Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/603379 / HA ZA 20-1147
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 28 maart 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 december 2021;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de Staat, tevens incidentele memorie van grieven;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellant] , met bijlagen;
- de bijlagen 27-38 die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;
- de bijlage 18 die de Staat ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Vorderingen in hoger beroep
5.Beoordeling in hoger beroep
Juridisch kader
Tenzij Onze Minister reeds aanstonds van oordeel is dat er gronden zijn om de erkenning van de rechterlijke uitspraak te weigeren, doet hij de rechterlijke uitspraak en het certificaat toekomen aan de advocaat-generaal bij het ressortsparket.
De advocaat-generaal legt de rechterlijke uitspraak en het certificaat onverwijld voor aan de bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal dient eventuele opmerkingen bij voornoemde stukken binnen een termijn van veertien dagen nadat hij de stukken heeft voorgelegd, in bij de bijzondere kamer van het gerechtshof.
De bijzondere kamer van het gerechtshof beoordeelt:
of er gronden zijn om de erkenning van de rechterlijke uitspraak met toepassing van artikel 2:13, eerste lid, te weigeren;
of de ten uitvoer te leggen vrijheidsbenemende sanctie is opgelegd voor een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is en zo ja, welk strafbaar feit dit oplevert;
tot welke aanpassing van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie het vierde of vijfde lid aanleiding geeft.
Indien de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie een langere duur heeft dan het voor het desbetreffende feit naar Nederlands recht toepasselijke strafmaximum, wordt de duur van de vrijheidsbenemende sanctie tot dat strafmaximum verlaagd.
Indien de aard van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie onverenigbaar is met het Nederlandse recht, wordt de vrijheidsbenemende sanctie gewijzigd in een straf of maatregel waarin het Nederlandse recht voorziet en die zoveel mogelijk overeenstemt met de in de uitvaardigende lidstaat opgelegde vrijheidsbenemende sanctie.
De aanpassing op grond van het vierde of vijfde lid houdt in geen geval een verzwaring van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie in.
De bijzondere kamer van het gerechtshof doet zijn oordeel op grond van het derde lid, schriftelijk en met redenen omkleed aan Onze Minister toekomen, binnen een termijn van zes weken nadat de rechterlijke uitspraak en het certificaat zijn ontvangen.
32885, nr. 3, p. 22):
32885, nr. 7, p. 20-22) is opgemerkt:
Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.
Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Eenieder heeft de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen.
Rechtsbijstand wordt verleend aan degenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.
voordateen beslissing wordt genomen, stuit op dit oordeel van de Hoge Raad af. Dat laat onverlet dat het hof van oordeel is dat aan het beginsel van hoor- en wederhoor op een effectievere manier recht kan worden gedaan door de veroordeelde te horen voordat een beslissing is genomen dan door dit te doen nadat een beslissing is genomen. Het Kaderbesluit noch de Wets sluit uit dat dit gebeurt.
exclusieverechtsgang biedt en de weg naar de burgerlijke rechter als restrechter uitsluit. Theoretisch brengt dit mee dat de keuze zou kunnen bestaan tussen het volgen van deze “aanpassingsprocedure” en de rechtsgang bij de civiele rechter. Het hof is echter van oordeel dat het wenselijk is en ook voor de hand ligt dat die aanpassingsprocedure als exclusief wordt beschouwd. De penitentiaire kamer heeft immers te gelden als een gespecialiseerde, deskundige rechter en als de mogelijkheid tot heroverweging van een gegeven rechterlijk oordeel door diezelfde rechter wordt geaccepteerd, verdient die mogelijkheid de voorkeur boven een herbeoordeling door de burgerlijke rechter.
een rechterlijke instantieprejudiciële vragen kan stellen. Volgens vaste rechtspraak houdt het Hof van Justitie bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een rechterlijke instantie rekening met een samenstel van factoren, zoals de wettelijke grondslag van het orgaan, het permanente karakter ervan, de verplichte rechtsmacht, het feit dat uitspraak wordt gedaan na een procedure op tegenspraak, het toepassen van regelen des rechts, alsmede de onafhankelijkheid van het orgaan. [4] Voorts is vereist dat de rechter uitspraak moet doen in het kader van een procedure die moet uitmonden in een beslissing die de kenmerken vertoont van een rechterlijke uitspraak. [5]
opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat de Staat jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld;
- veroordeelt de Staat de beslissing van 18 februari 2019 te heroverwegen nadat het hof Arnhem-Leeuwarden het oordeel van 18 januari 2019 heeft herbeoordeeld in een procedure die voldoet aan de eisen van art. 47 Handvest;
- veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep aan de zijde van [appellant] begroot op € 100,89 aan explootkosten en € 1.126,- aan kosten van de advocaat in eerste aanleg en op € 125,03 aan explootkosten en € 3.549,- aan kosten van de advocaat in hoger beroep;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.