ECLI:NL:GHDHA:2022:2758
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 april 2022, waarin de Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag de WOZ-waarde van een woning heeft vastgesteld op € 304.000. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft volmacht verleend aan [A B.V.] om namens hem rechtsmiddelen in te stellen. De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking en de aanslag ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. De kern van het geschil betreft de vraag of de Heffingsambtenaar in de bezwaarfase alle relevante stukken aan belanghebbende had moeten verstrekken, en of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat de gemaakte werkafspraken geen schending van de Awb opleveren. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.