In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een aanbieder van waterstof, en de Gemeente Den Haag. [Eiseres] vorderde dat de Gemeente zou worden verboden om de aanbestedingsprocedure voor doelgroepenvervoer voort te zetten in de huidige vorm, waarin waterstofvoertuigen zijn uitgesloten. De Gemeente had in de aanbestedingsdocumenten voorgeschreven dat alleen batterij-elektrische voertuigen mochten worden gebruikt, met als argument dat deze voertuigen beter voldoen aan de duurzaamheidsdoelstellingen en het gemeentelijke klimaatbeleid. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat waterstofvoertuigen gelijkwaardig zijn aan batterij-elektrische voertuigen. De rechter concludeerde dat de uitsluiting van waterstofvoertuigen niet onrechtmatig was en dat de Gemeente binnen haar vrijheid handelde door deze eis te stellen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.