000,000 to BSO under the Supply Agreement if the Tribunal in this arbitration finds that Brodosplit validly terminated the Shipbuilding Agreement. In view thereof, Brodosplit agrees with Star Clippers’ calculation for this item. There was no further discussion on this item. The Tribunal assumes that Star Clippers will also pay the outstanding instalment of € 1,000,000 to BSO in the situation (ascertained by this Award) that Star Clippers validly terminated the Shipbuilding Agreement. The claim for this amount is awarded.”
3.4
Brodosplit heeft in een procedure bij dit hof vernietiging van dit eindvonnis gevorderd. Deze vordering is afgewezen bij arrest van dit hof van 13 september 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:1698). Het cassatieberoep van Brodosplit tegen dit arrest is verworpen door de Hoge Raad bij arrest van 19 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:58).
3.5
Star Clippers heeft in 2021 beslag gelegd op het schip. Ter opheffing van het beslag heeft Brodosplit in juli 2021 een bedrag van € 6,9 miljoen aan Star Clippers betaald.
3.6
Ook tussen BSO en Star Clippers is een geschil ontstaan. BSO heeft een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt tegen Star Clippers, volgens de UNUM (voorheen: TAMARA) regels, met Rotterdam als plaats van arbitrage (hierna: arbitragezaak 19.012). In deze arbitrageprocedure vorderde BSO betaling van de laatste termijn van € 1 miljoen voor de levering van de masten en de tuigage.
3.7
In een tussenvonnis van 10 september 2021 in deze arbitragezaak (hierna: het tussenvonnis) heeft het scheidsgerecht, kort samengevat, het volgende overwogen. De verplichting tot betaling van de laatste termijn van € 1 miljoen op grond van de Supply Agreement is afhankelijk van de levering van het schip door Brodosplit aan Star Clippers. Deze voorwaarde is niet vervuld. BSO kan haar vordering tot betaling van de laatste termijn evenmin baseren op artikel 6:258 BW. De vordering van BSO kan niettemin worden toegewezen op grond van de redelijkheid en billijkheid, als Star Clippers het volledige bedrag van € 3.421.984,- voor de levering van de masten en de tuigage van Brodosplit heeft ontvangen. Het scheidsgerecht heeft dit als volgt verwoord:
“7.49 Under these circumstances, the Tribunal holds that, on the basis of the principles of reasonableness and fairness, BSO’s claim for payment of the final instalment should be awarded if Star Clippers received, or receives, payment of the EUR 3.421,984 that Brodosplit must pay to Star Clippers for the masts and the rigging under the Final Award in UNUM Case No. 19.006. The Tribunal notes in this respect that Brodosplit was ordered to pay to Star Clippers, in as far as relevant for present purposes, both the amount of EUR 2,421,984 that Star Clippers had already paid to BSO for the masts and the rigging and the amount of EUR 1,000,000 that the tribunal in that case considered to be an outstanding instalment. The Tribunal holds that BSO’s claim for payment of the final instalment could be awarded only if and when Star Clippers received or receives payment of these two amounts from Brodosplit, totalling EUR 3,421,984.”
3.8
Het scheidsgerecht heeft partijen opgedragen om een schikking te treffen op basis van de overwegingen in het tussenvonnis. Daarop heeft Star Clippers aan BSO aangeboden om haar vordering van € 1 miljoen plus rente op Brodosplit aan BSO te cederen. Dit aanbod heeft BSO afgewezen. Vervolgens heeft Star Clippers op de zitting van het scheidsgerecht van 23 maart 2022 in arbitragezaak 19.012 verklaard dat het onvoorwaardelijk afstand deed van haar vordering van € 1 miljoen op Brodosplit. De advocaat van Star Clippers heeft deze ‘waiver’ schriftelijk bevestigd in een e-mail van 25 maart 2022 aan de advocaat van Brodosplit en BSO. De advocaat van Brodosplit en BSO heeft de ‘waiver’ afgewezen met een beroep op artikel 6:160 BW. Vervolgens heeft Star Clipper de volgende eenzijdige verklaring afgegeven:
“Star Clippers hereby without any reservations expressly declares that (i) it considers the EUR 1 million Claim validly waived pursuant to the Waiver, and (ii) it will not take any enforcement action aimed to receive payment of the EUR 1 million Claim (the “Declaration”). Enforcement of the EUR 1 million Claim will against the background of this Declaration contravene article 6:2(2) DCC and will therefore be precluded by mandatory law. With the issuance of the Declaration Star Clippers can no longer exercise its right of enforcement (heeft haar recht verwerkt) even if one assumes that the Waiver did not have legal effect".
3.9
Omdat partijen er niet in waren geslaagd een schikking te treffen, is de procedure hervat. Het scheidsgerecht heeft op 13 juli 2022 een deelvonnis gewezen (hierna: het deelvonnis), waarin het onder meer het volgende heeft overwogen:
“5.22 The current situation is that, as far as the Tribunal was informed, the only payment made by Brodosplit that could arguably be held to have been a payment under the Final Award in UNUM Case 19.006, is the payment of EUR 6.9 million on 15-16 July 2021. Brodosplit did not voluntarily make this payment in an attempt to comply with the Final Award. To the contrary, the payment was coerced by Star Clippers through the enforcement of a mortgage on the Vessel. As to the nature and purport of the payment by Brodosplit, BSO has made various, somewhat contradictory statements, one of which being that the payment was made "under the mortgage agreement and not under the arbitral award of UNUM 19.006" (…).
5.23
The Tribunal notes that, in its Interim Award, it expressly instructed the Parties to try and settle their dispute on the basis of the considerations in that award (…).
5.24
In line with such instruction, Star Clippers proceeded to offer BSO (again) an assignment of EUR 1 million of its claim against Brodosplit, which assignment would have taken away the risk that Star Clippers could enforce the Final Award to a greater extent than had been intended. BSO rejected this proposal (see Star Clippers' Submission dated 27 April 2022, paragraph 6). Star Clippers had made a similar proposal in March 2021, which was not accepted by BSO (…).
5.25
Star Clippers then offered to waive its EUR 1 million claim against Brodosplit for no consideration (afstand om niet), which would again have eliminated the risk of Star Clippers being able to enforce the Final Award to its full, unintended extent (…). Brodosplit, represented by the same counsel as BSO in the current arbitration, stated to refuse to accept such waiver. Without determining whether the intended waiver has legal effect in the legal relationship between Star Clippers and Brodosplit, the Tribunal notes that it was not provided with a prima facie convincing justification for the refusal of such waiver.
5.26
That being said, when Brodosplit refused the waiver, Star Clippers proceeded to expressly and without any reservation declaring that it will not take any enforcement action aimed to receive payment of the EUR 1 million Claim (which Star Clippers defines as "its claim of "EUR 1,000,000 to be increased by statutory interest as of 25 June 2019 up to the date of full payment" under the UNUM 19.006 Final Award relating to the awarded compensation for the masts, yards, and rigging").
5.27
Taking into account the foregoing, the Tribunal accepts this declaration and considers that it sufficiently takes away the risk that Star Clippers will in the end receive more in damages (on the basis of the Final Award in UNUM Case 19.006) than what Star Clippers is actually entitled to. With this declaration, the legal basis for the Tribunal’s reasoning in the Interim Award, aimed at preventing such unintended result from the Final Award, no longer holds. The situation is different now than it was at the time of the Interim Award. In the opinion of the Tribunal, the current set of prevailing facts and circumstances no longer justifies that BSO's claim is awarded, if only conditionally, on the basis of the supplementary effect of reasonableness and fairness. The Tribunal’s analysis is therefore concluded by what was stated in paragraph 7.39 of the Interim Award. Without the application of article 6:248 (1) DCC to the case at hand in order to prevent an unintended and unreasonable potential consequence of the UNUM 19.006 Final Award (based on the Supply Agreement), BSO's claim for payment of the last instalment of the Contract Price pursuant to the Supply Agreement is to be denied.”
3.1
In het deelvonnis heeft het scheidsgerecht de vordering van BSO tot betaling van de laatste termijn van € 1 miljoen afgewezen, en de beslissing over de beslag- en proceskosten aangehouden, zodat partijen zich daarover nog konden uitlaten. BSO heeft geen overzicht van haar kosten ingediend, en zich niet uitgelaten over het overzicht van de kosten van Star Clippers. BSO heeft het scheidsgerecht bij e-mail van 19 juli 2022 medegedeeld dat zij een procedure tot vernietiging van het deelvonnis had ingesteld, omdat het deelvonnis was gebaseerd op “
fraudulous and/or false information”, onder verwijzing naar een bladzijde uit een bijlage waarin een “pre-faillissement” vordering van Star Clippers op Brodosplit op basis van het eindvonnis in arbitragezaak 19.006 werd gespecificeerd. Naar aanleiding daarvan heeft het scheidsgerecht in het eindvonnis van 8 december 2022 (hierna: het eindvonnis) het volgende overwogen:
“3.5 BSO’s reference to page 177 of a 192-pages enclosure, without any explanation or substantiation and without a request to the Tribunal to take any specific action, is deemed by the Tribunal to be an insufficient basis for it to take any action. BSO did not inform the Tribunal, inter alia, when BSO received the document (…), why it was not submitted to the Tribunal prior to the rendering of the Partial Award (or why BSO did not request permission to do so prior to the rendering of the Partial Award), why the submission of this pre-bankruptcy claim by Star Clippers constitutes a fraud (e.g. why the pre-bankruptcy claim as submitted by Star Clippers would likely or necessarily result in a situation incompatible with Star Clipper’s undertaking “that it will not enforce the EUR 1 million Claim”), and what BSO would like the Tribunal to do with the suggestion of fraud”.
3.11
Bij e-mail van 23 augustus 2022 heeft het scheidsgerecht partijen medegedeeld dat het dossier werd gesloten en het scheidsgerecht binnen zes weken een eindvonnis zou wijzen. In deze e-mail heeft het scheidsgerecht verder twee mededelingen gedaan ten aanzien van mogelijke redenen voor wraking in de zin van artikel 1034 Rv, te weten dat de advocaat van Star Clippers recent had opgetreden in een arbitrageprocedure tegen een partij die werd bijgestaan door een van de arbiters, en dat een kantoorgenoot van de advocaat van Star Clippers optrad als advocaat van een van de gedaagden in een procedure waarin een andere gedaagde werd bijgestaan door een van de arbiters. Het scheidsgerecht heeft partijen medegedeeld dat het deze beide situaties niet zag als een bedreiging voor de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van het scheidsgerecht. BSO heeft het scheidsgerecht gewraakt en daartoe een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. Bij vonnis van 10 november 2022 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
3.12
In het eindvonnis heeft het scheidsgerecht de vordering van BSO tot vergoeding van de beslagkosten afgewezen, de kosten van de arbitrage vastgesteld en bepaald dat 85% van die kosten door BSO moet worden gedragen en 15% door Star Clippers. Verder heeft het scheidsgerecht BSO veroordeeld tot betaling van de kosten van juridische bijstand van Star Clippers.

4.Vorderingen

4.1
BSO vordert in zaak 200.319.333 vernietiging van het deelvonnis, met veroordeling van Star Clippers in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente. In zaak 200.325.022 vordert BSO vernietiging van het eindvonnis, met veroordeling van Star Clippers in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2
In zaak 200.319.333 vordert BSO vernietiging van het deelvonnis op drie gronden:
  • het deelvonnis is in strijd met de openbare orde, omdat het tot stand is gekomen onder invloed van bedrog (artikel 1065 lid 1, aanhef en onder e Rv);
  • het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden (artikel 1065 lid 1, aanhef en onder c Rv);
  • het deelvonnis is niet met redenen omkleed (artikel 1065 lid 1, aanhef en onder d Rv).
4.3
In zaak 200.325.022 vordert BSO vernietiging van het eindvonnis op dezelfde gronden, omdat het eindvonnis is gebaseerd op het deelvonnis. Omdat het deelvonnis moet worden vernietigd, kan ook het eindvonnis niet in stand blijven, aldus BSO.
4.4
Star Clippers voert verweer in beide zaken en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van BSO, met veroordeling van BSO in de proceskosten. In zaak 200.319.333 vordert Star Clippers daarnaast veroordeling van BSO in de nakosten, vermeerdering van de proceskosten met wettelijke rente en uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

5.Beoordeling

Geen bedrog

5.1
Als een arbitraal vonnis tot stand is gekomen onder invloed van bedrog, kan dat grond opleveren voor het oordeel dat het vonnis in strijd is met de openbare orde zoals bedoeld in artikel 1065 lid 1 aanhef en onder e Rv (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1645). Volgens BSO heeft Star Clippers bedrog gepleegd door opzettelijk een onjuiste verklaring af te geven. De verklaring van Star Clippers dat zij geen maatregelen zal nemen tot tenuitvoerlegging van de vordering van € 1 miljoen op Brodosplit is immers onjuist gebleken, omdat Star Clippers na het afgeven van deze verklaring deze vordering in de pre-faillissement procedure van Brodosplit heeft ingediend.
5.2
Star Clippers betwist dat laatste niet, maar bestrijdt dat zij daarmee bedrog heeft gepleegd. Zij wijst erop dat de vermelding van de vordering van € 1 miljoen als onderdeel van de uitstaande schuld van Brodosplit in de pre-faillissement procedure feitelijk juist is. Verder stelt zij dat deze specificatie van haar vordering niet kan worden gezien als een executiemaatregel als bedoeld in de verklaring die Star Clippers in arbitragezaak 19.012 heeft afgegeven.
5.3
Het hof oordeelt als volgt. Het eindvonnis is tot stand gekomen onder invloed van de verklaring van Star Clippers dat zij geen maatregelen zal nemen tot tenuitvoerlegging van de vordering op Brodosplit van € 1 miljoen uit hoofde van het eindvonnis in arbitragezaak 19.006 (“
that it will not take any enforcement action aimed to receive payment of the EUR 1 million Claim”, zie 5.26 van het deelvonnis, hiervoor aangehaald onder 3.9). Het scheidsgerecht heeft deze verklaring aanvaard en vastgesteld dat daarmee voldoende zeker is gesteld dat Star Clippers niet meer schadevergoeding zal ontvangen op basis van het eindvonnis in arbitragezaak 19.006 dan waar zij recht op heeft
(
The Tribunal accepts this declaration and considers that it sufficiently takes away the risk that Star Clippers will in the end receive more in damages (on the basis of the Final Award in UNUM Case 19.006) than what Star Clippers is actually entitled to”, zie 5.27 van het deelvonnis). Aan deze grondslag van het deelvonnis is niets veranderd. Brodosplit zal deze verklaring nog steeds met succes aan Star Clippers kunnen tegenwerpen als Star Clippers executiemaatregelen neemt om de vordering van € 1 miljoen die voortvloeit uit het eindvonnis in arbitragezaak 19.006 op haar te verhalen. Zo nodig zal ook BSO zich nog steeds met behulp van deze verklaring tegen zulke executiemaatregelen kunnen verzetten. Als de vermelding van de vordering van € 1 miljoen als onderdeel van de uitstaande schuld van Brodosplit in de pre-faillissement procedure dus als een executiemaatregel zou kunnen worden gezien, zullen Brodosplit en BSO zich met een beroep op de verklaring van Star Clippers tegen deze executie kunnen verzetten. Overigens heeft Star Clippers er terecht op gewezen dat de vermelding van de vordering van € 1 miljoen als onderdeel van de uitstaande schuld van Brodosplit alleen een weergave van de stand van zaken is en geen executie van de vordering inhoudt. Er is dus geen sprake van dat het deelvonnis onder de invloed van bedrog tot stand is gekomen.
Geen opdrachtoverschrijding
5.4
Een arbitraal vonnis kan op grond van artikel 1065 lid 1 aanhef en onder c Rv worden vernietigd als het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden. Volgens BSO heeft het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht gehouden omdat het heeft nagelaten te beslissen op een essentieel verweer van BSO. Het gaat BSO om haar verweer dat zij en Brodosplit twee verschillende entiteiten zijn en dat de verklaring van Star Clippers er niet toe leidt dat de vordering die zij op Star Clippers heeft, verdwijnt (dagvaarding in zaak 200.319.333 onder 42). Dit verweer kan echter niet afdoen aan de overwegingen van het scheidsgerecht. In het tussenvonnis heeft het scheidsgerecht geoordeeld dat de verplichting van Star Clippers tot betaling van de laatste termijn van € 1 miljoen op grond van de Supply Agreement afhankelijk is van de levering van het schip door Brodosplit aan Star Clippers en dat deze voorwaarde niet is vervuld. Ook de alternatieve grondslag van de vordering van BSO, die was gebaseerd op artikel 6:258 BW, heeft het scheidsgerecht in het tussenvonnis verworpen. Het scheidsgerecht heeft in het tussenvonnis een opening gelaten voor de vordering van BSO op grond van de redelijkheid en billijkheid, voor het geval Star Clippers het volledige bedrag van € 3.421.984,- voor de levering van de masten en de tuigage van Brodosplit zou ontvangen (zie punt 3.7 van dit arrest). De situatie is echter veranderd door de verklaring van Star Clippers dat zij afstand doet van de vordering op Brodosplit van € 1 miljoen uit hoofde van het eindvonnis in arbitragezaak 19.006 en dat zij geen maatregelen zal nemen om deze vordering te executeren. Naar het oordeel van het scheidsgerecht is daarmee de redelijkheid en billijkheid als grondslag voor de vordering van BSO op Star Clippers komen te vervallen. Ook als het scheidsgerecht het hiervoor genoemde verweer van BSO niet uitdrukkelijk heeft besproken, stuit dat verweer in ieder geval af op deze overwegingen van het scheidsgerecht. Daarmee kan niet worden gezegd dat het scheidsgerecht een essentieel verweer van BSO buiten beschouwing heeft gelaten.
Geen afwezigheid van motivering
5.5
Een arbitraal vonnis kan alleen worden vernietigd op grond van artikel 1065 lid 1, aanhef en onder d als het niet is gemotiveerd dan wel zo gebrekkig is gemotiveerd dat het met een geheel ongemotiveerd vonnis op één lijn moet worden gesteld (HR 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1539). Aan de rechter komt niet de bevoegdheid toe om de motivering van een arbitraal vonnis inhoudelijk te beoordelen. Ook het beroep van BSO op deze vernietigingsgrond faalt. Het deelvonnis is immers uitgebreid gemotiveerd, en deze motivering is geenszins gebrekkig.
Conclusie en proceskosten
5.6
De conclusie is dat de vordering tot vernietiging van het deelvonnis in zaak 200.319.333 niet slaagt. Daarmee faalt ook de vordering tot vernietiging van het eindvonnis in zaak 200.325.022, die volledig steunt op de (gevraagde maar geweigerde) toewijzing van de vordering tot vernietiging van het deelvonnis. Het hof zal BSO als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten in beide zaken.
5.7
Die proceskosten in zaak 200.319.333 begroot het hof op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 12.434,- (2 punten × tarief VIII)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 13.395,-
En in zaak 200.325.022 op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 6.217,- (1 punt × tarief VIII)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) Totaal € 7.178,-

6.Beslissing

Het hof:
in zaak 200.319.333
  • wijst de vordering van BSO af;
  • veroordeelt BSO in de proceskosten, aan de zijde van Star Clippers begroot op € 13.395,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als bedoeld in artikel 6:119 BW als BSO deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als BSO niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze veroordeling heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, BSO de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als bedoeld in artikel 6:119 BW als BSO deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
  • verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

in zaak 200.325.022

  • wijst de vordering van BSO af;
  • veroordeelt BSO in de proceskosten, aan de zijde van Star Clippers begroot op € 7.178,-
- bepaalt dat als BSO niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze veroordeling heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, BSO de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Glazener, J.W. Frieling en H.M.H. Speyart van Woerden en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.