ECLI:NL:RBROT:2020:10373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
8287049 CV EXPL 20 – 2920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bemiddelingsfee na beëindiging samenwerking met broker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die actief is in de werving van personeel, en de besloten vennootschap Stedin Netbeheer B.V., een regionale netbeheerder. De eiser vorderde betaling van een bemiddelingsfee van € 20.540,- van Stedin, die hij claimde te hebben verdiend voor de bemiddeling van een Big Data Engineer, [naam], die via een broker bij Stedin was geplaatst. De eiser stelde dat hij recht had op deze fee, ook nadat de inzet van [naam] was overgedragen aan een andere broker, [bedrijf 2].

De procedure begon met een dagvaarding op 14 januari 2020, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De eiser voerde aan dat Stedin als opdrachtgever in de zin van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan hem loon verschuldigd was, omdat hij de wervingsactiviteiten voor Stedin had verricht. Stedin daarentegen betwistte de vordering en stelde dat er geen contractuele verbintenis tussen hen bestond, aangezien de afspraken enkel met de eerdere broker, [bedrijf 1], waren gemaakt.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser geen recht had op de bemiddelingsfee na 1 mei 2019, omdat de overeenkomst tussen de eiser en [bedrijf 1] enkel voorzag in een fee gedurende de inzet van [naam] via [bedrijf 1]. De rechter concludeerde dat er geen afspraken waren gemaakt tussen de eiser en Stedin over een bemiddelingsfee na de overgang naar de nieuwe broker. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Stedin, vastgesteld op € 960,- aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8287049 CV EXPL 20 – 2920
uitspraak: 13 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] , mede h.o.d.n. “ [handelsnaam 1] ”,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser bij exploot van dagvaarding van 14 januari 2020,
gemachtigde: mr. P.N. Meijer (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.) te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B. Filippo te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “ [eiser] ” en “Stedin”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek met producties;
  • de akte uitlating producties tevens wijziging van eis ex artikel 130 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van [eiser] .
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiser] exploiteert een onderneming actief in de werving van personeel. Stedin is een regionaal netbeheerder.
2.2.
Medio 2018 heeft Stedin een positie voor een Big Data Engineer opengesteld voor externe arbeidskrachten en zzp’ers. [eiser] heeft daarop [naam] (hierna: [naam] ) aan Stedin voorgesteld.
2.3.
In een e-mail van [eiser] aan Stedin van 19 juli 2018 staat – voor zover hier van belang –:
“(…)
[naam] is per direct beschikbaar, fulltime inzetbaar voor een all-in uurtarief van €110 Euro per uur. Zijn cv vind je in de bijlage.
(…)”
2.4.
In een e-mail van Stedin aan [eiser] van 24 augustus 2018 staat – voor zover hier van belang –:
“Beste leverancier,
Kandidaat [naam] , [naam] willen wij graag inhuren (…)”
2.5.
Stedin belegt de inhuur van zzp’ers en andere externe arbeidskrachten extern bij een professionele broker. Tot 1 mei 2019 was dit de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ).
2.6.
Op 17 oktober 2018 heeft [naam] (handelend onder de naam [handelsnaam 2] ) met [bedrijf 1] een overeenkomst van opdracht en een deelovereenkomst gesloten. In de deelovereenkomst is een uurtarief van € 90,- exclusief btw opgenomen.
2.7.
Tussen [bedrijf 1] en [eiser] (handelend onder de naam [handelsnaam 1] ) is op 30 oktober 2018 een “Fee overeenkomst” gesloten. In deze Fee overeenkomst staat – voor zover hier van belang –:
“(…)
OVERWEGENDE DAT:
[bedrijf 1] door bemiddeling van Fee begunstigde[ [handelsnaam 1] ; toevoeging kantonrechter]
in staat is gesteld de heer [naam] in te zetten bij Stedin Netbeheer B.V.
Fee begunstigde recht heeft op een vergoeding voor haar bemiddeling.
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1.
[bedrijf 1] zal rechtstreeks een overeenkomst van opdracht aangaan met de heer [naam] , voor wat betreft de inzet bij Stedin Netbeheer B.V.
en draagt zorg voor de formele en administratieve afhandeling van deze inzet.
(…)
Fee begunstigde factureert aan [bedrijf 1] een bedrag dat gelijk is aan:
Aantal gewerkte uren in de maand * € 19,75 exclusief BTW.
(…)
Fee begunstigde heeft recht op betaling van de in artikel 3 genoemde fee gedurende de looptijd van de inzet van de heer [naam] , bij Stedin Netbeheer B.V. via [bedrijf 1] .
(…)”
2.8.
Stedin heeft de inhuur van zzp’ers en externe arbeidskrachten met ingang van 1 maart 2019 uitbesteed aan twee andere brokers, waaronder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). In verband hiermee heeft Stedin [naam] per e-mail van 20 maart 2019 geschreven – voor zover hier van belang –:
“(…) Alle leveranciers/zzp’ers die momenteel bij [bedrijf 1] zijn ondergebracht en worden verlengd worden daarom verzocht om een keuze te maken uit een van de twee geselecteerde contractpartijen. (…)
Pers. Nr.
Contractor
Einddatum
Tarief incl. brokerfee
bedrijfsonderdeel
[nummer]
[naam]
1-5-2019
110,95
Stedin Netbeheer
2.9.
Op 1 mei 2019 is tussen [bedrijf 2] en [naam] een overeenkomst van opdracht gesloten, als gevolg waarvan de inzet van [naam] bij Stedin met ingang van 1 mei 2019 via [bedrijf 2] loopt in plaats van via [bedrijf 1] . In deze overeenkomst is een uurtarief van € 110,- opgenomen.
2.10.
[eiser] heeft vanaf 1 mei 2019 geen bemiddelingsfee meer ontvangen.

3..Het geschil

[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Stedin te veroordelen om aan [eiser] te betalen:
de hoofdsom van € 20.540,-;
de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 mei 2019, althans subsidiair 1 november 2019, tot aan de dag van volledige voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.210,-;
e kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde van [eiser] inbegrepen;
voor het geval voldoening aan dit vonnis niet binnen 14 dagen na het wijzen geschiedt, de nakosten van dit geding;
de wettelijke rente over de posten sub c, d en e vanaf 14 dagen na dit vonnis tot aan de dag van voldoening.
3.1.
Aan zijn vordering heeft [eiser] – voor zover hier van belang – het volgende ten grondslag gelegd. [eiser] heeft op een personeelsvraag van Stedin [naam] voorgesteld. Stedin en [eiser] zijn overeengekomen dat [naam] geaccepteerd werd waarna alle gegevens van [naam] zijn aangeleverd in het Stedin Inleen Systeem en [naam] ten behoeve van Stedin werkzaamheden is gaan uitvoeren. Bij het overdragen van de personeelsadministratie van [bedrijf 1] naar [bedrijf 2] heeft Stedin verzuimd om aan [bedrijf 2] door te geven dat [naam] door bemiddeling van [eiser] bij Stedin is aangesteld. Als gevolg hiervan heeft [bedrijf 2] [naam] een contract aangeboden zonder rekening te houden met de afsplitsing van de fee van [eiser] . [eiser] heeft zijn wervingsactiviteiten ten behoeve van Stedin verricht. Stedin is hiermee opdrachtgever in de zin van artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en is aan [eiser] loon verschuldigd ex artikel 7:405 BW. [eiser] vordert loon over de periode 1 mei 2019 tot 1 november 2019: 40 (uur per week) * 26 (weken) * € 19,75 ex btw per uur = € 20.540,-. Subsidiair beroept [eiser] zich op het bestaan van een residuele overeenkomst in de nakoming waarvan Stedin jegens hem tekortgeschoten is en meer subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat Stedin jegens hem aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad.
3.2.
[eiser] heeft zijn eis bij akte uitlating producties tevens wijziging van eis ex artikel 130 Rv gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om Stedin bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan hem te betalen:
Primair (op basis van contractuele grondslag):
de hoofdsom van € 21.794,52 incl. btw (= 912 uren * 19,75 commissie * 21% btw);
de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW over de hoofdsom vanaf 1 mei 2019, althans subsidiair 1 november 2019, tot aan de dag van volledige voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten conform BIK van € 992,95;
e kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde van [eiser] inbegrepen;
voor het geval voldoening aan dit vonnis niet binnen 14 dagen na het wijzen geschiedt, de nakosten van dit geding;
de wettelijke rente over de posten sub c, d en e vanaf 14 dagen na dit vonnis tot aan de dag van voldoening.
Subsidiair (op basis van buitencontractuele grondslag):
de hoofdsom van € 18.012,- excl. btw (= 912 uren * 19,75 commissie);
de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over de hoofdsom vanaf 1 mei 2019, althans subsidiair 1 november 2019, tot aan de dag van volledige voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II van € 952,-;
e kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde van [eiser] inbegrepen;
voor het geval voldoening aan dit vonnis niet binnen 14 dagen na het wijzen geschiedt, de nakosten van dit geding;
de wettelijke rente over de posten sub c, d en e vanaf 14 dagen na dit vonnis tot aan de dag van voldoening.
3.3.
[eiser] heeft daartoe gesteld dat de hoofdsom wordt gepreciseerd aan de hand van de door Stedin bij conclusie van dupliek opgegeven gewerkte uren. Daarnaast is precisering van de BTW-component gewenst nu deze in de initiële eis onvoldoende tot uitdrukking is gebracht, aldus [eiser] .
3.4.
Stedin heeft verzocht de door [eiser] ingestelde vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure, een bedrag aan salaris van de gemachtigde daaronder begrepen. Daartoe heeft Stedin het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van een contractuele verbintenis tussen [eiser] en Stedin. Er was slechts sprake van een overeenkomst tussen [eiser] en [bedrijf 1] . [bedrijf 1] is geen verlengstuk van Stedin. Stedin heeft in augustus 2018 een all-in budget voor de inhuur van [naam] afgegeven van € 110,95 per uur. De brokerfee voor [bedrijf 1] zit hierin en bedroeg € 0,95 per uur. De resterende € 110,- per uur is op verzoek van [eiser] door [bedrijf 1] uitgesplitst in € 19,75 per uur aan bemiddelingsfee voor [eiser] € 90,25 per uur voor [naam] . Volgens de overeenkomst met [bedrijf 1] had [eiser] aanspraak op de fee gedurende de periode dat [naam] via [bedrijf 1] werkzaamheden heeft verricht voor Stedin. Na 1 mei 2019 is dat niet meer het geval. Er zijn door [eiser] geen andere afspraken gemaakt met [bedrijf 1] en/of [naam] . Aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad is niet voldaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft bij akte uitlating producties na de conclusie van dupliek zijn eis gewijzigd. Ter zake wordt het volgende overwogen.
4.2.
Ingevolge artikel 129 Rv kan de eiser, zolang nog geen eindvonnis is gewezen, zijn eis te allen tijde verminderen. Tegen een vermeerdering van eis bij conclusie of akte ter rolle kan de gedaagde bezwaar maken op de grond dat de vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter kan op dezelfde grond ook ambtshalve een verandering of vermeerdering van eis buiten beschouwing laten (artikel 130 Rv).
4.3.
Voor zover [eiser] de gevorderde hoofdsom van € 20.540,- heeft verminderd tot € 18.012,- en thans een lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vordert, is de eiswijziging op grond van artikel 129 Rv toegestaan. Voor zover de eiswijziging ziet op toewijzing van btw en wettelijke handelsrente over de hoofdsom, geldt dat sprake is van een eisvermeerdering. Hierover heeft Stedin zich niet kunnen uitlaten. Dat, zoals [eiser] stelt, Stedin door de “precisering van deze nevenvorderingen” niet in enig belang is geschaad brengt – voor zover al juist – niet mee dat Stedin het recht moet worden onthouden om zich uit te laten over de eisvermeerdering. De kantonrechter zal Stedin hiertoe evenwel niet in de gelegenheid stellen omdat dit, gelet op de uitkomst van de procedure, geen toegevoegde waarde heeft.
4.4.
Het meest verstrekkende verweer van Stedin houdt in dat [eiser] na 1 mei 2019 geen aanspraak meer heeft op bemiddelingsfee voor de inzet van [naam] bij Stedin. Dat verweer slaagt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
De overeenkomst tussen [bedrijf 1] en [eiser] (zie 2.7) voorziet slechts in een aan [eiser] toekomende bemiddelingsfee gedurende de looptijd van de inzet van [naam] bij Stedin via [bedrijf 1] . Voor zover [eiser] bedoeld heeft te stellen dat hij er op mocht vertrouwen dat hij een bemiddelingsfee van € 19,75 per uur zou blijven ontvangen ook als de inzet van [naam] bij Stedin niet langer via [bedrijf 1] maar via een andere broker zou lopen, geldt dat hij onvoldoende heeft onderbouwd waar hij dit vertrouwen op baseert. Dat het een feit van algemene bekendheid is dat personeelsbemiddelaars aanspraak maken op loon voor bemiddeling, zoals [eiser] heeft gesteld en Stedin heeft betwist, is daartoe in elk onvoldoende. Of en zo ja welk bedrag en hoe lang een bemiddelingsfee toekomt aan een personeelsbemiddelaar hangt in de eerste plaats af van de door de bemiddelaar gemaakte afspraken met de (rechts)persoon of organisatie ten behoeve van wie de bemiddeling is verricht. Dat is in dit geval [naam] . Dat [eiser] [naam] aan Stedin heeft voorgesteld leidt niet tot een ander oordeel. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat hij zijn wervingsactiviteiten ten behoeve van Stedin heeft verricht maar tegenover de betwisting door Stedin heeft hij niet onderbouwd dat het voorstellen van [naam] heeft plaatsgevonden op grond van een tussen Stedin en [eiser] tot stand gekomen contractuele verbintenis. Het feit dat [naam] vervolgens is aangenomen brengt, anders dan [eiser] voorstaat, ook niet zonder meer mee dat tussen Stedin en [eiser] een contractuele verbintenis met betrekking tot het toekennen van bemiddelingsfee tot stand is gekomen. Niet gesteld of gebleken is dat tussen Stedin en [eiser] concrete afspraken zijn gemaakt met betrekking tot een aan [eiser] toekomende bemiddelingsfee; uit de stellingen van partijen volgt dat slechts gesproken is over een all-in tarief. Dergelijke concrete afspraken zijn wel gemaakt tussen [bedrijf 1] en [eiser] en deze hielden in dat bemiddelingsfee verschuldigd was gedurende de looptijd van de inzet van [naam] bij Stedin via [bedrijf 1] . Niet gesteld of gebleken dat tussen [eiser] en [naam] afspraken zijn gemaakt – en ja welke – over bemiddelingsfee in het geval de inzet van [naam] bij Stedin niet langer via [bedrijf 1] zou lopen. Integendeel, Stedin heeft onbetwist gesteld dat van dergelijke afspraken geen sprake is.
4.6.
Dit leidt tot het oordeel dat [eiser] geen aanspraak heeft op bemiddelingsfee na 1 mei 2019. Hierop strandt de vordering van [eiser] evenals de nevenvorderingen. Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd behoeft daarom geen bespreking.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 960,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 480,-).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 960,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
145