ECLI:NL:GHDHA:2023:1176

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
2200287422
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie op basis van het dragen van kleding van lokale chapters

Op 21 juni 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden organisatie BMC Holland. De advocaat-generaal had hoger beroep ingesteld en vorderde een veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. De tenlastelegging betrof het dragen van kleding met kenmerken van de motorclub Bandidos MC Holland op 11 augustus 2021, wat volgens de advocaat-generaal zou wijzen op deelname aan de voortzetting van de verboden organisatie.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep herzien en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging gehoord. De verdediging stelde dat het dragen van kleding van lokale chapters niet kan worden gezien als voortzetting van de verboden organisatie. Het hof oordeelde dat de enkele gedraging van het dragen van kleding van lokale chapters, hoewel maatschappelijk onwenselijk, onvoldoende is om te concluderen dat de verdachte heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van BMC Holland. Het hof benadrukte dat er geen bewijs was dat de verdachte ooit lid was van BMC Holland of enige activiteit voor deze organisatie had verricht.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan. De beslissing over de in beslag genomen kledingstukken kon niet meer worden genomen, aangezien de verdachte afstand had gedaan van deze items.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002874-22
Parketnummer: 09-023676-22
Datum uitspraak: 21 juni 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 4 oktober 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
adres: [adres], [postcode] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2021 te 's-Gravenhage en/of Delft, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing van 24 april 2020 verboden is verklaard, te weten motorclub Bandidos MC Holland, immers heeft hij, verdachte, op 11 augustus 2021 op de snelweg A4 links ter hoogte van Delft en/of op de Ypenburgse Stationsweg te 's-Gravenhage een jas en/of een trui en/of een t-shirt gedragen met hierop de uiterlijke kenmerken en/of de naam van motorclub Bandidos MC Holland en/of Bandidos Amsterdam en/of Bandidos Rotterdam en/of het zogeheten "1% logo".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 40 uur, te vervangen door 20 dagen hechtenis voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Ten aanzien van de onder de verdachte in beslaggenomen kledingstukken heeft de advocaat-generaal om onttrekking aan het verkeer gevraagd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen. Hiertoe heeft de advocaat-generaal – in aanvulling op de ingediende schriftuur, - kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat bij de interpretatie van het begrip ‘voortzetting van de werkzaamheid’ een ruime uitleg gehanteerd dient te worden. Op grond van deze ruime uitleg concludeert de advocaat-generaal dat de verdachte door het dragen van kleding van Bandidos, waarop als enig verschil ten opzichte van de kleding van Bandidos Motorcycle Club Holland (hierna: BMC Holland) is op te merken dat er ‘Amsterdam’ en/of ‘Rotterdam’ en/of ‘Manchester’ in plaats van ‘Holland’ bij staat, heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van BMC Holland. De advocaat-generaal heeft verder ter onderbouwing van zijn standpunt voorgedragen de cassatieschriftuur gericht tegen het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 12 oktober 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:34860), die hij op voorhand aan het hof en de verdediging heeft toegestuurd. Daarnaast heeft hij gewezen op de website
https://bandidosmc.eu/new-full-chapter-21/waarin melding wordt gemaakt van de oprichting per 3 april 2021 van een “New Full Chapter Bandidos MC Rotterdam”, welke website bevestigt dat het hier om ‘voortzetting van de werkzaamheid’ van BMC Holland gaat. De advocaat-generaal heeft tot slot aangegeven dat voor ‘de gewone burger’ het zien rijden van de verdachte op een Harley Davidson motor in herkenbare Bandidos kleding ontegenzeggelijk de associatie zal oproepen met de (verboden) motorbende Bandidos en dat de vermelding van een lokaal Chapter daaraan niet af zal doen.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde. Daartoe heeft hij – kort en zakelijk weergegeven en onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:797) en de rechtbank Noord-Holland (1 maart 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1639) – aangevoerd dat het dragen van kleding van de lokale chapters niet kan worden gezien als de voortzetting van de verboden organisatie, te weten BMC Holland, oftewel dat het dragen van kleding van de lokale chapters niet valt onder de reikwijdte van artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Wettelijk kader en jurisprudentie
Het Openbaar Ministerie kan op grond van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de rechter verzoeken een rechtspersoon, zoals een (informele) vereniging of stichting, te verbieden en te ontbinden, als de werkzaamheid daarvan in strijd is met de openbare orde. Na een dergelijk verbod is de deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een dergelijke rechtspersoon (organisatie) strafbaar (artikel 140, tweede lid, Sr (oud)).
Het Openbaar Ministerie heeft in een civielrechtelijke procedure bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht BMC Holland op grond van artikel 2:20 BW verboden te verklaren, omdat de werkzaamheid van BMC Holland in strijd zou zijn met de openbare orde. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 20 december 2017 (ECLI:NL:RBMNE:2017:6241) BMC Holland verboden verklaard vanwege – kortweg – de binnen BMC Holland bestaande cultuur waarin het plegen van (ernstig) geweld wordt gestimuleerd.
In het hoger beroep is het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beschikking van 18 december 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:10865) - evenals de rechtbank - tot het oordeel gekomen dat het verzoek van het Openbaar Ministerie om BMC Holland op grond van artikel 2:20 BW verboden te verklaren, moet worden toegewezen.
Het hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt verder dat de lokale Nederlandse Bandidos-chapters en hun leden lid zijn van BMC Holland. Met het verbod en de ontbinding van BMC Holland is het deze (rechts)personen niet langer toegestaan van BMC Holland lid te zijn en is het hun verboden om de werkzaamheid van BMC Holland in welke vorm dan ook voort te zetten. Daarmee is niet gezegd dat het de leden van BMC Holland, waaronder de lokale chapters, verboden is om te bestaan en om hun eigen werkzaamheid – voor zover die niet (ook) als een werkzaamheid van BMC Holland kan worden aangemerkt – voort te zetten. De lokale chapters zijn geen onzelfstandig onderdeel van BMC Holland, maar vormen in zichzelf een bestendige organisatie met leden. Zij zijn daarom zelfstandige informele verenigingen met eigen rechtspersoonlijkheid.
Bij beschikking van 24 april 2020 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:797) het beroep van het Openbaar Ministerie tegen de hiervoor vermelde beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018 verworpen. Het oordeel van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 18 december 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:10865) is daarmee bevestigd, waardoor is komen vast te staan dat het verbod en de ontbinding van BMC Holland zich
nietuitstrekt over de lokale chapters.
Het oordeel van het hof
Aan de verdachte is (samengevat) ten laste gelegd deelname aan voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard, zoals omschreven in artikel 140, tweede lid, Sr (oud).
Het enkele feit dat het verbod en de ontbinding van BMC Holland zich niet uitstrekt over de lokale chapters, zoals hiervoor vermeld, betekent nog niet dat (de leden van) deze chapters zich niet schuldig kunnen maken aan het voortzetten van de werkzaamheid van de verboden organisatie BMC Holland.
In lijn met de overwegingen in het arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 12 oktober 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:3486), is het hof van oordeel dat voor de vaststelling of in een concreet geval sprake is van de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie, zoals bedoeld in artikel 140, tweede lid, Sr (oud), is vereist dat wordt gekeken of de gedraging van de verdachte ten dienste staat aan het voortbestaan van de verboden organisatie, in dit geval BMC Holland. Daarbij dient de tenlastegelegde gedraging een aandeel te hebben in, dan wel ondersteunend te zijn aan de voortzetting van de werkzaamheid van BMC Holland, met als gevolg dat BMC Holland wordt voortgezet op een wijze die strijdig is met de openbare orde.
Blijkens het proces verbaal van aanhouding heeft de verdachte op de snelweg op een motor gereden, waarbij hij kleding droeg waarop de logo’s en kleuren (full colors) van Bandidos zichtbaar waren. Het ging om een jas/trui van Bandidos Rotterdam, tevens voorzien van het logo 1%, met daaronder een jas/trui van Bandidos Amsterdam en een t-shirt van Bandidos Rotterdam, en daarmee om kleding met logo’s van verschillende lokale chapters.
Naar het oordeel van het hof is de enkele gedraging van het - individueel - op de openbare weg dragen van kleding van (een) lokale, op zichzelf niet verboden, Bandidos chapter(s), hoewel dit wellicht als maatschappelijk onwenselijk en/of aanstootgevend kan worden gezien, onvoldoende om aangemerkt te kunnen worden als een gedraging die ten dienste staat aan de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden organisatie BMC Holland. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dan de verdachte ooit lid is geweest van, of enige activiteit heeft verricht voor BMC Holland dan wel een van de chapters.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat naar het oordeel van het hof noch uit de door de advocaat-generaal aangehaalde wetgeschiedenis bij de Wet van 23 juni 2021 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheid tot het verbieden van rechtspersonen, waarbij artikel 140, tweede lid, Sr is gewijzigd, noch uit de wetsgeschiedenis bij het Wetsvoorstel bestuurlijk verbod ondermijnende organisatie valt af te leiden dat de wetgever het
enkelein het openbaar dragen van bepaalde organisatie gerelateerde kleding en symbolen
zonder meeraanmerkt als het voortzetten van een verboden organisatie.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen, hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Beslag
Aangezien de verdachte reeds afstand heeft gedaan van de onder hem in beslag genomen kledingstukken, kan het hof hierover geen beslissing meer nemen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A. Pit,
mr. M. Ferschtman en mr. J.A.M. Jansen, in bijzijn van de griffier mr. J. Toorens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 juni 2023.
mr. M. Ferschtman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.