Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 23 juni 2021, waarmee [(naam) werkgever] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter Den Haag van 12 mei 2021;
- het arrest van dit hof van 17 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 28 oktober 2021;
- de memorie van grieven van [(naam) werkgever] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [werknemer] , met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant 2] en [appellant 3] hoofdelijk tot betaling van het achterstallige loon inclusief 8% vakantietoeslag, van € 9.255,16 bruto, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en wettelijke rente vanaf 2 oktober 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [(naam) werkgever] B.V. tot betaling van het achterstallige loon inclusief 8% vakantietoeslag, van € 22.928,67 bruto, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en wettelijke rente vanaf 2 oktober 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt [(naam) werkgever] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op € 772,- aan griffierecht en € 3.062,-,- aan salaris voor de advocaat, en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.