Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van het kort geding bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag;
- het tussen partijen gewezen kort geding vonnis van 23 augustus 2021 (hierna: het vonnis);
- de dagvaarding in hoger beroep van 15 september 2021 (met bijlagen), waarin [appellant] drie grieven tegen het vonnis heeft geformuleerd;
- de memorie van antwoord van de Staat, met bijlagen;
- de brief van [appellant] aan het hof van 14 december 2021, met in de bijlage zijn brief van 9 december 2021 aan het CJIB met de bijlagen 1 tot en met 8.
3.Feitelijke achtergrond
Verstaat dat in plaats van artikel 577 (oud)(bedoeld zal zijn artikel 577c (oud), toevoeging hof)
van het Wetboek van Strafvordering artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering toegepast dient te worden.
Dit betekent verder dat ingevolge het thans toepasselijke artikel 6:6:7 Wetboek van Strafvordering geen rechtsmiddel openstaat tegen de toewijzing door de rechter van een vordering van het openbaar ministerie tot machtiging het dwangmiddel gijzeling toe te passen. Ingevolge artikel 6:6:25, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de gijzeling te allen tijde door de minister worden beëindigd. De wetgever heeft anders dan in artikel 557c (oud)(het hof leest: van het Wetboek van Strafvordering
) de strafrechter geen bevoegdheid toegekend met betrekking tot de opheffing van de gijzeling.
4.Vorderingen en beslissing van de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
6.Beoordeling door het hof
Artikel XLIVA brengt met zich dat sinds 1 januari 2020 alleen nog lijfsdwang kan worden toegepast in verband met een vóór 1 januari 2020 door de rechter verleend verlof tot tenuitvoerlegging van die lijfsdwang. In alle overige gevallen, ook als de ontnemingsmaatregel vóór 1 januari 2020 is opgelegd, geldt sinds 1 januari 2020 dat de nieuwe bepaling van artikel 6:6:25 Sv toepassing vindt en dat het openbaar ministerie uitsluitend nog op grond van die bepaling een vordering kan instellen om te worden gemachtigd gijzeling toe te passen.”
te allen tijdedoor de minister kan worden beëindigd. Op dit punt is [appellant] ten gevolge van de in de beschikking van 28 juli 2021 onbevoegdelijk neergelegde conversie dus wel degelijk in zijn belangen geschaad.