In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een WGA-uitkering moet worden betrokken in de berekeningsgrondslag voor de arbeidskorting. De belanghebbende, geboren in 1959, ontving in 2018 een WGA-uitkering van het UWV en had geen fiscaal partner. De inspecteur van de Belastingdienst had de WGA-uitkering niet in de berekening van de arbeidskorting betrokken, wat leidde tot een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De belanghebbende stelde dat deze behandeling in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat iemand die de WGA-uitkering via de werkgever ontvangt, wel recht heeft op arbeidskorting. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof oordeelde dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging was voor de ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende recht had op de arbeidskorting over de WGA-uitkering, en dat de aanslag dienovereenkomstig moest worden verminderd. De uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar werden vernietigd, en de belastingaanslag werd verlaagd tot een negatief bedrag van € 142.