In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 11 februari 2022. De zaak betreft de onroerendezaakbelasting en de vraag of het hoger beroep ontvankelijk is. De Heffingsambtenaar van de gemeente Capelle aan den IJssel had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 261.000 voor het jaar 2021. [Y] maakte bezwaar tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag, maar het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Na een ongegrond verklaard beroep bij de Rechtbank, stelde [Y] hoger beroep in, maar zonder de vereiste machtiging op naam van de belanghebbende. Het Hof oordeelde dat het ontbreken van een geldige machtiging leidde tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het Hof kwam niet toe aan de beoordeling van het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, omdat [Y] niet bevoegd was om het rechtsmiddel aan te wenden. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte en tijdige indiening van machtigingen in bestuursrechtelijke procedures.