Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
brokers. Tijdens de inzet van de zzp’er via een eerste
brokerheeft [appellant] daarvoor een vergoeding ontvangen, maar na de overgang van Stedin en de zzp’er naar een nieuwe
brokerniet meer. [appellant] vordert de vergoeding over die tweede periode op grond van een bemiddelingsovereenkomst met Stedin. Het hof oordeelt in dit arrest dat die overeenkomst tot stand is gekomen en niet is geëindigd met de overgang door Stedin naar de nieuwe
broker, en wijst de vordering daarom toe.
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 12 februari 2021 waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, van 13 november 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:10373);
- het arrest van dit hof van 6 april 2021 waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 oktober 2021;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Stedin, met één bijlage.
3.Feitelijke achtergrond
brokers. Tot 1 mei 2019 was dit [broker 1] B.V. (hierna: [broker 1] ) en vanaf 1 maart 2019 waren dat IT-Staffing B.V. (hierna: IT-Staffing) en een andere
broker.
System Engineer Big Dataopengesteld voor externe arbeidskrachten.
Leadvan het
Data Competence Centervan Stedin, voor zover van belang, het volgende geschreven aan [appellant] :
brokerfeevoor [broker 1] zelf. [1]
broker-activiteiten van [broker 1] naar IT-Staffing en een andere
brokerte kiezen uit die
brokers. Dat bericht bevat onder andere de volgende passage:
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
System Engineer Big Data, dat deze overeenkomst voorzag in een uurvergoeding aan hem van € 19,75 en dat deze vergoeding niet was beperkt tot de periode waarin [X] via [broker 1] bij Stedin zou worden ingezet. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv rusten de stelplicht en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, de bewijslast met betrekking tot die stellingen op [appellant] , die nakoming vordert van de betrokken verbintenis tot vergoeding.
Fee-overeenkomst heeft gesloten voor een bemiddelingsvergoeding van € 19,75 per uur.
Leadwas van het
Data Competence Center.
Systeem Engineer Big Data.
System Engineer Big Dataaan te leveren. Bovendien wijst Stedin ter onderbouwing van het feit dat [handelsnaam 1] anders dan klassieke werving- en selectiebureau’s voor de zzp’ers werkt alleen naar een tot
professionalsgerichte bladzijde van de
websitevan [handelsnaam 1] , terwijl zij ook een bladzijde in het geding heeft gebracht van die
websitewaarop [handelsnaam 1] diensten aan de inlener aanbiedt.
all-in” van € 110,-. Anders dan door aan te voeren dat het verzoek van [Lead Stedin] aan [appellant] geen aanbod was, heeft Stedin niet betwist dat [appellant] dat aanbod met dat bericht heeft aanvaard.
all-inuurtarief” uit zijn aanvaarding van 19 juli 2018 mede verwees naar een voor hemzelf bestemd vergoedingscomponent. Dat Stedin bij de inzet van [X] een dergelijk component aan [appellant] verschuldigd zou zijn heeft zij daarom aanvaard toen zij op 24 augustus 2018, zonder commentaar op dat tarief, aan [appellant] heeft laten weten dat zij [X] wilde inhuren.
Fee-overeenkomst hebben gesloten waarin zij voor [appellant] een bemiddelingsvergoeding hebben afgesproken van € 19,75 per door [X] voor Stedin gewerkt uur.
Fee-overeenkomst staat en daar ook niets van afwist: volgens haar heeft [broker 1] bij het sluiten van die overeenkomst niet als haar lasthebber gehandeld en heeft [broker 1] voor eigen risico en onder eigen verantwoordelijkheid met [appellant] gecontracteerd.
de contractuele en financiële afhandeling van de inhuur van [X] ten behoeve van Stedin”. [6] Met deze omschrijving is namelijk gegeven dat [broker 1] bij het contracteren in verband met de inhuur van [X] als lasthebber van Stedin optrad. Bovendien staat tussen partijen vast dat Stedin [appellant] voor de afhandeling van die inhuur heeft verwezen naar [broker 1] , dat zij [broker 1] daarvoor een uurbudget ter beschikking heeft gesteld van € 110,95, met inbegrip van een
brokerfeevoor [broker 1] zelf van € 0,95, en dat [broker 1] vervolgens met betrekking tot die inzet twee afzonderlijke overeenkomsten heeft gesloten: een overeenkomst van opdracht met [X] voor een uurtarief van € 90,- en de
Fee-overeenkomst met [appellant] voor een bemiddelingsvergoeding van € 19,75 per uur. Na aftrek van de
brokerfeevan € 0,95 stemt het uurbudget dat Stedin aan [broker 1] ter beschikking heeft gesteld overeen met het door [appellant] aangeboden
all-intarief, terwijl de twee door [broker 1] met [X] en [appellant] overeengekomen uurtarieven samen opgeteld tot datzelfde tarief komen, minus € 0,25.
all-intarief, met die organisatie, in de veronderstelling dat deze dan zorgt voor doorbetaling van een deel van dat tarief aan de betrokken zzp’er. [appellant] heeft volgens Stedin zelf om gesplitste overeenkomsten gevraagd en de
Fee-overeenkomst met [broker 1] uitonderhandeld. Stedin was er naar eigen zeggen ook niet mee bekend dat [broker 1] dit type gesplitste overeenkomsten sloot. [X] wist ook niet dat [appellant] voor zijn inzet bij Stedin een uurvergoeding van € 19,75 had bedongen en tot en met april 2019 ook heeft verdiend, en zou [appellant] daar nooit toestemming voor hebben gegeven, zo betoogt nog steeds Stedin.
Fee-overeenkomst tot gevolg heeft gehad dat de aanspraak van [appellant] op een bemiddelingsvergoeding is beperkt tot de periode waarin [X] via [broker 1] bij Stedin werd ingezet. Als [appellant] dat anders had gewild, had hij volgens haar hetzij met [broker 1] een verlenging moeten uitonderhandelen, hetzij afzonderlijk met [X] een vergoeding moeten afspreken.
all-intarief. Stedin had daarom uit hoofde van haar bemiddelingsovereenkomst met [appellant] een eigen, niet in tijd beperkte rechtstreekse verbintenis tot betaling van een bemiddelingsvergoeding aan [appellant] .
Fee-overeenkomst gesloten. Stedin heeft niet toegelicht dat, en waarom, [broker 1] de beperking tot de periode waarin [X] via haar bij Stedin zou worden ingezet niet alleen heeft bedongen voor zichzelf, maar ook ten behoeve van Stedin, en waarom [appellant] dat had moeten begrijpen. Die uitleg ligt ook niet voor de hand omdat diezelfde beperking ook was opgenomen in de overeenkomst met [X] . Stedin heeft ook niet aangevoerd dat [appellant] bij het sluiten van de
Fee-overeenkomst (30 oktober 2018) wist dat en wanneer de activiteiten van [broker 1] voor Stedin zouden worden beëindigd (maart – mei 2019) en waarom [appellant] had moeten begrijpen dat zijn bemiddelingsvergoeding tot die periode zou zijn beperkt. Dit had wel gemoeten, omdat er op zich geen logisch verband bestaat tussen de terugverdientijd van de activiteiten van [appellant] en de nog overblijvende duur van de
broker-overeenkomst van [broker 1] met Stedin.
Fee-overeenkomst tussen [appellant] en [broker 1] voorzag in een niet in tijd beperkte verbintenis tot betaling aan [appellant] van een vergoeding van € 19,75 per door [X] voor Stedin gewerkt uur. Daarmee is het bestaan van die verbintenis tussen partijen komen vast te staan.
brokerte kiezen alleen aan [X] is gestuurd. [X] heeft bij zijn reactie op dat bericht niet gemeld dat de naam van [appellant] bij zijn gegevens ontbrak en heeft bij navraag evenmin vermeld dat hij was gebonden aan een relatie- of concurrentiebeding, zo voert nog steeds Stedin aan.
all-intarief van € 110,- aan [appellant] af te staan, te meer omdat [appellant] in de periode september 2018 – april 2019 al meer dan redelijk is vergoed voor zijn zeer beperkte inspanningen die hebben geleid tot de inzet van [X] . Het hof honoreert dat verweer niet, omdat Stedin niet heeft uitgelegd waarom de weigering van [X] gevolgen zou moeten hebben voor de nakoming van de verbintenis van Stedin jegens [appellant] . Bovendien staat tussen partijen vast dat [X] voor zijn overgang naar IT-Staffing € 90,- per uur verdiende. Dat hij daarna € 110,- per uur is gaan verdienen heeft niets te maken met enig handelen of nalaten van [appellant] , maar komt doordat Stedin bij die overgang geen rekening heeft gehouden met haar vergoedingsverbintenis jegens [appellant] en doordat [X] niet heeft vermeld dat hij tot dan toe slechts € 90,- verdiende. Voor zover Stedin heeft willen betogen dat een beroep op nakoming van de verbintenis tot betaling van een bemiddelingsvergoeding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, volgt het hof haar daar daarom niet in. Bovendien heeft dat beroep op nakoming alleen betrekking op de betrekkelijk korte bijkomende periode van mei tot en met oktober 2019.
Fee-overeenkomst die [broker 1] als lasthebber van Stedin met hem heeft gesloten. Uitgaande van die overeenkomst is de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling de 30e dag na ontvangst van een factuur van [appellant] (artikel 4), die [appellant] na afloop van iedere kalendermaand aan [broker 1] had moeten sturen, met als bijlage een overzicht van de in die maand door [X] gewerkte uren (artikel 2). Het hof hanteert als aanname dat [appellant] , indien Stedin de bemiddelingsovereenkomst over de maanden mei tot en met oktober 2019 correct was nagekomen, op de eerste kalenderdag volgend op deze maanden telkens zou zijn komen te beschikken over de in de voorgaande maand door [X] gewerkte uren en daar op dezelfde dag een factuur voor zou hebben verstuurd. Gebaseerd op die aanname en op het door Stedin verstrekte overzicht van die uren per maand [8] komt het hof daarmee tot de volgende toewijzing van de wettelijke handelsrente:
7.Beslissing
- veroordeelt Stedin tot betaling van € 992,95, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat gehele bedrag vanaf 14 januari 2020;
- veroordeelt Stedin in de kosten van de procedure voor de kantonrechter, aan de zijde van [appellant] tot op 13 november 2020 vastgesteld op € 1.728,47, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 27 november 2020;
- veroordeelt Stedin in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op vandaag vastgesteld op € 3.759,83;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.