Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Gemeente Den Haag,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure tussen partijen bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag met het aan het hoofd van dit arrest aangehaalde zaaknummer;
- het vonnis van die voorzieningenrechter in die procedure van 12 januari 2022;
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellante] , met grieven;
- de producties 1 tot en met 4 in hoger beroep van [appellante] ;
- de memorie van antwoord van de gemeente;
- de producties 1 en 2 in hoger beroep van de gemeente;
- de productie 8 in hoger beroep van [appellante] .
3.Feitelijke achtergrond
launching customerwaterstof bij [appellante] . [appellante] koopt ten behoeve van de aflevering in deze waterpompstations uitsluitend gecertificeerde groene waterstof in, dat wil zeggen waterstof waarvan is gecertificeerd dat hij is verkregen door elektrolyse met uitsluitend groene stroom.
Gebruik van alternatieve brandstoffen
dat een voertuig geen vervuilende uitstoot bij de uitlaat heeft. Dit is dus gerekend van energieopslag in het voertuig tot en met de aandrijving (Tank-to-Wheel geheten).”
Overwegende dat:
Partijen komen overeen dat zij gezamenlijk streven naar de volgende doelstelling: het doelgroepenvervoer waarvoor ondertekenende partijen direct verantwoordelijk zijn, is volledig emissievrij vanaf 1 januari 2025, of zoveel eerder als mogelijk.”
(…)
(…)
Ambitie 1
(…)
Aansluitend op de wens te harmoniseren is (…) de afspraak om in het kader van duurzaamheid te komen tot Zero emissie. Op 22 mei 2018 is het Bestuursakkoord Zero Emissie Doelgroepenvervoer getekend. Hierin is afgesproken te komen tot Zero Emissie of emissievrij vervoer. Door nadere specificering door de gemeente Den Haag houdt dit in dat een ZE-voettuig batterij-elektrisch aangedreven wordt.”
De gemeente Den Haag stimuleert het gebruik van schoon en duurzaam transport. (…)
De gemeente Den Haag werkt aan een betere luchtkwaliteit. Daarbij zet zij in op het terugdringen van uitstoot van fijnstof en NOx. De gemeente wil daarom met haar inkoopbeleid z.s.m. zorgen voor schoner transport (…) voor de transportdiensten die zij inhuurt (…). In dat kader is besloten dat:
In het[Actieplan MVI 2020]
heeft de gemeente haar duurzaamheidsbeleid vertaald in vijf ambities voor haar eigen inkopen. De twee relevante ambities in het licht van deze aanbesteding zijn:
productie van kunstmest en mogelijk de staalindustrie grote hoeveelheden waterstof nodig zijn. Inzet van (groene) waterstof voor toepassingen waar elektrificatie goed mogelijk is, moet daarentegen worden vermeden. Dit (…) geldt voor de inzet in personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen, aangezien batterijelektrische varianten een beter alternatief vormen.
-Passage met verwijzingen naar een Visie Duurzame Energiedragers in Mobiliteit van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Klimaatakkoord en de RES RDH, hof]
4.Het geschil voor de voorzieningenrechter
5.De vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling door het hof
Max Havelaar, [4] omdat de gemeente daarmee de betekenis van de technische specificaties en gunningscriteria heeft gewijzigd. Daarnaast had de gemeente op grond van het motiveringsbeginsel haar hele motivering voor het besluit om waterstofvoertuigen van de uitvoering van de opdracht uit te sluiten in de Leidraad zelf moeten opnemen, en niet pas in de derde NvI, zo betoogt nog steeds [appellante] .
tank-to-wheel(zie hiervoor onder 3.3), betekent niet dat de gemeente niet op grond van energie-efficiëntie onderscheid mag aanbrengen tussen batterij-elektrische en waterstofvoertuigen. De overwegingen 8 en 9 van dat bestuursakkoord, waarin de partijen bij dat akkoord toelichten dat zij met dat streven mede belemmeringen richting emissievrij doelgroepenvervoer willen wegnemen en een signaal willen afgeven aan de markt, zodat de ‘kip-ei situatie’ rondom de beschikbaarheid van emissievrije voertuigen wordt doorbroken, baten [appellante] niet, omdat daarmee niet wordt uitgesloten dat een gemeente in voorkomend geval een verschil maakt tussen batterij-elektrische en waterstofvoertuigen.
vooral[zal worden]
toegepast (…) voor zwaar vervoer en lange afstand transport”, terwijl “[d]
e batterij-elektrische oplossing (…) logischer[is]
op korte afstanden en voor lichter vervoer en transport”, zoals doelgroepenvervoer.
een traject in gang[te]
zetten om ervoor te zorgen dat bij aanbestedingen voor leveringen en diensten elektrisch transport tot 2023 wordt uitgevraagd via een gunningscriterium en daarna – waar mogelijk – als minimumeis” onverlet laat dat zij eisen mag stellen aan de energie-efficiëntie van voertuigen en op basis daarvan een keuze mag maken voor een type aandrijving.
voor doelen waarvoor weinig andere duurzame alternatieven zijn: inzet als grondstof en brandstof voor de industrie en voor het zwaar vervoer (vrachtwagens, binnen-, scheep- en luchtvaart).” [appellante] betoogt dat de RES RDH daarmee het gebruik van waterstof in de mobiliteit niet uitsluit, maar legt niet uit waarom de gemeente niet zou mogen aansluiten bij de duidelijke prioritering die uit de hier aangehaalde passage volgt. Dat de RES RDH twee foto’s van het waterpompstation van [appellante] bevat (zie de hiervoor onder 3.7 weergegeven foto’s) en die stations in hoofdstuk 8 (met als aanduiding “H2-tankstation Binkhorst”) als gerealiseerd waterstofproject noemt (zie eveneens hiervoor onder 3.7), kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat [appellante] niet heeft toegelicht waarom daaruit volgt dat de gemeente verplicht is om waterstofvoertuigen te aanvaarden voor de uitvoering van de opdracht.
Well-to-wheelvergelijking
well-to-wheelvergelijking willen maken, maar vervolgens verwezen naar een verschil in rendement tussen batterij-elektrische en waterstofvoertuigen, hetgeen een meer omvattende vergelijking van het totale rendement van beide voertuigen veronderstelt. Bovendien is de
well-to-wheelvergelijking vrij arbitrair, omdat daarmee geen rekening wordt gehouden met hoe de gebruikte energie wordt opgewekt, welke materialen in het voertuig zijn verwerkt, hoeveel energie nodig is bij de productie daarvan en hoe het voertuig aan het einde van zijn levensduur moet worden verwerkt. Daarom ligt de
life cycle analysismeer voor de hand als vergelijkingsmaatstaf. Daarmee kan onder andere rekening worden gehouden met de milieuschade die gemoeid is met de delving en verwerking van de materialen die noodzakelijk zijn voor de productie van batterijen, die bij een batterij-elektrische aandrijving veel groter zijn dan bij waterstofaandrijving, zo betoogt nog steeds [appellante] .
et energetisch rendement van voertuigen met waterstofaandrijving (…) van productie tot verbruik ruim 2,5 keer lager[is]
dan het rendement van batterij-elektrische voertuigen”. Uit de daaraan voorafgaande toelichting (zie het citaat hiervoor onder 3.12, eerste aandachtstreepje en daarbij horende afbeelding) volgt dat zij daarbij een
well-to-wheelvergelijking voor ogen heeft gehad. [appellante] heeft niet betwist dat deze vergelijking relevant is met het oog op het bereiken van de doelstellingen van het Parijse Klimaatakkoord, dat de gemeente heeft onderschreven in haar Actieplan MVI 2020. Geen van de door [appellante] ingeroepen beginselen of stukken schrijft een bredere vergelijking voor.
site
siteeen eenmansproject is van iemand met een evidente afkeer tegen waterstof.
well-to-wheelvergelijking, maar op die vergelijking in combinatie met het gegeven dat: “[d]
e productie van groene waterstof (…) in de praktijk niet duurzaam[is]
zolang er geen overschot aan duurzaam opgewekte stroom”, waardoor die “[g]
roene waterstof (…) bij voorkeur[zal]
moeten worden ingezet voor processen waar verduurzaming met directe elektrificatie niet goed mogelijk is”, namelijk “
met name industriële processen die nu afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen of grijze waterstof, en mogelijk zwaar transport” (zie citaat hiervoor onder 3.12, conclusie onder 4. en 5., zoals toegelicht in het tweede en derde daaraan voorafgaande aandachtstreepje).
well-to-wheelverschil tussen waterstof- en batterij-elektrische aandrijving niet meer relevant is. [appellante] voegt daar aan toe dat zij van OrangeGas uitsluitend gecertificeerde groene waterstof afneemt.
Levenscyclusbeoordeling
ook[leidt]
tot een veel ongunstigereLife Cycle Analysis
voor waterstofauto’s”.
Determining the environmental impacts of conventional and alternatievely fuelled vehicles through LCA. Deze grafieken geven de vergelijking weer van de GWP (
global warming potential) -effecten voor
Lower Medium Carsmet verschillende aandrijvingen, waaronder batterij-elektrisch (BEV, voor
battery electric) en waterstof (FCEV, voor
fuel cell electric). Een eerste grafiek geeft die vergelijking weer voor de gehele levenscyclus, en een tweede voor alleen de productie, met inbegrip van grondstoffen en onderdelen. Daar waar de tweede grafiek (voor alleen de productie) voor de jaren 2020 en 2030 een iets gunstiger beeld oplevert voor waterstofauto’s, ziet het relevante gedeelte van de eerste grafiek (voor de levenscyclusvergelijking in
baselinescenario’s voor 2020, 2030 en 2050) er als volgt uit:
Lower Mediumwaterstofauto’s, over de gehele levensduur gemeten, voor de voor de opdracht relevante jaren 2020 en 2030 respectievelijk 55% en 115% hoger is dan die van equivalente batterij-elektrische auto’s. [appellante] heeft de bruikbaarheid van deze cijfers voor Nederland betwist, omdat Ricardo voor het levenscycluscomponent “
WTT – fuel/electricity production” wat de productie van waterstof betreft volgens haar van dezelfde mix van groene en grijze stroom is uitgegaan dan dat voor het opladen van batterij-elektrische voertuigen, en er dus geen rekening mee heeft gehouden dat in Nederland bijna alle Nederlandse waterstoftankstations garanderen dat hun waterstof groen is. Het hof gaat daar niet in mee omdat de gemeente er terecht op heeft gewezen dat op dit punt, door de verdringing die met het gebruik van groene waterstof voor kleinschalige mobiliteit ontstaat bij andere toepassingen, voor die mix niet moet worden gekeken naar de aflevering op waterstofpompstations voor vervoer, maar naar de gehele Nederlandse waterstofproductie, die nog steeds voor 95% grijs is.
Rol van waterstof in de energietransitie en buffer- en balanceerfunctie
launching customerzou moeten optreden wat betreft de inzet van waterstofvoertuigen.
Overige punten