11.5.Hectas betwist dat sprake was van een schending van de artikelen 3:13 en 3:17 Arbobesluit. Artikel 3:13 Arbobesluit bevat een tiental leden en handelt onder meer over regels aangaande (transparante en automatische) deuren. Artikel 3:17 Arbobesluit bevat louter een algemene norm dat het gevaar voorkomen moet worden door voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen te worden getroffen of geraakt of bekneld te raken. Verder is [appellant] volgens Hectas niet bekneld geraakt Hij heeft slechts zijn arm tegen een deur gestoten.
12. Dit betoog treft naar het oordeel van het hof geen doel. Anders dan Hectas meent, was hier geen sprake van een reguliere deur. Blijkens de mededeling die was aangebracht aan de binnenzijde van de deur, die te zien is op de overgelegde foto (prod. 7 bij inleidende dagvaarding), was deze deur in gebruik als nooduitgang (“
Niet openmaken A.U.B. het is een nooduitgang”). Dat deze deur niettemin (feitelijk) in gebruik zou zijn als reguliere deur, blijkt nergens uit.
13. Zoals Hectas ook zelf stelt, was de deur voorzien van een dranger om te voorkomen dat de deur na opening ongewenst open zou blijven staan. Volgens Hectas heeft een dranger (als deze) als doel “de deur dicht te trekken”. De functie van deze dranger als sluitversneller staat dan ook niet ter discussie. Blijkens de door [appellant] overgelegde filmopname die is gemaakt om de werking van deze deur te laten zien (waarvan niet ter discussie staat dat deze overeenkomt met de feitelijke situatie ten tijde van het ongeval), wordt de deur na opening met zekere kracht weer dicht getrokken door middel van de dranger (als sluitversneller). Dit wordt op de film ook nog geïllustreerd door het feit dat de deur na opening tot tweemaal toe terug slaat op het lichaam van de persoon die de deur opent. Naar ervaringsregels kan er van uit worden gegaan dat een buitendeur die is uitgerust met een dergelijke dranger in geval van wind extra hard dicht kan slaan door de kracht van de wind in combinatie met de sluitversnellende werking van de dranger. Door aan [appellant] de instructie te geven om, ongeacht de weersomstandigheden, gebruik te maken van juist deze (nood)deur om dagelijks zakken met vuilnis naar buiten te brengen, heeft Hectas het reële en aanmerkelijke gevaar in het leven geroepen dat [appellant] , bij hard dichtslaan van de deur letselschade zou oplopen. Het hof acht voldoende aannemelijk dat dit gevaar zich hier heeft verwezenlijkt.
14. Hectas heeft haar stelling dat er op de dag van het ongeval geen sprake zou zijn geweest van harde wind, niet voldoende onderbouwd. Als onbetwist staat vast dat deze deur zich op een bijzonder windgevoelige plaats – aan de Tweelingstraat in Leiden - bevindt en blijkens de overgelegde gegevens van het dichtstbijzijnde weerstation zijn er op de dag van het ongeval windstoten gemeten van windkracht 7 (inleidende dagvaarding onder 33, memorie van grieven onder 51 en prod. 1 bij conclusie van antwoord, rechterkolom). Hectas heeft bovendien geen andere feiten en/of omstandigheden aangevoerd (dan de combinatie van harde wind en sluitversneller) waardoor de deur met zodanig grote kracht tegen [appellant] aan heeft kunnen komen dat hij daardoor een polsbreuk kon oplopen. Het hof tekent hierbij nog aan dat het voor de hand ligt dat [appellant] - al dan niet in een reflex - heeft getracht de dichtslaande deur tegen te houden met zijn arm/hand. Het was immers zijn - door Hectas opgedragen - taak om de deur te openen en open te houden, teneinde de vuilniszakken naar buiten te kunnen brengen. Daarnaast staat niet ter discussie dat, aangezien [appellant] zijn werkzaamheden binnen in het gebouw uitvoerde, de kans groot was dat hij er bij het openen van de deur er niet op bedacht zou zijn dat er - buiten - mogelijk krachtige windstoten voor zouden komen. Ook op het ongevallenformulier (geciteerd in rov. 2.2) staat overigens vermeld dat de deur door de harde wind dicht sloeg. Ten aanzien van de betekenis van dit formulier verwijst het hof verder naar hetgeen hierna is overwogen in rov. 17.
15. Verder staat als onweersproken vast dat Hectas de deur, althans de functie en/of wijze van afstelling van de daarop gemonteerde deurdranger, niet heeft onderzocht voordat zij [appellant] de instructie gaf om deze specifieke (nood)deur, en niet de reguliere in- en uitgang(en) van het gebouw, te gebruiken om afvalzakken naar buiten te brengen. Dit nalaten valt haar aan te rekenen, gelet op de aard en ernst van het hiervoor genoemde gevaar en de ruime strekking van haar zorgplicht als werkgever (als hiervoor vermeld in rov. 7). Op grond van het bepaalde in art. 3:13 jo. 3:17 van het Arbobesluit had dit (preventieve) onderzoek eens te meer op de weg van Hectas gelegen. Art. 3:13 ziet op de eisen die aan deuren gesteld mogen worden en het eerste lid van dit artikel bepaalt onder meer dat de materialen waarvan deuren zijn vervaardigd, moeten zijn afgestemd op de aard en het gebruik van de arbeidsplaats. Dit artikel strekt er, mede gelet op het bepaalde in art. 3:17 van het Arbobesluit, onder meer toe het gevaar te voorkomen c.q. zoveel mogelijk te beperken dat een werknemer op de arbeidsplaats getroffen of geraakt wordt dan wel bekneld raakt door (een voorwerp als) een deur. Anders dan Hectas meent, ziet art. 3:13 van het besluit overigens niet alleen op (de werking van) transparante en automatische deuren. Met [appellant] is het hof van oordeel dat wanneer er dagelijks twee zakken met afval naar buiten afgevoerd moeten worden, een deur die met zekere kracht door de daarop gemonteerde dranger wordt dichtgetrokken en dan tegen het lichaam aan 'slaat', niet zonder meer te beschouwen is als een voor deze taak - op deze windgevoelige plaats - geschikte deur. Door de specifieke werking van deze deur c.q. de daarop gemonteerde dranger, wordt het risico van geraakt of bekneld worden niet beperkt, zoals artikel 3:17 Arbobesluit voorschrijft, maar juist vergroot.
16. Overigens kan in het midden blijven of de polsbreuk die [appellant] opliep bij het (hard) dichtslaan van de deur is ontstaan doordat zijn pols geraakt is door de dichtslaande deur of doordat zijn pols (daarbij ook) bekneld is geraakt tussen de deur en de deurpost. In beide gevallen heeft Hectas niet aan haar hiervoor bedoelde zorgplicht voldaan, die ertoe strekt zoveel mogelijk te voorkomen dat een persoon geraakt wordt of bekneld raakt door (de werking van) een deur.
17. Ten aanzien van de toedracht van het ongeval overweegt het hof - ten overvloede - nog het volgende. In het door de leidinggevende van [appellant] , namens Hectas (mede) ondertekende ongevallenformulier (prod. 2 bij inleidende dagvaarding), is het gebeurde als volgt omschreven:
“De nooddeur geopend om vuil weg te gooien. Door de harde wind klapte de deur dicht. Om de deur niet dicht te laten vallen heeft de medewerker zijn arm tussen de deur gedaan!”. De leidinggevende kan als (eerst) verantwoordelijke worden beschouwd voor de juiste afhandeling van de ongevallenmelding. Daar hoort ook bij dat het ongevallenformulier juist wordt ingevuld. Dat brengt mee dat in beginsel moet worden uitgegaan van de toedracht zoals in het ongevallenformulier omschreven, ook in het geval dat de leidinggevende de beschrijving van het ongeval volledig heeft gebaseerd op de verklaring van [appellant] zelf, zoals Hectas stelt. Hectas heeft bovendien nagelaten enig onderzoek te verrichten naar de oorzaak van het ongeval, dit ondanks het feit dat onderaan het ongevallenformulier (vetgedrukt) nog is vermeld:
“Onderzoek gebeurtenis binnen 2 dagen”. [appellant] heeft aldus redelijkerwijze mogen begrijpen dat de toedracht van het ongeval als zodanig niet ter discussie stond (vgl. gerechtshof Den Haag 22 november 2022, ECLI:GHDHA:2022:2672, rov. 5.15).
18. Ten slotte heeft Hectas ook niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar (te) bezwaarlijk zou zijn geweest om maatregelen te treffen teneinde een ongeval als het onderhavige te voorkomen. Bij gebreke aan een genoegzame toelichting aan de zijde van Hectas, valt immers niet in te zien dat - en waarom - zij [appellant] niet (bijvoorbeeld) de instructie had kunnen geven om in plaats van de nooduitgang een andere - reguliere - uitgang van het gebouw te gebruiken om de afvalzakken naar buiten te brengen.
19. Het bewijsaanbod van Hectas dient als te vaag (nu het onvoldoende duidelijk is betrokken op voldoende geconcretiseerde stellingen) dan wel als niet ter zake dienende (nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding kunnen geven) te worden gepasseerd.
Conclusie en slotoverwegingen
20. De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] slaagt. Hectas heeft niet heeft voldaan aan haar zorgplicht in de zin van art. 7:658 lid 1 BW en is op deze grond aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen van het aan [appellant] overkomen bedrijfsongeval. Dat [appellant] door dit ongeval (aanmerkelijke) schade heeft geleden valt voldoende af te leiden uit de aard en ernst van zijn letsel als blijkend uit de overgelegde medische stukken (prod. 8 bij inleidende dagvaarding). [appellant] vordert betaling van een voorschot van € 1.000,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade. Dit voorschot komt het hof gelet op het voorgaande niet ongegrond of onredelijk voor en is als zodanig niet (dan wel onvoldoende gemotiveerd) betwist door Hectas. Het voorschot zal dus worden toegewezen, evenals de gevorderde verklaring voor recht en de proceskostenveroordeling in beide instanties.