ECLI:NL:GHDHA:2023:561

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
BK-21/01046 W tot en met BK-21/01070 W
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van raadsheren in belastingzaak met verzoekster [X] B.V. tegen de Inspecteur van de Belastingdienst

In deze zaak heeft verzoekster, [X] B.V., een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren A. van Dongen, W.M.G. Visser en B.G. van Zadelhoff in een belastingprocedure. De wraking is aangevraagd naar aanleiding van een zitting die op 17 november 2022 gepland stond, waarbij verzoekster deskundigen wilde meenemen. De griffier van het Hof heeft verzoekster echter medegedeeld dat het Hof geen vragen had voor de deskundigen, wat verzoekster als partijdig en onzorgvuldig heeft ervaren. Verzoekster heeft ook verzocht om uitstel van de zitting om getuigen te kunnen horen, maar dit verzoek werd zonder motivering afgewezen. De wrakingskamer heeft op 1 maart 2023 de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid van de raadsheren. De wrakingskamer oordeelde dat de mededelingen van de griffier niet als een bevel tot het niet meenemen van deskundigen kunnen worden opgevat. Ook de afwijzing van het uitstelverzoek werd als een procedurele beslissing beschouwd, waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. Het verzoek tot wraking werd uiteindelijk ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummers: BK-21/01046 W tot en met BK-21/01070 W
Rolnummers hoofdzaak: BK-21/01046 tot en met BK-21/01070
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 1 maart 2023
inzake het verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de hoofdzaak met genoemde rolnummers van:

[X] B.V., gevestigd te [Z] , verzoekster,

(gemachtigde: H. van Dam)

Het geding

1. De belastingprocedure waarin verzoekster het bovenvermelde wrakingsverzoek heeft gedaan (de hoofdzaak), zou op 17 november 2022 door de meervoudige belastingkamer van het Hof worden behandeld. De hoofdzaak betreft zaken van verzoekster tegen de inspecteur van de Belastingdienst (de Inspecteur). In de uitnodigingsbrief van 27 juli 2022 voor de zitting is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Tot
uiterlijk tien dagenvoor de zitting kunt u nadere stukken indienen bij het Gerechtshof, onder vermelding van kenmerknummers en datum van de zitting.
(…)
Eventueel kunt u een getuige of deskundige meebrengen of bij aangetekende brief of
deurwaardersexploot oproepen, mits u daarvan
uiterlijk tien dagenvoor de dag van de zitting aan het Gerechtshof en aan de andere partij(en) mededeling hebt gedaan, met vermelding van hun naam en woonplaats.”
2. Bij e-mail van 10 oktober 2022 heeft verzoekster een nader stuk ingediend. In dit nader stuk is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Tevens meld ik als deskundige aan dhr. [naam deskundige 1] , wonende te [woonplaats] , beëdigd taxateur. Afschrift van dit stuk zond ik per mail aan de Belastingdienst.”
3. De Inspecteur heeft op 4 november een nader stuk met een bijlage ingediend (het tiendagenstuk).
4. Bij e-mail van 8 november 2022 aan het Hof, heeft verzoekster aangekondigd dat zij eveneens deskundige [naam deskundige 2] zal meebrengen naar de zitting.
5. De Inspecteur heeft bij brief van 14 november 2022 bezwaar gemaakt tegen het meebrengen van de deskundige [naam deskundige 2] . In die brief, is voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Volgens artikel 8:60 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht mogen getuigen en deskundigen naar de zitting worden meegebracht, mits daarvan uiterlijk tien dagen voor de dag van de zitting aan de bestuursrechter en aan de andere partijen mededeling is gedaan.
Ik wil uw Gerechtshof in overweging geven de deskundige [naam deskundige 2] niet toe te laten tot de zitting aangezien de gestelde termijn niet in acht is genomen.”
6. Verzoekster heeft bij brief van 14 november 2022 verzocht om uitstel van de zitting. In het verzoek is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“Naar aanleiding van het tiendagenstuk van [de Inspecteur] (…), wil ik uw Hof verzoeken om de zitting aan te houden in verband met getuigenverhoor omtrent het
Onderzoek naar Forfaits in de BPM(bijlage bij het tiendagenstuk) en het daaraan gekoppelde onderzoeksrapport van de Stichting NIVRE;
Richtlijn berekening waardevermindering parallelimport met taxatierapport. Beide onderzoeksrapporten kennen een sterke samenhang en zijn, blijkens de rapportages, in onderlinge samenwerking tot stand gekomen.”
7.1.
Naar aanleiding van de aankondiging van de deskundigen is er op 15 november 2022 telefonisch contact geweest tussen [naam griffier] , de griffier van de hoofdzaak, en de gemachtigde van verzoekster.
7.2.
Bij brief en e-mail van 15 november 2022 heeft het Hof het verzoek om uitstel van de zitting afgewezen:
“Uw verzoek om aanhouding en/of het horen van getuigen wordt afgewezen. Het Hof zal de zaken aanstaande donderdag op zitting behandelen.”
8. Bij e-mails van 15 november 2022 met bijlage en 16 november 2022 heeft verzoekster een verzoek tot wraking van de raadsheren A. van Dongen, W.M.G. Visser en B.G. van Zadelhoff gedaan (het wrakingsverzoek).
9.1.
Bij schriftelijke reactie van 16 november 2022 hebben raadsheren Van Dongen en Visser meegedeeld niet te berusten in het verzoek tot wraking en gereageerd op het wrakingsverzoek. Verder hebben zij te kennen gegeven dat zij wensen te worden gehoord op het wrakingsverzoek.
9.2.
Op 16 november 2022 is er nogmaals telefonisch contact geweest tussen [naam griffier] (de griffier) en de gemachtigde van verzoekster. De griffier heeft van dit gesprek een telefoonnotitie gemaakt.
9.3.
Bij schriftelijke reactie van 17 november 2022 heeft raadsheer Van Zadelhoff meegedeeld niet te berusten in het verzoek tot wraking en gereageerd op het wrakingsverzoek. Voorts heeft hij te kennen gegeven niet aanwezig te zullen zijn bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
10. Bij e-mail van 17 november 2022 heeft verzoekster gereageerd op de in 9.1 vermelde schriftelijke reactie van de raadsheren Van Dongen en Visser.
11. Bij e-mail van 18 november 2022 heeft raadsheer Van Dongen gereageerd op de onder 10 vermelde reactie van verzoekster.
12. Bij e-mail van 22 november 2022 heeft verzoekster gereageerd op de in 9.3 vermelde schriftelijke reactie van raadsheer Van Zadelhoff.
13. Bij e-mail van 22 november 2022 heeft raadsheer Van Dongen gereageerd op de in 12 vermelde reactie van verzoekster en verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
14. De wrakingskamer heeft het verzoek om uitstel gehonoreerd.
15. Bij e-mail van 25 november 2022 heeft verzoekster gereageerd op de in 13 vermelde reactie van raadsheer Van Dongen.
16. Bij e-mail van 25 november 2022 heeft raadsheer Van Dongen gereageerd op de in 15 vermelde reactie van verzoekster.
17. De wrakingskamer heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bepaald op 15 februari 2023. Verzoekster, de Inspecteur, alsmede de raadsheren, zijn van de behandeling op deze datum op de hoogte gebracht.
18. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 15 februari 2023 ter zitting behandeld, waarbij zijn verschenen: de gemachtigde van verzoekster en tot bijstand R. Lammers, de raadsheren Van Dongen en Visser en de griffier. Namens de Inspecteur is [naam] verschenen. De gemachtigde van verzoekster heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Het wrakingsverzoek

19. Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek – zakelijk weergegeven – als volgt gemotiveerd:
i. i) De raadsheren hebben haar bevolen om geen deskundige(n) mee te brengen naar de zitting, omdat dat nutteloos zou zijn. Zij verwijst daarbij naar de volgende transcriptie van het telefoongesprek op 15 november 2022 met de griffier:
“(de griffier) Als u mij hoort dan … ik bel u even over u heeft aangekondigd dat u twee deskundigen meeneemt naar de zitting’
(de gemachtigde) ‘Ja … als de zitting doorgaat. Zál ik u even terugbellen’?’
(de griffier) ‘De zitting gáát door. Daar krijgt u nog een mail van… misschien is die al binnen …’
(de gemachtigde) ‘U heeft mijn verzoek tot uitstel (i.v.m. het aangevraagde getuigenverhoor) wel gezien?’
(de griffier) ‘Ja als het goed is geeft de administratie daar een reactie op via de e-mail …
(de gemachtigde) ‘ehhh…’
(de griffier) ‘maar daar bel ik niet voor.. het gaat over de deskundigen die u heeft aangekondigd … want het Hof heeft geen vragen aan de deskundigen, dus ja… het lijkt het Hof ja ehh .. ja … ik zeg maar nutteloos als ze meekomen naar de zitting…
(de gemachtigde) ‘Nou dat is zeker niet nutteloos want het gaat om schades en het hof is niet gespecialiseerd in schades en de deskundige kan daar zeker iets over zeggen waar het hof daarmee minder bekend is over hoe je daarover kunt oordelen. Dus het nut van een deskundige is er zeer zeker wel.’
(de griffier) (zucht) ‘Ja .. maar dit is wat het Hof mij heeft gevraagd om door te geven dus … ja … bij deze …
(de gemachtigde) Geldt dat voor allebei de deskundigen?
(de griffier) ‘Ja! Want ze hebben ook allebei de auto’s niet gezien hé de deskundigen?’
(de gemachtigde) ‘Dat hoeft ook niet …’
(de griffier) ‘Nee … maar ja … het zijn ook niet de eerste bpm zaken en schades voor het Hof.
(de gemachtigde) ‘nou ja .. afgezien daarvan .. ik heb het recht om een deskundige mee te nemen’
(de griffier) ‘Ja dat klopt, maar ik geef u dit door dus u kunt erover nadenken maar … ik kan u ook weer niet verplichten om ze thuis ze thuis te laten maaruh …
(de gemachtigde) ‘Nou ja .. ik kan er over nadenken om de tweede niet mee te nemen maar de eerste die ik tijdig heb aangekondigd zal ik zeer zeker meenemen
(de griffier) ‘Nou ja maar dan weet u in elk geval dat dat ’t kan dat die persoon er zit en dat er niets zal worden gevraagd en dat er geen behoefte is .. of .. nou jaahh … maar dan bent u op de hoogte …t
(de gemachtigde) ‘Dat vind ik dan wel een vooringenomen standpunt van de Raadsheren dat ze nu al bij voorbaat weten dat ze geen vragen hebben voor de deskundigen. Daar ben ik wel een beetje door geschokt en heel onaangenaam.’
(de griffier) Ze hebben toch zich voorbereid dus .. de stukken .. dus nou ja …
(de gemachtigde) ‘Het gaat om 25 verschillende voertuigen en die zullen toch allemaal individueel behandeld moeten worden …(….) en dan is het niet noodzakelijk dat de deskundige ter zitting de auto’s zelf gezien moet hebben.. (…)’
(de griffier) ‘Nee dat zeg ik ook niet…’
(de gemachtigde) ‘Ik vind het heel vreemd dat ik daar 2 dagen van te voren een telefoontje over krijg… ’
(de gemachtigde) ‘En kunt u mij vertellen waarom het verzoek tot uitstel is afgewezen?’
(de griffier) ‘Nou … eh dat zal u Donderdag van het Hof horen … Dat eh …’
(de gemachtigde) ‘Ik krijg dat niet schriftelijk van te voren?’
(de griffier) ‘Ehm nou … u krijgt een e-mail … een reactie op uw e-mail…met dat het verzoek om aanhouden en de getuigenverhoren wordt afgewezen’
(de gemachtigde) ‘Dat mailtje is al onderweg?’
(de griffier) ‘Dat doet de ehm .. administratie bij ons dus ehm .. ik weet niet .. misschien hebben ze nog een paar andere zaken die ze moeten afhandelen…”
ii) Verzoekster heeft verzocht om uitstel van de zitting teneinde een getuigenverhoor te kunnen initiëren. Het Hof heeft dit uitstel bij brief van 15 november 2022 zonder nadere motivering afgewezen. Volgens verzoekster is het ontbreken van een motivering laakbaar en een omissie van de zijde van het Hof.
Verzoekster acht de onder i) en ii) geschetste gang van zaken zozeer onzorgvuldig dat daaruit kan worden afgeleid dat sprake is van vooringenomenheid bij de behandelend raadsheren.
20. De raadsheren Van Dongen en Visser hebben als volgt schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. De griffier heeft de gemachtigde op 15 november 2022 gebeld met twee voorlopige mededelingen: het Hof heeft geen vragen voor de deskundigen over de auto’s en het Hof ziet vooralsnog geen aanleiding om de getuigen op te roepen.
Volgens de raadsheren Van Dongen en Visser is niet gezegd dat het niet is toegestaan om de aangekondigde deskundigen mee te nemen naar de zitting, maar om teleurstelling te voorkomen, is alleen medegedeeld dat het Hof geen vragen voor hen heeft. De gemachtigde kan vervolgens zelf de afweging maken of het nodig is de deskundigen toch mee te nemen.
Over de weigering om getuigen op te roepen, hebben de raadsheren Van Dongen en Visser toegelicht dat de beslissing om geen getuigen te horen een voorlopige beslissing is die niet nader gemotiveerd hoeft te worden. Raadsheer Van Zadelhoff onderschrijft de schriftelijke reactie van de raadsheren Van Dongen en Visser.
21. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster in aanvulling op het wrakingsverzoek de wrakingskamer verzocht om, indien het verzoek tot wraking wordt afgewezen, het verzoek tot wraking te verwijzen naar, bij voorkeur, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

22. Op grond van artikel 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 8:108, lid 1, Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het hoger beroep in belastingzaken.
23. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer HR 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3625).
24. Verzoeksters wrakingsverzoek steunt in de eerste plaats op de grond dat de gang van zaken rond het meebrengen van twee deskundigen wijst op partijdigheid van de kant van de raadsheren, althans dat bij verzoekster de schijn van partijdigheid door die gang van zaken is gewekt. Daarbij wijst verzoekster met name op het telefonische contact met de griffier op 15 november 2022 en 16 november 2022. Ten tweede klaagt zij over het ontbreken van een motivering bij de afwijzing van haar uitstelverzoek dat zij had gedaan om getuigen te kunnen horen.
Vooraf; aangeboden geluidsopname telefoongesprek
25. Verzoekster heeft in haar reactie van 22 november 2022 (zie 12) een transcriptie van het telefoongesprek op 15 november 2022 met de griffier opgenomen. Tevens heeft zij aangeboden de geluidsopname, indien de wrakingskamer daarover wenst te beschikken, te verstrekken. De wrakingskamer gaat ervan uit dat de transcriptie een getrouwe weergaven van de werkelijkheid is en gaat daarom niet in op het aanbod om de geluidsopname over te leggen.
Het wrakingsverzoek
26. De wrakingskamer oordeelt als volgt. De stelling van verzoekster dat de raadsheren haar – via de griffier – hebben bevolen geen deskundigen mee te brengen mist feitelijke grondslag. Nog daargelaten dat de telefonische mededelingen zijn gedaan door de griffier en niet door een van de raadsheren zelf, kan uit de transcriptie van het telefoongesprek niet worden afgeleid dat de boodschap van de griffier inhield dat het Hof had beslist dat er geen deskundigen naar de zitting mochten worden meegebracht. Het dossier biedt evenmin anderszins steun voor de stelling van verzoekster dat het haar niet was toegestaan deskundigen mee te brengen naar de zitting, althans dat zij heeft kunnen menen dat dat het geval was. In al hetgeen verzoekster op dit punt voor het overige heeft aangevoerd, ziet de wrakingskamer evenmin grond voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
27. De beslissing van het Hof om geen getuigen op te roepen en de beslissing om het uitstelverzoek te weigeren, is een procedurele beslissing.
28. Over de juistheid van procedurele beslissingen komt de wrakingskamer geen oordeel toe. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich eveneens ertegen dat de motivering van de procedurele beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Dat daarvan in deze zaak sprake is, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. Overigens is verzoekster telefonisch op de hoogte gesteld dat het Hof de afwijzing van dit verzoek tijdens de zitting zou toelichten.
29. Verzoeksters subsidiaire verzoek om het wrakingsverzoek te verwijzen naar een ander gerechtshof wordt afgewezen. Het enkele feit dat de wrakingskamer is samengesteld uit raadsheren van het gerechtshof Den Haag is onvoldoende om het wrakingsverzoek te laten behandelen door raadsheren van een ander gerechtshof.
Slotsom
30. Gelet op het voorgaande is het verzoek tot wraking ongegrond en dient het afgewezen te worden.

Beslissing

De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de gemachtigde van verzoekster, aan de raadsheren, alsmede aan de Inspecteur.
Deze beslissing is gegeven op 1 maart 2023 door J.M. van de Poll, voorzitter, C.A. Joustra en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in aanwezigheid van de griffier N. Veenstra.
aangetekend aan
verzoeker verzonden: