Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
2.[appellant 2] ,
3.Stichting Radar Inc.,
4.Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten,
5.Amnesty International (afdeling Nederland),
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.Procespartijen
4.De MTV-controles; juridische achtergrond
.(…)
5.De MTV-controles; beleid en uitvoering KMar
6.Waar gaat het geschil over en wat heeft de rechtbank daarover beslist
omdatdeze bepaalde etnische kenmerken heeft en
dusvermoedelijk een andere nationaliteit zou hebben. Omdat een selectiebeslissing altijd gebaseerd moet zijn op meerdere objectieve factoren wordt die beslissing ook niet in overwegende mate gebaseerd op één van die indicatoren, zoals huidskleur of ras. De andere indicatoren wegen even zwaar. Dit is in lijn met internationale (mensenrechten)verdragen en de rechtspraak van verschillende nationale en internationale rechters.
7.Beoordeling in hoger beroep; inleidende overwegingen
‘racial profiling’(waarvan ‘etnisch profileren’ volgens hen de Nederlandse vertaling is) en de leesbaarheid van de memorie van grieven. Onder ‘ras’ verstaan Amnesty c.s. mede huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. [5] Onder ‘afkomst’ begrijpen Amnesty c.s. kenmerken verband houdend met nationale of etnische afstamming, bijvoorbeeld een geboorteplaats buiten Nederland of een ander land van herkomst dan Nederland. Onder ‘nationale afstamming’ verstaan Amnesty c.s. de binding van een persoon met een nationale staat, bijvoorbeeld omdat die persoon of diens (voor)ouders daar zijn opgegroeid. ‘Etnische afstamming’ of ‘etniciteit’ gebruiken Amnesty c.s. als een verwijzing naar het lidmaatschap van een sociale of maatschappelijke groep, die wordt gekenmerkt door een gemeenschappelijke nationaliteit, stam, geloofsopvatting, taal of culturele en traditionele afkomst of achtergrond.
facial characteristics’). Het hof begrijpt dat Amnesty c.s. met ‘ras’ niet op iets wezenlijk anders doelen.
8.Beoordeling in hoger beroep; bespreking van de grieven
but for’ test toe. Dit wil zeggen dat het EHRM nagaat of de betrokkene ook zo zou zijn behandeld indien hij niet een bepaald (in art. 14 EVRM bedoeld) persoonskenmerk (zoals huidskleur) had gehad. Indien het antwoord ontkennend luidt is sprake van ongelijke behandeling op grond van een van de in art. 14 verboden gronden. Indien meerdere factoren bij de besluitvorming een rol hebben gespeeld gaat het EHRM na of het discriminerende element doorslaggevende betekenis heeft gehad. [11]
very weighty reasons’ zijn. Het EHRM drukt het ook zo uit dat in zo’n geval het begrip objectieve en redelijke rechtvaardiging ‘
as strictly as possible’ moet worden uitgelegd. [13] De ‘
very weighty reasons’ test betekent dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de gerechtvaardigdheid van de nagestreefde doelstelling, alsmede aan de geschiktheid, noodzakelijkheid en proportionaliteit van de ongelijke behandeling. [14] In de praktijk wordt daaraan bijna nooit voldaan. [15]
exclusively or to a decisive extent’ is gebaseerd op etniciteit, voor dat onderscheid geen objectieve rechtvaardiging
kanbestaan. [16] Anders dan de Staat aanvoert, is het niet zo dat een onderscheid op basis van ras of etniciteit alleen verboden is indien dat onderscheid ‘
exclusively or to a decisive extent’ is terug te voeren op ras of etniciteit. Indien het onderscheid ‘
exclusively or to a decisive extent’ is gebaseerd op ras of etniciteit komt een rechtvaardiging volgens het EHRM niet eens aan de orde. Indien een onderscheid wordt gemaakt dat niet ‘
exclusively or to a decisive extent’ is terug te voeren op ras of etniciteit, maar wel voldoet aan de ‘
but for’ test, dient de staat nog aan te tonen dat voor dat onderscheid ‘
very weighty reasons’ bestaan. [17]
Muhammad t. Spanje [19] , waarin het EHRM concludeerde dat niet was komen vast te staan dat aan de beslissing om Muhammad te onderwerpen aan een identiteitscontrole racistische motieven ten grondslag hadden gelegen. De onderhavige zaak is in zoverre anders dat het niet gaat om de beoordeling van een voltooid individueel voorval, maar om een op de toekomst gericht verbod. De onderhavige zaak verschilt bovendien van vele andere door het EHRM berechte zaken doordat de Staat erkent dat de KMar (in voorkomend geval) ras of etniciteit gebruikt bij selectiebeslissingen in het kader van het MTV. Dit is onderdeel van het beleid van de KMar. Tegen die achtergrond is het voor een aan de Staat gericht bevel strikt genomen niet nodig dat eerst aan de hand van de ‘
but for’ test wordt vastgesteld of sprake is van ongelijke behandeling op grond van ras of etniciteit. Het staat immers vast dat de KMar in voorkomend geval ras en etniciteit (naast andere factoren) zal gebruiken bij selectiebeslissingen in het kader van het MTV. De rechter kan en moet toetsen of voor dit gebruik van ras of etniciteit een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
but for’ test moet nagaan of (er een reële dreiging bestaat dat) de KMar gelijke gevallen ongelijk zal behandelen op grond van ras of etniciteit, ook aan dat vereiste is voldaan. Aan de hand van wat de Staat over het gebruik van ras of etniciteit in het MTV naar voren heeft gebracht, kan het hof immers vaststellen dat sprake is en zal zijn van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
but for’ test).
condicio sine qua non-verband bij het vaststellen van causaal verband: er kunnen (en zullen in de praktijk vrijwel steeds) meerdere oorzaken zijn ten aanzien waarvan
sine qua non-verband aanwezig is.
but for’ verband ontbreekt of dat het reeds om die reden geoorloofd is dat ras of etniciteit worden gebruikt. De rechtspraak van het EHRM geeft er ook geen blijk van dat de aanwezigheid van andere oorzaken naast ras of etniciteit reeds betekent dat het gebruik van een raciaal of etnisch kenmerk voor de selectie of andere bejegening van personen is toegestaan. Dit spreekt ook vanzelf, aangezien het in de praktijk moeilijk denkbaar is dat uitsluitend het raciale of etnische kenmerk tot het optreden van de overheid heeft geleid. In de praktijk zullen vrijwel altijd ook andere omstandigheden een rol spelen, zoals de leeftijd van de geselecteerde persoon, en het tijdstip en de plaats van de controle.
but for’ test, of althans dat daarvoor een reële dreiging bestaat. De Staat stelt dat ras of etniciteit alleen bij de selectiebeslissingen worden gebruikt als dat
noodzakelijkis, hetgeen het hof zo begrijpt dat anders de desbetreffende MTV-controle niet goed kan worden uitgevoerd, bijvoorbeeld omdat bepaalde migratiefenomenen dan niet goed kunnen worden gecontroleerd. Dit standpunt impliceert noodzakelijkerwijs dat in die gevallen waarin ras of etniciteit worden gebruikt, de gecontroleerde persoon niet zou zijn geselecteerd als het raciale of etnische kenmerk afwezig was geweest. Het gebruik van een dergelijk kenmerk kan immers niet tegelijkertijd ‘noodzakelijk’ zijn
engeen gevolgen hebben voor de selectiebeslissing. Anders gezegd: als ras of etniciteit voor de selectiebeslissing toch geen verschil maken, is het gebruik daarvan dus ook niet noodzakelijk. De conclusie is dan ook dat telkens wanneer de KMar ras of etniciteit bij het nemen van een selectiebeslissing gebruikt, voldaan is aan de ‘
but for’ test.
waaraan eveneens moet zijn voldaan[cursivering hof]. Uit deze laatste zinsnede blijkt dat ook naar de mening van de Staat in een dergelijk geval geen selectie plaatsvindt indien aan dat etnische kenmerk niet is voldaan.
kanin een dergelijk geval volgens de Staat iets zeggen over de herkomst van de beide personen en in dit geval mede – in combinatie met andere factoren
waaraan evenzeer moet worden voldaan[cursivering hof]– de basis vormen voor de selectiebeslissing. Ook in dit geval blijkt uit de stelling van de Staat dat selectie voor het MTV niet zou hebben plaatsgevonden indien de beide personen niet een Aziatisch uiterlijk zouden hebben gehad.
exclusively or to a decisive extentop ras of etniciteit is gebaseerd. Is dat het geval, dan is het uitgesloten dat voor het gemaakte onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. [23] Hiervoor is overwogen dat in die gevallen waarin de KMar een selectiebeslissing op ras of etniciteit baseert, (er een reële dreiging bestaat dat) het aan ras of etniciteit ontleende kenmerk in zoverre beslissend is dat de desbetreffende persoon niet voor controle zou zijn geselecteerd indien, bij gelijkblijvende overige omstandigheden, dat kenmerk er niet was geweest. Dat brengt onvermijdelijk mee dat de selectiebeslissing ‘
to a decisive degree’ (in beslissende mate) op dat raciale of etnische kenmerk is gebaseerd. Dat andere factoren mogelijk óók beslissend zijn maakt dat niet anders. Daarmee staat volgens vaste jurisprudentie van het EHRM vast dat voor het gemaakte onderscheid geen objectieve en redelijke rechtvaardiging kán bestaan. Het gebruik van aan ras of etniciteit ontleende persoonlijke kenmerken bij selectiebeslissingen in het kader van het MTV is dus ongeoorloofd.
exclusively or to a decisive extentberusten op ras of etniciteit. In dat geval moet, zoals hiervoor is overwogen, worden onderzocht of voor dat onderscheid
very weighty reasonsbestaan, waarbij het aan de Staat is om dat aan te tonen. Dat heeft de Staat echter niet aangetoond. De Staat heeft slechts aangevoerd dat etnische kenmerken niet iets hóeven te zeggen over nationaliteit of herkomst, maar dat zij dat wel kúnnen. [24] De Staat heeft echter niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dát ras of etniciteit iets zeggen of kunnen zeggen over nationaliteit of herkomst. Amnesty c.s. voeren in dit verband terecht aan dat nationaliteit een juridische categorie is die in beginsel niet kan worden afgeleid uit aan ras of etniciteit ontleende uiterlijke kenmerken. ‘Herkomst’ is een te vaag en door de Staat niet gedefinieerd begrip. De Staat heeft evenmin uitgelegd, laat staan aan de hand van al dan niet wetenschappelijk bewijsmateriaal onderbouwd, waarom de enkele
mogelijkheiddat ras of etniciteit iets over herkomst of nationaliteit zeggen, maakt dat een dergelijk selectiecriterium een voldoende geschikt en proportioneel middel is om illegaal verblijf tegen te gaan. De Staat heeft ook geen inzicht gegeven in de vraag hoe de gevallen waarin volgens de Staat raciale of etnische kenmerken wel iets zeggen over nationaliteit of herkomst zich numeriek verhouden tot de gevallen waarin dat niet het geval is.
factual inequalities’ te corrigeren, dus in gevallen van positieve discriminatie. [25] Het valt dan ook niet op voorhand uit te sluiten dat, indien in een specifiek geval de KMar niet bezig is met het uitvoeren van een MTV-controle maar hulp wil verlenen aan personen die slachtoffer dreigen te worden van misstanden zoals mensenhandel, dit een objectieve en redelijke rechtvaardiging zou kunnen opleveren. De onderhavige procedure gaat echter over de controles die in het kader van het MTV plaatsvinden en die tot doel hebben het bestrijden van illegaal verblijf na grensoverschrijding. Het enkele feit dat de mogelijkheid bestaat dat een MTV-controle als ‘bijvangst’ oplevert dat een specifieke misstand wordt bestreden, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat voor selectie op basis van ras of etniciteit een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Daarvoor heeft de Staat te weinig concreets aangevoerd.
9.Toewijsbaarheid van de vorderingen
10.Conclusie; proceskosten
in eerste aanlegop € 656 aan griffierecht en € 1689 aan salaris van de advocaat, en
in hoger beroepop € 1.566,-- aan griffierechten en € 4.140,50 aan salaris van de advocaat, en op € 173,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag van voldoening;