Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Waar deze zaak over gaat
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feiten, tevens bespreking grief I
eerstop 27 maart 2019 is gedaan.
4.Procedure bij de kantonrechter
primairtot (1) een verklaring voor recht dat KPN ten opzichte van [appellant] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:686 BW door aan [appellant] eenzijdig de werkzaamheden behorend bij de functie van Manager Productmanagement, PAO B, respectievelijk de functie van Manager LCE, PAO B, per 1 april 2019 te ontnemen, en KPN verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die [appellant] dientengevolge lijdt aan hem te vergoeden, (2) een verklaring voor recht dat die schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [appellant] vanaf 1 december 2019 nog 10,4 jaar in dienst van KPN zou zijn gebleven, (3) veroordeling van KPN tot voldoening van € 554.194,39 bruto, te vermeerderen met gederfde pensioenopbouw, nader op te maken bij staat (met wettelijke rente) en (4) veroordeling van KPN tot vergoeding van alle kosten van rechtsbijstand die [appellant] vanaf 1 april 2019 heeft moeten maken ter zake van het vaststellen van aansprakelijkheid van KPN en de vaststelling van de schade, nader op te maken bij staat.
Subsidiairstrekte het verzoek tot (1) vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door KPN per 1 december 2019, (2) herstel van de dienstbetrekking tussen partijen per eerst mogelijke datum, (3) bepaling dat aan [appellant] over de periode van 1 december 2019 tot datum herstel dienstbetrekking een bruto vergoeding toekomt ter hoogte van het totale bruto salaris ad € 8.626,- (met emolumenten over die periode).
Meer subsidiairheeft [appellant] verzocht om veroordeling van KPN om aan [appellant] een billijke vergoeding te voldoen. [appellant] heeft ten slotte verzocht KPN te veroordelen in de proceskosten.
5.Beoordeling
verzoekschriftprocedureverzoekt hij - voor het geval de gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar mocht blijken - om, kort gezegd, herstel van de arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig salaris dan wel een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 aanhef en onder a en b BW.
kanveroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst dan wel een billijke vergoeding
kantoekennen. Ook wijst hij erop, voor zover hier nog van belang, dat de billijke vergoeding slechts
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever compenseert en dat de toegekende transitievergoeding slechts een beperkte strekking heeft. Deze argumenten voeren het hof niet tot een ander oordeel omdat deze beperkingen nu juist uitvloeisel zijn van de bedoeling van de wetgever. Het zou niet stroken met deze bedoeling van de wetgever ten aanzien van de mogelijke rechtsgevolgen van een opzegging in strijd met artikel 7:669, lid 1 of lid 3, onderdeel a BW als deze beperkingen kunnen worden ontweken door, kort gezegd, het instellen van een (primaire) vordering tot schadevergoeding als de onderhavige, die bij nadere beschouwing geen andere grondslag heeft dan dat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:669, lid 1 of lid 3, onderdeel a BW. Aangenomen moet daarom worden dat voor de beoordeling van de rechtsgevolgen van een opzegging in strijd met artikel 7:669, lid 1 of lid 3, onderdeel a BW, artikel 7:682 lid 1 aanhef en onder a en b BW een uitputtende regeling bevat en in zoverre een uitzondering vormt op het bepaalde in artikel 7:686 BW. Zoals eerder overwogen, heeft [appellant] geen stellingen ingenomen die los staan van de vraag of KPN de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:669, lid 1 of lid 3, onderdeel a BW heeft opgezegd.