In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende en de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 1 april 2021. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014 en 2015. De Inspecteur heeft voor het jaar 2014 een nieuw feit vastgesteld dat navordering rechtvaardigt, terwijl voor het jaar 2015 sprake is van een ambtelijk verzuim. De Rechtbank heeft de navorderingsaanslag voor 2014 ongegrond verklaard en die voor 2015 gegrond. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur voor 2014 inderdaad over een nieuw feit beschikte, maar voor 2015 niet, omdat de Inspecteur op de hoogte was van de toename van de rekening-courantschuld van belanghebbende. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor de navorderingsaanslag 2015 en bevestigt de uitspraak op bezwaar.