Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 15 november 2022
[werknemer],
[werkgever] B.V.,
De zaak in het kort
Het procesverloop in hoger beroep
De feitelijke achtergrond
De procedure bij de rechtbank
primairomdat [werkgever] volgens hem toerekenbaar tekort is geschoten in de zorgverplichting die in redelijkheid van de werkgever verwacht mag worden om zodanige instructie te verlenen, althans zodanige (veiligheids)maatregelen te treffen om te voorkomen dat de versnellingsbak bij demontage uit de wagen los zou komen en op zijn schouder terecht zou komen.
Subsidiairacht [werknemer] [werkgever] aansprakelijk voor het onderhavige ongeval op basis van de artikelen 6:74 tot en met 6:77 BW, alsmede op grond van de artikelen 6:95 en 6:106 BW. Hiertoe heeft hij – tevens – gesteld dat van eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW geen sprake is.
primairaangevoerd dat [werknemer] in zijn vorderingen niet kan worden ontvangen, althans dat die vorderingen hem ontzegd dienen te worden, nu [werknemer] de hiervoor bedoelde vaststellingsovereenkomst is aangegaan. In artikel 5 van deze overeenkomst is een finale kwijting geregeld, terwijl [werknemer] op de hoogte was van het bedrijfsongeval dat hem inmiddels overkomen was.
subsidiair) de door [werknemer] gestelde schade en het door hem gestelde letsel ontkend, waarbij [werkgever] ook betwist dat sprake is van causaal verband tussen het vermeende ongeval en het door [werknemer] gestelde letsel. [werkgever] heeft bovendien gesteld dat zij haar zorgplicht als werkgever is nagekomen. Zij stelt dat duidelijke werkinstructies van MAN, het merk vrachtwagens waarvoor [werkgever] reparaties uitvoerde, gelden voor het demonteren van een versnellingsbak. Die instructies heeft [werknemer] kennelijk niet nageleefd, en [werkgever] stelt dat daardoor sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de kant van [werknemer], waardoor [werkgever] ook niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het door [werknemer] gestelde bedrijfsongeval. Ook de subsidiaire grondslagen van de vordering van [werknemer] heeft [werkgever] weersproken.
De vordering in hoger beroep
De beoordeling in hoger beroep
"het is niet goed gegaan, [werknemer] ([werknemer], hof) naar huis", aldus de getuige [getuige 1]. Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof dat [getuige 1] uit eigen wetenschap heeft verklaard dat [werknemer] met [collega] de betreffende werkzaamheden aan de betreffende vrachtwagen uitvoerden. Hoewel hij het ongeval niet heeft gezien, heeft hij wel een klap gehoord en heeft hij een kwartier later gezien dat [werknemer] gebogen naar buiten liep. Ook heeft hij later van [collega] gehoord dat het niet goed was gegaan en dat [werknemer] naar huis was.
"is uw werknemer ziek geworden door een bedrijfsongeval of door iemand buiten de werksituatie"met
"Neen"is beantwoord. Ook dit doet onvoldoende afbreuk aan het hiervoor samengevatte getuigenbewijs. Niet is gebleken dat mr. [gemachtigde 1] voorafgaand aan het geven van zijn instemming aan de indiening (door [werkgever]) van dit formulier, daarover met zijn cliënt overlegd had en dat [werknemer] aan hem had kenbaar gemaakt dat die informatie juist is. Daar komt bij dat mr. [gemachtigde 1] blijkens zijn overgelegde verklaring alleen de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft behandeld, niet de letselschadezaak. Dat in de beëindigingsprocedure het bedrijfsongeval niet ter sprake is gekomen, maakt het voorgaande niet anders, omdat [werknemer] nu eenmaal het recht toekwam de letselschadezaak afzonderlijk te voeren met bijstand van een daartoe aangezochte advocaat.
De beslissing
opnieuw recht doende: