Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
8. Ingevolge vaste jurisprudentie worden de volgende cumulatieve voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen: deelname aan het economisch verkeer, het subjectieve oogmerk om voordeel te behalen en de objectieve verwachting dat het voordeel redelijkerwijs (in de toekomst) kan worden behaald.
9. Niet in geschil is dat eiseres met de activiteiten heeft deelgenomen aan het economische verkeer en dat zij daarmee voordeel beoogde te behalen. Tussen partijen is slechts in geschil of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting.
10. De vraag of in enig jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting moet in beginsel worden beantwoord op basis van feiten en omstandigheden van dat jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen echter licht werpen op het antwoord op de vraag of in het betreffende jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en mogen daarom mede in aanmerking worden genomen[2].
11. Vast staat dat de ondernemersactiviteiten van eiseres in de jaren 2014 tot en met 2018 steeds tot negatieve resultaten dan wel tot een nihil resultaat hebben geleid en dat de omzet nihil tot minimaal is. Vanaf de start van de activiteiten is eiseres in geen enkel jaar in staat gebleken met de activiteiten positieve resultaten te behalen. Nu sprake is van een structurele verliessituatie, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat eiseres feiten en omstandigheden aannemelijk dient te maken op grond waarvan zij in de jaren 2017 en 2018, objectief bezien, positieve opbrengsten kon verwachten met de activiteiten. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank met wat zij heeft aangevoerd en overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat zij met de activiteiten redelijkerwijs en aldus objectief beschouwd een positieve opbrengst kon verwachten. Het had op de weg van eiseres gelegen om bijvoorbeeld aan de hand van een ondernemingsplan of een marktonderzoek aannemelijk te maken dat uit haar werkzaamheden redelijkerwijs voordeel viel te verwachten.
12. De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Daarom kunnen de activiteiten van eiseres niet worden aangemerkt als een bron van inkomen. Dit betekent dat de verliezen uit die activiteiten niet voortvloeien uit een bron van inkomen. Hierdoor kunnen de verliezen niet in mindering worden gebracht op het inkomen uit werk en woning van eiseres.
Project 1043 en de databank FSV
15. Eiseres heeft verder nog gewezen op de omstandigheid dat haar gegevens zijn verwerkt in het kader van projectcode 1043 en dat haar gegevens zijn opgenomen in de zogenoemde databank FSV.
16. Verweerder heeft in dit verband ter zitting verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 10 december 2021[3] en toegelicht dat de bron van de beoordeling van de onderhavige aangiften niet het gevolg is van de registratie in de databank FSV, maar is terug te voeren op het in 2017 verrichte boekenonderzoek waarbij de jaren 2012 tot en met 2017 aan een controle zijn onderworpen en de omstandigheid dat sprake is van een aanhoudend negatief resultaat. De aangifte van een belastingplichtige die gedurende een aantal jaren achter elkaar verliezen aangeeft, wordt op een gegeven moment automatisch uitgeworpen voor nader onderzoek. Project 1043 ziet volgens verweerder op het opvoeren van hoge zorgkosten in de aangifte en in het geval van eiseres is daarvan geen sprake.
17. In het arrest van de Hoge Raad van 10 december 2021 is onder meer het volgende overwogen:
“De rechtmatigheid van het besluit van de inspecteur om een aangifte te controleren wordt in beginsel niet aangetast door de manier waarop informatie over de belastingplichtige is verwerkt.
Dat kan anders zijn indien de controle van de aangifte voortvloeit uit een risicoselectie, een verwerking van persoonsgegevens in een databank of een gebruik van een databank waarin persoonsgegevens zijn opgeslagen, op basis van een criterium dat jegens de belastingplichtige leidt tot een schending van een grondrecht zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging. Indien de rechter tot de bevinding komt dat zo’n uitzonderlijke situatie aan de orde is, is het niet uitgesloten dat hij daaraan de slotsom verbindt dat de controle van de aangifte van de belastingplichtige heeft plaatsgevonden op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van hetgeen bij die controle aan het licht is gekomen onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. In dat uitzonderlijke geval komt aan de inspecteur niet de bevoegdheid toe om de aangifte van de belastingplichtige te corrigeren naar aanleiding van die bij de controle aan het licht gekomen punten.”
18. Nu uit de uitspraak van deze rechtbank van 18 november 2021[4] met betrekking tot de aan eiseres opgelegde aanslagen over de jaren 2014, 2015 en 2016 volgt dat de resultaten van het betreffende boekenonderzoek buiten beschouwing dienen te blijven, kan verweerder zich voor wat betreft de rechtmatigheid van zijn besluit om de aangiften van eiseres te controleren niet langer op dat boekenonderzoek baseren.
19. Verweerder heeft echter ook aangevoerd dat de aangiften van eiseres aan een nader onderzoek zijn onderworpen omdat eiseres structureel verliezen heeft aangegeven. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat indien een belastingplichtige gedurende een aantal jaren verliezen aangeeft, de aangifte door het systeem van de Belastingdienst standaard wordt uitgeworpen voor controle. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de uitworp van de aangiften om de hiervoor genoemde reden niet mee dat de controle van de aangiften heeft plaatsgevonden op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat de correcties achterwege moeten blijven. De stukken bevatten geen aanwijzing dat de controle van de aangiften heeft plaatsgevonden op basis van een criterium dat jegens eiseres leidt tot een schending van een grondrecht. De omstandigheid dat de gegevens van eiseres zijn opgenomen in het kader van projectcode 1043 en de databank FSV, leidt om die reden niet tot een verlaging of vernietiging van de aanslagen.
20. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de rentebeschikkingen. Niet is gebleken is dat de rente niet in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is berekend.
Immateriële schadevergoeding
21. Voor vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. Sinds de indiening van de bezwaarschriften en deze uitspraak zijn namelijk niet meer dan twee jaren verstreken, zodat de redelijke termijn niet is overschreden.
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de beroepen ongegrond verklaard.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
[2] Vergelijk Hoge Raad 24 juni 2011, ECLI:NL:HR: 2011:BP5707..