ECLI:NL:GHDHA:2023:998

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
200.318.829/01 en 200.318.830/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot voorlopig getuigenverhoor inzake Covid-19 vaccinaties en discriminatie van ongevaccineerden

In deze zaak hebben verzoekers, bestaande uit minderjarigen en jonge meerderjarigen, verzocht om een voorlopig getuigenverhoor van minister [betrokkene 1] en viroloog [betrokkene 2] in verband met claims over de Covid-19 vaccinaties. De verzoekers stellen dat zij onder druk zijn gezet om zich te laten vaccineren en willen bewijs verzamelen voor een mogelijke rechtszaak tegen de Staat der Nederlanden. De rechtbank heeft de verzoeken eerder afgewezen, en het hof bevestigt deze afwijzing. Het hof oordeelt dat de verzoeken niet voldoen aan de eisen van belang en dat er sprake is van misbruik van recht. De verzoekers hebben onvoldoende duidelijkheid gegeven over de feiten die zij willen bewijzen en de context van de uitlatingen van de betrokken getuigen. Het hof wijst erop dat de minister parlementaire immuniteit geniet voor uitspraken gedaan in het parlement. De verzoeken om getuigenverhoren worden afgewezen, en de verzoekers worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummers hof : 200.318.829/01 en 200.318.830/01
Zaaknummers rechtbank : C/09/625281 / HA RK 22-72 en C/09/625366 / HA RK 22-75
Beschikking van 30 mei 2023
in de zaak 200.318.829/01 van
[verzoeker 1]en
[verzoeker 2],
wonend in [woonplaats] en vertegenwoordigd door hun ouders [moeder 1] en [vader] ,
[verzoeker 3],
wonend in [woonplaats] en vertegenwoordigd door zijn moeder [moeder 2] ,
[verzoeker 4],
wonend in [woonplaats] en vertegenwoordigd door haar moeder [moeder 3] ,
verzoekers,
advocaten: mrs. M.E. Terhorst en B. Bos, kantoorhoudend in Alkmaar resp. Hoorn,
tegen
de Staat der Nederlanden(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
zetelend in Den Haag,
verweerder,
advocaten: mrs. S. Heeroma en M.T. Beumers, kantoorhoudend in Den Haag,
en in de zaak 200.318.830/01 van
[verzoeker 5],
wonend in [woonplaats] ,
[verzoeker 6],
wonend in [woonplaats] ,
[verzoeker 7],
wonend in [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaten mrs. M.E. Terhorst en B. Bos, kantoorhoudend in Alkmaar resp. Hoorn,
tegen
de Staat der Nederlanden(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
zetelend in Den Haag,
verweerder,
advocaten: mrs. S. Heeroma en M.T. Beumers, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna ‘verzoekers’ en ‘de Staat’ noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Verzoekers willen in een voorlopig getuigenverhoor minister [betrokkene 1] en een viroloog/talkshowgast horen. Verzoekers zijn minderjarig of jonge meerderjarigen en vinden dat op hen ontoelaatbare druk is uitgeoefend om zich te laten vaccineren. Zij verzoeken de getuigen te horen met het oog op een procedure uit onrechtmatige daad tegen de Staat en/of tegen (een van) deze getuigen vanwege een nieuwe lockdown, onjuiste claims over de werking en veiligheid van corona-vaccins en dreigende uitlatingen en oproepen om ongevaccineerden te discrimineren en haat te zaaien.
1.2
De rechtbank wees de verzoeken af. Het hof wijst de verzoeken ook af. De verzoeken voldoen niet aan de eisen of verzoekers hebben er geen belang bij en de verzoeken leveren misbruik van recht op en zijn strijdig met de goede procesorde.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedures in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de beide beroepschriften van 8 september 2022, waarmee verzoekers in de twee zaken in hoger beroep zijn gekomen van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 juni 2022, met bijlagen;
  • de beide verweerschriften van de Staat;
  • de bijlagen A10 t/m A16 die verzoekers ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in beide zaken hebben overgelegd.
2.2
Op 20 april 2023 zijn beide zaken gelijktijdig mondeling behandeld. De advocaten hebben de zaken toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
Verzoekers in zaak 200.318.829 zijn minderjarig, telkens vertegenwoordigd door minimaal een van hun ouders. Verzoekers in zaak 200.318.830 zijn jonge meerderjarigen.
3.2
Bij verzoekschriften van 4 februari 2022 vroegen verzoekers (samen met nog drie minderjarigen die niet in hoger beroep zijn gegaan) aan de kinderrechter om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, omdat zij verschillende vragen wilden laten beantwoorden over een (indirecte) vaccinatieplicht voor jeugdigen. Zij verzochten daartoe als getuigen te horen: (voormalig demissionair) minister [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), professor dr. [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), een kinderarts, een hoogleraar waarschijnlijkheidsberekening, een psycholoog-statisticus, een psychiater, een psycholoog, een filosoof, een klokkenluider over Pfizer-onderzoeken, en een huisarts/epidemioloog.
3.3
Verzoekers schreven in hun verzoekschriften dat zij zich indirect gedwongen voelen de Covid-19-vaccinatie te laten toedienen terwijl dat inbreuk maakt op hun lichamelijke integriteit en hun persoon. Zij vroegen de kinderrechter om voor hen op onderzoek uit te gaan, aan waarheidsvinding te doen en hen te helpen om na te gaan hoe het medisch en juridisch zit met de indirecte vaccinatieplicht, door de deskundigen en getuigen onder ede te ondervragen. Daarbij verwezen zij naar verschillende publicaties, onder meer over potentiële schade en gevaren van vaccinaties en over zeer kleine risico’s voor jeugdigen op een ernstig beloop van een Covid-19-infectie.
3.4
Verzoekers in de zaak 200.318.230 ( [betrokkene 1] meerderjarigen) noemden in hun verzoekschrift [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als verweerders. Verzoekers in de zaak 200.381.829 (de minderjarigen) noemden in hun verzoekschrift de Staat als verweerder en schreven dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] geacht werden in opdracht van of namens de Staat te hebben gehandeld. Alle verzoekers schreven dat zij met het voorlopig getuigenverhoor bewijs willen verzamelen om mogelijk een verklaring voor recht te vragen dat bepaalde wetten en wetsvoorstellen inzake ‘2G/3G’ onverbindend of onrechtmatig jegens hen zijn. Zij hadden in hun verzoekschriften vragen aan de getuigen geformuleerd over diverse onderwerpen rond (onder meer) Covid-19, zoals over mondkapjes, 1½ meter afstand, hersenspoeling, terminologie, virusstamonderzoeken, vaccin-ontwikkeling, het Pfizer-vaccin, mind-control, de collectieve geestesgesteldheid van jeugdigen en narcolepsie.
3.5
Bij “Aanvullend Verzoekschrift voorlopig getuigen/deskundigenverhoor” van 7 februari 2022 schreven verzoekers aan de kinderrechter dat het voorlopig getuigenverhoor in feite een lokale kwestie betreft, omdat de verzoekers mogelijk willen procederen tegen de gemeenten waarin zij wonen, bijvoorbeeld indien deze niet zouden bevestigen dat zij niet zullen handhaven op de QR-code voor toegang voor jeugdigen.
3.6
Op 16 februari 2022 verwees de kinderrechter beide zaken naar de afdeling Handel van de rechtbank Den Haag, als vermoedelijk bevoegde rechter in de hoofdzaak (de bodemzaak).
3.7
Op 29 april 2022 dienden verzoekers in beide zaken een “Aanvulling Verzoekschrift Voorlopig Getuigenverhoor/Deskundigenverhoor” in, waarin zij hun verzoeken aanpasten en een pedagoog als extra getuige aanmeldden.
3.8
Bij e-mailbericht van 18 mei 2022 en ter zitting van 19 mei 2022 hebben verzoekers concreter en gewijzigd aangevoerd waarop de voorlopige getuigenverhoren onder meer zouden moeten zien.
3.9
De verzoeken zijn bij de rechtbank gelijktijdig mondeling behandeld op 19 mei 2022. Daar benadrukten verzoekers, dat het nodig is om structuur aan te brengen in de vele beschikbare publicaties en dat zij de grote hoeveelheid informatie willen laten trechteren door deskundigen die verstand hebben van de ingewikkelde materie, zodat verzoekers de informatie in een bodemzaak overzichtelijk aan de rechter kunnen overdragen.
3.1
De Staat voerde in beide zaken gemotiveerd verweer. De Staat legde daarbij onder andere adviezen over van de Gezondheidsraad aan minister [betrokkene 1] over Covid-19-vaccinatie van 12- tot en met 17-jarigen, inclusief een lijst van betrokken deskundigen en de wetenschappelijke literatuurverantwoording voor de adviezen.
3.11
Bij beschikking van 9 juni 2022 in beide zaken wees de rechtbank het verzoek af wegens gebrek aan belang, omdat verzoekers niet duidelijk hebben kunnen maken dat er sprake is van feiten die zij nog boven water moeten krijgen voordat zij een bodemprocedure kunnen starten en die tot een beslissing van de zaak kunnen leiden en omdat verzoekers aan de hand van de reeds beschikbare gegevens voldoende in staat moeten zijn om hun proceskansen in een eventuele bodemprocedure in te schatten. De rechtbank veroordeelde zowel de minderjarigen als [betrokkene 1] meerderjarigen in de proceskosten.

4.De verzoeken in hoger beroep

4.1
Verzoekers kwamen in beide zaken in hoger beroep van de beschikking van 9 juni 2022.
Voeging
4.2
Verzoekers hebben verzocht om het hoger beroep in de zaak 200.318.830 te voegen met het hoger beroep in de zaak 200.318.829. Het hof heeft de zaken gelijktijdig mondeling behandeld. Op de zitting hebben verzoekers aangegeven dat het hun niet uitmaakt of de zaken alleen gelijktijdig worden behandeld of dat ook voeging wordt bevolen, als het hof hen maar niet ‘dubbel’ in de proceskosten veroordeelt.
4.3
Het hof zal in deze uitspraak geen voeging van de zaken bevelen. Verzoekers hebben daarbij geen belang. Voor de proceskosten maakt het niet uit.
De omvang van het hoger beroep
4.4
Verzoekers hebben het hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot het horen van de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Daardoor ziet het hoger beroep niet op de afwijzing van de verzoeken tot het horen van de andere voorgestelde getuigen. De afwijzing daarvan door de rechtbank blijft daarom in stand.
De grieven en het in hoger beroep gewijzigde verzoek
4.5
Verzoekers hebben verzocht alle bij de rechtbank ingenomen stellingen en producties als herhaald en ingelast te beschouwen en hun (gewijzigde) verzoeken opnieuw in volle omvang te toetsen. De in beide beroepschriften aangevoerde grieven zijn gelijkluidend.
Grief 1bestrijdt, zeer kort gezegd, het oordeel van de rechtbank dat verzoekers niet duidelijk hebben kunnen maken dat er sprake is van feiten, niet zijnde opinies, die zij nog via de verhoren boven water moeten krijgen voordat zij een bodemprocedure kunnen starten en die dan tot een beslissing van de zaak kunnen leiden.
Grief 2is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat verzoekers aan de hand van de reeds beschikbare gegevens voldoende in staat zijn om hun proceskansen in een eventuele gerechtelijke procedure in te schatten.
Grief 3betreft de hoogte van de proceskosten die de rechtbank aan de zijde van de Staat in beide zaken (dus twee maal) begrootte.
4.6
In hoger beroep hebben verzoekers uitdrukkelijk aangegeven dat hun (gewijzigde) verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor betreft:
een mogelijke nieuwe lockdown in het najaar en de winter van 2022, terwijl de pandemie voorbij is. Verzoekers maken zich grote zorgen over een nieuwe lockdown en QR-code en testverplichtingen in het najaar.
claims van [betrokkene 1] , dat de vaccins uit en te na getest zijn, veilig zijn, goed werken en transmissie van het virus voorkomen, en (impliciet) dat er een medische noodzaak bestaat voor het vaccineren van jeugdigen.
Verzoekers willen [betrokkene 1] vragen of hij bij de start van de vaccinatie-campagne voor jeugdigen en tijdens die campagne (dus vanaf medio 2021), welbewust deze onjuiste informatie verspreidde, zonder te waarschuwen voor nadelige gevolgen van deze vaccinatie terwijl [betrokkene 1] op de hoogte was of had moeten zijn van ernstige risico’s met mogelijk onomkeerbare gevolgen. Zij willen weten op welke wetenschappelijke rapporten [betrokkene 1] zijn claims baseerde en of hij wist dat de vaccins niet waren getest op de gevolgen voor voortplanting of op kankerverwekkendheid, terwijl bestanddelen van vaccinaties geheim werden gehouden. Verzoekers overwegen om, als blijkt dat [betrokkene 1] het wist, een procedure te starten waarin zij een verklaring voor recht zullen vragen, dat [betrokkene 1] onrechtmatig jegens hen handelde door opzettelijk onjuiste informatie te verspreiden met het oogmerk om jeugdigen onder druk te zetten om zich te laten vaccineren, terwijl dat in strijd is met artikel 3 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 11 van de Grondwet, en waarin zij een veroordeling van de Staat zullen vorderen tot vergoeding van immateriële schade.
dreigende en discriminerende uitlatingen van
[betrokkene 1], namelijk:
- “
ik weet waar je woont, in welke wijk met welke postcode,”
- “
We blijven vaccineren. Dat doen we wijk voor wijk, deur voor deur, arm voor arm” en
- “
ik accepteer geen nee”.
Verzoekers willen bewijs verkrijgen dat [betrokkene 1] deze uitspraken heeft gedaan met de opzet om ongevaccineerden te discrimineren en apart te zetten met het oogmerk om druk op hen uit te oefenen om zich te laten vaccineren. Als dat bewijs boven water komt, zullen verzoekers een bodemprocedure starten waarin zij een verklaring voor recht vorderen dat [betrokkene 1] onrechtmatig jegens verzoekers handelde door opzettelijk discriminatoire en onjuiste informatie te verspreiden met het oogmerk om jeugdigen onder druk te zetten om zich te laten vaccineren, terwijl dat in strijd is met artikel 3 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 11 van de Grondwet, en waarin zij een veroordeling van de Staat zullen vorderen tot vergoeding van immateriële schade.
Ook willen verzoekers aan [betrokkene 1] vragen of hij wel of niet, direct of indirect vanuit een buitenlands bedrijf of buitenlandse instelling, in het kader van een internationale samenspanning, opdracht heeft gekregen om bovengenoemde mededeling te doen over vaccinatie “
deur voor deur” (in verband met mededelingen over “door-to-door vaccination” elders in de wereld). Als dat zo is, kunnen verzoekers dit buitenlandse bedrijf, instelling of persoon in de bodemprocedure mede dagvaarden naast de Staat.
dreigende en discriminerende uitlatingen van
[betrokkene 2]in het televisieprogramma Op1 op 26 oktober 2021, terwijl hij als expert optrad van de Nederlandse overheid, namelijk de uitlating:
- “
dat het een ideale oplossing zou zijn om alle ongevaccineerden op een eiland te zetten maar dat dat niet acceptabel zou zijn, maar dat je in zulke gevallen bij dieren heel rigoureus bent en moet ruimen, en dat je ongevaccineerden helaas niet aan de neus kan herkennen.”
Verzoekers willen [betrokkene 2] vragen of hij hiermee opzettelijk desinformatie verspreidde door te suggereren dat ongevaccineerden een gevaar vormen voor gevaccineerden terwijl hij als expert op het gebied van Covid-19 en de Covid-19 vaccins weet dat dat niet zo is. Zij willen [betrokkene 2] ook vragen of hij opzettelijk heeft opgeroepen om ongevaccineerden te discrimineren en haat te zaaien met het oogmerk om druk uit te oefenen op ongevaccineerden om zich te laten vaccineren terwijl hij wist dat deze oproep tot discriminatie en haat zaaien onrechtmatig is jegens ongevaccineerden, waaronder verzoekers.
Verzoekers zullen als de opzet bewezen is, een bodemprocedure tegen de Staat starten waarin zij een verklaring voor recht vorderen dat [betrokkene 2] namens de Staat onrechtmatig jegens hen handelde, door opzettelijk discriminatoire en onjuiste informatie te verspreiden met de boodschap dat ongevaccineerden een gevaar zouden vormen voor gevaccineerden met het oogmerk om hen, in strijd met artikel 3 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en met artikel 11 van de Grondwet, onder druk te zetten zich te laten vaccineren, waarvan verzoekers nadeel ondervonden, met veroordeling van de Staat tot vergoeding van immateriële schade.
Voorts willen verzoekers [betrokkene 2] horen over het door hem en zijn afdeling viroscience van het Erasmus Medisch Centrum uitgevoerde gain-of-function onderzoek van diverse virussen, waaronder het Spaanse griep virus, en hem vragen of hij en/of zijn afdeling viroscience er in slaagde om dit virus “airborne” te maken, of dit virus(deel) is geëxporteerd naar het buitenland en of dit onderdeel kan zijn geworden van het Covid-19 virus in Wuhan. Verzoekers willen aan [betrokkene 2] vragen of hij betrokken was (en welke deskundigen nog meer) bij de wijziging in 2009 van de definitie van pandemie binnen de WHO, of hij betrokken was bij het afsluiten van contracten over vaccins tegen de Mexicaanse griep, en of hij financieel voordeel heeft genoten als gevolg van de Mexicaanse griep en de vaccins daartegen.
Als er bewijs komt dat het gain-of-function onderzoek van voornoemde afdeling viroscience direct of indirect leidde tot de Covid-19 uitbraak in Wuhan, gevolgd door uitbraken in Nederland, zullen verzoekers een bodemprocedure starten tegen de Staat en/of [betrokkene 2] , waarin zij kunnen vragen om een verklaring voor recht dat het gain-of-funcion onderzoek onrechtmatig was jegens verzoekers (omdat verzoekers bedreigd werden door Covid-19 in hun gezondheid, vrijheid, scholing en algemeen welbevinden), met veroordeling van de Staat tot vergoeding van immateriële schade.

5.Beoordeling in hoger beroep

Maatstaf voor voorlopig getuigenverhoor [1]
5.1
Een voorlopig getuigenverhoor is bedoeld om de verzoeker ervan in staat te stellen duidelijkheid te krijgen over bepaalde feiten waarvan hij in een eventuele procedure de bewijslast heeft, zodat hij zijn proceskansen beter kan inschatten. Het verzoekschrift moet de aard en het beloop van de vordering vermelden en de feiten of rechten die de verzoeker wil bewijzen. [2] Dit moet de verzoeker zodanig doen, dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden en voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het getuigenverhoor betrekking zal hebben. De verzoeker hoeft niet al in het verzoekschrift nauwkeurig aan te geven welke feiten en stellingen hij aan de voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en over welke feiten hij getuigen wil laten horen. Hij hoeft zich ook niet uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en de omvang van door hem geleden schade. Wel moet hij voldoende duidelijk, en dus ook concreet, vermelden over welk (feitelijk) gebeuren de getuigen zullen worden gehoord en, zo nodig, waarom de te horen getuigen hierover mogelijk kunnen verklaren. Als een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor getuigenverhoor, zal de rechter het verzoek toewijzen, tenzij er feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan de rechter moet aannemen dat van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken misbruik wordt gemaakt, [3] dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat het verzoek afstuit op een ander, zwaarwichtig, bezwaar of dat de verzoeker bij toewijzing van het verzoek onvoldoende belang heeft. [4]
5.2
In dat licht zal het hof de grieven 1 en 2 en de (gewijzigde) verzoeken (zoals hiervoor onder 4.6 a, b, c, en d aangegeven), beoordelen. Daarna zal het hof ingaan de proceskostenveroordelingen in eerste aanleg en in hoger beroep.
Horen over een mogelijke nieuwe lockdown in 2022
5.3
Verzoekers willen de getuigen horen over een mogelijke nieuwe lockdown in het najaar van 2022 terwijl de pandemie voorbij is (hiervoor aangegeven in 4.6 onder a).
5.4
Het hof overweegt dat inmiddels vast staat dat er in Nederland geen nieuwe lockdown is gekomen. Niet valt in te zien dat verzoekers een vordering zouden kunnen (en willen) indienen vanwege een
nietafgekondigde lockdown. Reeds om die reden hebben verzoekers geen belang bij het horen van [betrokkene 1] of [betrokkene 2] daarover.
Horen van [betrokkene 1] over claims
5.5
Verzoekers willen [betrokkene 1] vragen of hij bij de vaccinatie-campagne voor jeugdigen, welbewust onjuist claimde dat de vaccins uit en te na getest en veilig zouden zijn en transmissie zouden voorkomen, met het doel zoals hiervoor onder 4.6 ad b aangegeven.
5.6
Het hof overweegt dat verzoekers aanvoeren dat zij [betrokkene 1] willen horen over wat hij wist over zijn claims over het getest zijn, veilig zijn en de werking van de vaccins, maar dat zij in deze verzoekschriftprocedure vaag laten wàt [betrokkene 1] claimde (waar vervolgens zijn verhoor wel betrekking op zou moeten hebben). Immers, zij zeggen niet wat hij precies naar buiten bracht en wanneer, waar en in welke context hij dit deed en/of over welke vaccins hij wie onjuist of onvolledig informeerde. Dat móét duidelijker zijn voordat een rechter [betrokkene 1] kan horen over wat [betrokkene 1] wist toen hij iets claimde. Dit is onder andere van belang omdat er verschillende coronavaccins met relevant verschillende informatie op verschillende momenten voor jongeren beschikbaar kwamen. Omdat verzoekers bij hun verzoek onvoldoende duidelijkheid geven over de daadwerkelijke claims van [betrokkene 1] , moet het verzoek worden afgewezen. Het bevat niet de feiten die verzoekers willen bewijzen en die zich lenen voor getuigenverhoor. [5] Het is daardoor onvoldoende concreet om te worden toegewezen.
5.7
Bovendien wees de Staat er terecht (en onbestreden) op dat het kennelijk deels gaat om uitlatingen die [betrokkene 1] als minister in het parlement heeft gedaan en dat dergelijke uitlatingen vallen onder de parlementaire immuniteit die de minister ten deel valt op grond van artikel 71 van de Grondwet. [betrokkene 1] kàn daarvoor dus niet in rechte worden aangesproken. Immers, in dat artikel is over de werkwijze van de volksvertegenwoordiging expliciet vastgelegd, dat een minister niet in rechte kan worden aangesproken voor wat hij in de vergaderingen van de Staten-Generaal (dus in de Tweede Kamer of de Eerste Kamer) of in commissies uit de Staten-Generaal heeft gezegd of schriftelijk heeft overgelegd (bijvoorbeeld als rapport of wetsvoorstel). Wanneer de minister daar verkeerde informatie geeft of onterechte voorstellen doet, is het aan anderen dan (procespartijen in een procedure bij) een rechter om hem daarop aan te spreken. Verzoekers hebben maar ten aanzien van één van de drie in 4.6 onder c genoemde uitlatingen – waarover hierna meer – laten weten dat [betrokkene 1] die buiten het parlement heeft gedaan. Van de overige informatie is in deze procedure niet te achterhalen waar (en hoe en wanneer) [betrokkene 1] die heeft gegeven. Er vooralsnog (met de Staat) vanuit gaande dat [betrokkene 1] hierop niet in rechte kan worden aangesproken, geldt dat verzoekers in zoverre geen belang bij een bevel voorlopig getuigenverhoor hebben.
5.8
Daarbij komt het volgende. Verzoekers willen [betrokkene 1] doen horen om te achterhalen of hij ten tijde van het doen van zijn uitlatingen wist dat de door hem verspreide informatie over de vaccins onjuist was. Verzoekers nemen daarbij reeds als vaststaand aan dát de verspreide informatie onjuist was (en dat die onjuistheid toen bekend was of kon zijn). De onjuistheid van de claims over werking en veiligheid van de vaccins staat evenwel niet vast en is door verzoekers in deze procedure ook niet voldoende aannemelijk gemaakt. Toewijzing van het verzoek om [betrokkene 1] te doen horen ‘wanneer hij wist dat de claims onjuist waren’ voordat die onjuistheid vaststaat, acht het hof in strijd met de goede procesorde. Het hof tekent hierbij aan dat het in hoger beroep gewijzigd en beperkt ingestoken verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor, niet (langer) is gericht op het verzamelen van bewijs van de onjuistheid van de claims over veiligheid en werking van de vaccins, maar op bewijs van de wetenschap bij [betrokkene 1] van de (veronderstelde) onjuistheid.
5.9
Het voorgaande betekent dat het hof het verzoek om [betrokkene 1] als getuige te horen over de vraag of hij wist dat hij onjuiste informatie verspreidde met claims over de vaccins, zal afwijzen.
Horen van [betrokkene 1] over dreigende en discriminerende uitlatingen
5.1
Over bepaalde uitspraken van [betrokkene 1] willen verzoekers bewijs verkrijgen dat hij deze deed met de opzet om ongevaccineerden te discrimineren en apart te zetten met het oogmerk om druk uit te oefenen op ongevaccineerden om zich te laten vaccineren. Het gaat om de uitspraken: “
ik weet waar je woont, in welke wijk met welke postcode”, “
We blijven vaccineren. Dat doen we wijk voor wijk, deur voor deur, arm voor arm” en “
ik accepteer geen nee” (hiervoor aangegeven in 4.6 onder c).
5.11
Verzoekers vermelden niet hoe en wanneer [betrokkene 1] “
ik weet waar je woont, in welke wijk met welke postcode”en
“ik accepteer geen nee”, zou hebben gezegd. Het hof kan hierover in de stukken niets vinden. Mogelijk bedoelen verzoekers antwoorden van [betrokkene 1] in het parlement tijdens de plenaire vergadering van de Eerste Kamer op 30 november 2021). Het hof kan het horen van [betrokkene 1] hierover niet toewijzen, reeds om de redenen als hiervoor onder 5.6 en 5.7 is aangegeven.
5.12
Voor wat betreft de uitlating: “
We blijven vaccineren. Dat doen we wijk voor wijk, deur voor deur, arm voor arm” hebben verzoekers verwezen naar een overgelegde en getoonde video waarin te zien en horen is dat [betrokkene 1] die zinnen uitspreekt. Die video bevat verscheidene, na elkaar geplaatste, korte fragmenten uit toespraken van enkele politici in de wereld. De video begint en eindigt met een fragment van een Engelstalige speech inhoudend dat mensen iedereen vaccineren die daarvoor in aanmerking komt terwijl ze op hun deur kloppen. Het hof overweegt hierover het volgende.
5.13
In deze verzoekschriftprocedure staat vast dat de video niet door [betrokkene 1] of de Staat is gemaakt. [6] Volgens verzoekers ‘ging hij rond’ en was hij op Twitter te zien. Ook staat vast dat er in Nederland geen vaccinatieplicht bestond of bestaat en dat niemand met vaccins bij verzoekers aan de deur is geweest. Naast fragmenten uit Engelstalige speeches toont de video één, zeer kort, fragment uit een persconferentie van [betrokkene 1] . Daarin spreekt hij voornoemde twee zinnen uit. Verzoekers voeren niets aan over de context waarin hij deze zinnen uitspreekt.
5.14
Het hof acht het hoogstwaarschijnlijk dat het fragment twee zinnen zijn uit de persconferentie over het coronavirus van minister-president […] en minister [betrokkene 1] van 12 november 2021, welke persconferentie de Staat in zijn geheel openbaar heeft gemaakt op de website van de rijksoverheid. Op deze persconferentie zegt [betrokkene 1] uitdrukkelijk dat er geen vaccinatieplicht is of komt (“
de keuze voor vaccinatie blijft altijd een vrije keuze”, aldus [betrokkene 1] ), daarna spreekt hij over mensen bereiken, in gesprek willen gaan, vragen beantwoorden en desinformatie weerleggen en dat onderwerp sluit hij af met de woorden “
en vooral: we blijven vaccineren. Dat doen we wijk voor wijk, deur voor deur, arm voor arm”. In de persconferentie van 26 november 2021 herhaalt [betrokkene 1] de laatste zin in verband met het ‘
kiezen’ voor een prik en zijn opmerking dat alles op alles wordt gezet om twijfels en drempels weg te nemen.
5.15
Verzoekers hebben in hun verzoekschriften de gewraakte uitlating alleen in de context van heel andere fragmenten op de door hen getoonde video gezet. Het hof moet er vooralsnog vanuit gaan dat verzoekers het verhoor hierover (en een toekomstige vordering) willen betrekken op de op Twitter gedeelde video die niet van [betrokkene 1] of de Staat afkomstig is. Daarmee bieden verzoekers de uitlating van [betrokkene 1] in een andere context aan dan de context waarin [betrokkene 1] (hoogstwaarschijnlijk) de uitlating heeft gedaan. Daarmee maken zij misbruik van recht. Zo’n verzoek is zonder belang.
5.16
Het hof merkt op dat, indien verzoekers in de juiste context zouden willen aanvoeren dat [betrokkene 1] hen bedreigde met verplichte vaccinatie of hen discrimineerde, zij dat desgewenst alsnog in een procedure kunnen doen in de context van de volledige uitlating zoals die daadwerkelijk door [betrokkene 1] is gedaan en/of door de Staat op internet is gezet. Dan kan alsnog beoordeeld worden of [betrokkene 1] ongevaccineerden bedreigde of discrimineerde en, zo ja, of het van belang zou kunnen zijn dat [betrokkene 1] een getuigenverklaring aflegt over wat hij ten tijde van zijn uitlatingen wist en of hij
opzettelijkbedreigende en discriminatoire informatie verspreidde met het oogmerk om jeugdigen onrechtmatig onder druk te zetten om zich te laten vaccineren.
5.17
Verzoekers willen [betrokkene 1] ook horen om te weten of hij van een buitenlands bedrijf of instelling of als onderdeel van een internationale samenspanning opdracht heeft gekregen voor de uiting “
dat doen we(…)
deur voor deur, (…)”. De Staat heeft het bestaan van zo’n opdracht betwist. Hij heeft (al in eerste aanleg) aangevoerd dat de minister zich bij zijn vaccinatiebeleid liet leiden door de adviezen van de Gezondheidsraad. Ter onderbouwing daarvan heeft de Staat meerdere adviezen van de Gezondheidsraad uit 2021 overgelegd (zie hiervóór, in 3.10). Daarnaast is gewezen op het Outbreak Management Team (OMT) [7] dat adviseerde over de bestrijding van het coronavirus en de te nemen maatregelen; de adviezen van het OMT zijn gepubliceerd.
5.18
In reactie op het verweer van de Staat bleven verzoekers slechts bij hun suggestie van een geheime buitenlandse opdracht. Zij hebben nergens een concreet aanknopingspunt gegeven [8] voor een oordeel dat er enige kans is (groter dan verwaarloosbaar klein) dat [betrokkene 1] opdracht uit het buitenland had om zijn uiting te doen. Dat het Nederlandse beleid hetzelfde was als het beleid in menig buitenland en (soms) met dezelfde ‘deur-tot-deur’ uitdrukking werd verteld, vormt daarvoor geen grondslag.
5.19
Overigens geldt ook voor een verhoor over de vraag of een buitenlandse instelling of bedrijf opdracht heeft gegeven tot het doen van bedreigende of discriminatoire uitlatingen, dat dit pas aan de orde kan zijn als voldoende duidelijk is dat de uitlatingen bedreigend of discriminatoir waren.
5.2
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof, net als de rechtbank, het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] zal afwijzen. De grieven die daarop zien, zijn in zoverre ongegrond.
Horen van [betrokkene 2]
5.21
Verzoekers willen [betrokkene 2] doen horen om hem, met het oog op een procedure tegen de Staat, te vragen of hij opzettelijk desinformatie verspreidde, zoals het hof hiervoor in 4.6 onder d heeft aangegeven.
5.22
Het hof stelt hierover voorop dat zoals het er nu voorstaat, een vordering tegen de Staat ten behoeve waarvan verzoekers [betrokkene 2] willen doen horen, geen kans van slagen heeft. Op1 is een talkshow op televisie. De Staat heeft daar niets mee te maken. [betrokkene 2] deed daar geen uitlatingen namens of in opdracht van de Staat, zoals de Staat ook (onbestreden) heeft laten weten. Verzoekers hebben dus voor die vordering geen belang bij een voorlopig getuigenverhoor van [betrokkene 2] over wat hij wist over vaccineren. Verder overweegt het hof het volgende.
5.23
Het feitelijk gebeuren waarop dit verzoek ziet, betreft volgens verzoekers uitlatingen van [betrokkene 2] op 26 oktober 2021 in het televisieprogramma Op1. Op een door verzoekers overgelegde video daarvan is te zien en te horen dat op een aan hem gestelde vraag over (kennelijk) ongevaccineerden “
Hoe staat u daartegenover? Heeft u zoiets van “zet ze allemaal maar weg?” [betrokkene 2] antwoordt:

Nou ja, je zou kunnen zeggen: zet ze allemaal op een eiland en dan laat ze het maar zien.Dat kan natuurlijk niet. Dat zou een ideale oplossing zijn, maar dat is niet acceptabel. Ik ben dierenarts en als wij bij dieren een mond- en klauwzeeruitbraak hebben, dan zijn wij heel rigoureus en dan is dat opgelost.
Waarna de interviewer zegt: “
isoleren en klaar” en [betrokkene 2] verder gaat:

Isoleren dat kàn niet bij mensen, dus dat kunnen we niet doen. Dat is het probleem met inderdaad een samenleving maken waar je gevaccineerde / niet-gevaccineerde mensen (hebt). Je kunt aan de neus van de mensen niet zien of ze gevaccineerd zijn. Er is geen systeem om dat te vervolgen dus ik denk dat dat heel moeilijk is.
5.24
Deze uitlatingen zijn van dien aard dat het nodig is om eerst vast te stellen of [betrokkene 2] met wat hij zei desinformatie verspreidde en mensen opriep om te discrimineren en haat te zaaien, zoals verzoekers menen en voornemens zijn aan een vordering ten grondslag te leggen. Vooralsnog hoort het hof namelijk op de video dat [betrokkene 2] zegt dat het in onze samenleving
nietkan om mensen te gaan isoleren, op de manier zoals men een ziekte-uitbraak bij dieren oplost. Vooralsnog is geenszins voldoende duidelijk dat [betrokkene 2] in Op1 de oproep deed, zoals verzoekers aan hun verzoeken ten grondslag leggen, om ongevaccineerden anders te gaan behandelen of om haat te zaaien. Ook hoort het hof hem – anders dan verzoekers bij grief 1 stellen –
nietiets zeggen over gevaarlijkheid van ongevaccineerde jeugdigen voor andere mensen.
5.25
Zolang niet meer aannemelijk is geworden dat [betrokkene 2] opriep om te discrimineren en haat te zaaien en/of dat hij de boodschap uitdroeg dat ongevaccineerden een gevaar vormen voor gevaccineerden, hebben verzoekers ook om die reden bij een bevel tot voorlopig getuigenverhoor van [betrokkene 2] geen belang. De rechter kan [betrokkene 2] immers pas horen over wat hij ten tijde van zijn oproep tot discrimineren en haat zaaien wist en of hij beschikte over eigen onderzoeksgegevens of wetenschappelijk bewijs dat ongevaccineerde jeugdigen gevaarlijk zijn voor andere mensen, als voldoende duidelijk is dat [betrokkene 2] die oproep deed. De goede procesorde brengt mee dat zo’n oproep tot discriminatie en haatzaaien (en/of een eventuele andere onrechtmatige inhoud van zijn uitlatingen) eerst voldoende aannemelijk moet zijn, voordat een kostbaar en tijdrovend getuigenverhoor kan worden gehouden met de presumptie dat er zo’n oproep was.
5.26
Verzoekers hebben bij grief 1 voorts aangegeven dat zij [betrokkene 2] nog steeds (ook) willen horen over het gain-of-function onderzoek, export van virus(delen) en het Covid19 virus in Wuhan, over wijziging van het begrip ‘pandemie’ door de WHO en over betrokkenheid bij contracten over vaccins tegen de Mexicaanse griep en financieel voordeel als gevolg van de Mexicaanse griep en vaccins daartegen. Echter, verzoekers hebben in hun verzoek- of beroepschrift niet voldoende toegelicht dat getuigenverhoor aangaande deze kwesties enige invloed zou kunnen hebben op de uitkomst van een door verzoekers mogelijk in te stellen vordering uit onrechtmatige daad. [9] Zij hebben dus geen belang bij hun verzoek. Hun verzoek om [betrokkene 2] te horen over de door hen genoemde onderwerpen en werkzaamheden van [betrokkene 2] (lang) voordat Covid-19 uitbrak, berust op speculaties en is zonder feitelijke grondslag. Met zo’n op speculaties gebaseerd verzoek maken verzoekers misbruik van recht. Het horen van [betrokkene 2] over veel onderwerpen waarvoor op dit moment geen aanwijzing is dat zij voor verzoekers relevant (kunnen) zijn voor een vordering uit onrechtmatige daad, is ook strijdig met een goede procesorde.
5.27
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof ook het verzoek tot het horen van [betrokkene 2] zal afwijzen. Voor zover de grieven daarop zien, zijn zij ook ongegrond.
Verdragen
5.28
De opmerking aan het slot van grief 1 en in grief 2, waarmee verzoekers aanvoeren dat de beslissingen van de rechtbank om de verzochte voorlopig getuigenverhoren niet toe te staan, in strijd is met artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), artikel 3 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, artikelen 3, 4 en 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), treft geen doel.
5.29
Artikel 186 Rv verplicht de rechter niet om altijd als iemand daarom verzoekt, onverwijld een voorlopig getuigenverhoor te bevelen (zie hiervóór onder 5.1).
5.3
Ter zake van artikel 3 van genoemd Handvest, merkt het hof op dat niets er op wijst dat verzoekers een medische handeling hebben moeten ondergaan (zoals een vaccinatie) zonder de ‘informed consent’ waarop verzoekers (kennelijk) doelen.
5.31
De afwijzing van de verzoeken voorlopig getuigenverhoor is niet in strijd met gerechtvaardigde belangen van verzoekers neergelegd in artikel 3, 4 of 12 (of een ander artikel) van het IVRK, reeds omdat met die afwijzing geen verdragsrechten van verzoekers worden geschaad. Tijdens deze verzoekschriftprocedure konden zij hun stem laten horen en zij kunnen dat opnieuw wanneer zij de Staat, [betrokkene 1] of [betrokkene 2] dagvaarden.
5.32
Het beroep op artikel 6 EVRM faalt reeds omdat dat artikel niet van toepassing is op een procedure rond een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. Het wel of niet in een voorlopig getuigenverhoor horen van getuigen is niet beslissend voor de vaststelling van burgerlijke rechten of verplichtingen in de zin van dat artikel.
Proceskosten bij de rechtbank
5.33
Met grief 3 betogen verzoekers dat het niet redelijk is om bij de begroting van de proceskosten een dubbel salaris voor de advocaten te rekenen en dat deze beslissing in strijd komt met het IVRK omdat hun de toegang tot het recht wordt belemmerd door oplegging van deze onredelijk hoge kosten.
5.34
Deze grief is ongegrond. De rechtbank heeft de kosten blijkbaar begroot aan de hand van de daarvoor vastgestelde forfaitaire tarieven (de liquidatietarieven voor civiele zaken). Daarbij is geen kennelijke misslag begaan. Toepassing van de tarieven in beide zaken is niet onredelijk. Verzoekers hebben twee verzoekschriften ingediend, zij zijn meerdere en verschillende verzoekers (minderjarigen en jonge meerderjarigen) en zij noemden (aanvankelijk) ook verschillende verweerders. De verzoeken waren niet identiek.
De begroting in de twee zaken (en ook het totaal daarvan) komt het hof niet te hoog voor, gelet op de werkzaamheden die de advocaat van de Staat zal hebben moeten verrichten voor de aard en omvang van de (meerdere keren gewijzigde) verzoeken.
Conclusie en proceskosten in hoger beroep
5.35
De conclusie is dat het hoger beroep van verzoekers niet slaagt. Daarom zal het hof de beschikking in beide zaken bekrachtigen.
5.36
Het hof zal in beide zaken verzoekers als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
5.37
Bij de begroting van de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van de Staat houdt het hof, zoals gevraagd, er rekening mee dat verzoekers de beroepschriften gelijktijdig hebben ingediend, de daarin aangevoerde grieven gelijkluidend zijn en inhoudelijk dezelfde beschikking betreffen. Voorts waren ook de verweerschriften van de Staat in beide zaken (bijna) gelijkluidend en heeft de Staat ter zitting één toelichting op het verweer in beide zaken kunnen geven. Daarom begroot het hof het salaris van de advocaat in beide zaken samen op twee punten van het liquidatietarief, elke zaak één.

6.Beslissingen

Het hof:
in de zaak met nummer 200.318.829/01:
  • bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 juni 2022;
  • wijst af het meer of anders verzochte;
  • veroordeelt verzoekers in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 783,- aan griffierecht en € 1.183,- voor het salaris van de advocaat;
en in de zaak met nummer 200.318.830/01:
  • bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 juni 2022;
  • wijst af het meer of anders verzochte;
  • veroordeelt verzoekers in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 783,- aan griffierecht en € 1.183,- voor het salaris van de advocaat.
Deze beschikkingen zijn gegeven door mrs. G. Dulek-Schermers, B.J. Lenselink en C.T.C. Welters en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Naar de wet en vaste rechtspraak (bijvoorbeeld Hoge Raad 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105).
2.Artikel 187 lid 3 Rv.
3.Artikel 3:13 BW.
4.Artikel 3:303 BW. Vaste rechtspraak, zie HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433.
5.Ter illustratie: de claim dat jongeren direct na vaccinatie met het Janssen-vaccin veilig waren tegen ernstige corona, terwijl de vaccins van Janssen mogelijk pas een paar weken na vaccinatie bescherming boden, is kennelijk niet een claim waarover verzoekers de getuigen willen horen.
6.Dit hebben verzoekers desgevraagd ter zitting beaamd.
7.Het OMT bestaat uit deskundigen die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) bij elkaar roept ter bestrijding van een (dreigende) grote uitbraak van een infectieziekte in Nederland.
8.Bijvoorbeeld door te wijzen op een onverklaarde afwijking van de overgelegde adviezen.
9.Het hof merkt op het verzoekers niet gaat om schade door vaccinaties tegen de Mexicaanse griep.