Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 13 december 2022
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
- dat uit het onderzoek [FIOD-onderzoek] volgde dat persoon A er van werd verdacht opzettelijk onjuiste aangiften IB/PVV te hebben ingevuld betreffende de aftrek van giften die niet daadwerkelijk waren gedaan;
- dat in de gevallen waarin door de Belastingdienst om bewijsstukken werd gevraagd, er kwitanties en verklaringen van giften op naam van onder andere [Stichting B] werden overgelegd;
- dat A verklaarde dat de valse giftkwitanties werden geleverd door persoon U en dat voor de giftkwitanties 15% van het op de giftkwitantie vermelde bedrag moest worden betaald;
- dat in de woning van U vier boekjes van [Stichting B] en 3 van een andere in het onderzoek betrokken instelling met elk vijftig blanco giftkwitanties werden aangetroffen;
- dat U hierover verklaarde die boekjes van K te hebben gekregen teneinde deze te leveren aan een andere persoon, dat hij sinds zeven jaar giftkwitanties van K krijgt, dat K al acht jaar giftkwitanties regelt en dat “heel [woonplaats] ” op de hoogte is van de kwitantiehandel van K;
- dat K sinds 2008 bezig is met de kwitantiehandel;
- dat op 31 mei 2013 aangifte is gedaan tegen K vanwege een foutieve giftkwitantie, dat de indiener van de aangifte K kende met een andere achternaam, maar dat het adres en het telefoonnummer dat werd opgegeven overeenkwam met dat van K, terwijl K zich met een andere achternaam had voorgesteld;
- dat door K op verschillende manieren giftkwitanties werden verkocht aan tussenpersonen;
- dat een tussenpersoon en tevens verdachte K bij een andere naam kende, maar in een rij met foto’s K aanwees als diegene met die andere naam;
- dat een tussenpersoon op het moment van onderzoek werkzaam was als hypotheekadviseur en in die functie diensten aanbood om aangiften inkomstenbelasting voor zijn omgeving en klanten te verwerken en daarbij voor enkele klanten valse giftkwitanties faciliteerde die vervolgens werden verwerkt in de aangiften inkomstenbelasting;
- dat een andere tussenpersoon contact had met K en met de hypotheekadviseur en deze tussenpersoon giftkwitanties afnam bij K en giftkwitanties voor de hypotheekadviseur regelde;
- dat K ook werd geholpen door een persoon die brieven voor hem opstelde;
- dat een vroegere ex-collega van K en U vervolgens giftkwitanties voor K is gaan verkopen;
- dat K beschikte over en gebruikte maakte van meerdere (prepaid) telefoonnummers en met enige regelmaat van telefoonnummer veranderde;
- dat K ook in zijn eigen aangiften inkomstenbelasting giften opvoerde en daarbij gebruikte maakte van valse giftkwitanties;
- dat K beschikte over meerdere aliassen en het de FIOD niet is gelukt om de personen [J] , [L] en een ander alias (G.) te identificeren als andere personen dan K;
- dat diverse verdachten en andere belastingplichtigen hebben verklaard dat zij tegen betaling valse giftkwitanties hebben verkregen die een tienvoud vertegenwoordigen van hetgeen zij betaalden;
- dat volgens de verklaring van de voorzitter van [Stichting B] , die in het kader van het onderzoek is gehoord als getuige, [H] (die als ontvanger staat vermeld op de door belanghebbende overgelegde kwitantie) niet een van de personen bij de [Stichting B] was die bevoegd was kwitanties te ondertekenen;
- dat hieruit volgt dat een handelwijze bestond waarbij K en een aantal tussenpersonen op grote schaal valse giftkwitanties op naam van onder meer [Stichting B] verhandelden voor een percentage van 10-15% van de op de giftkwitanties vermelde bedragen;
- dat belanghebbende woonachtig is in [woonplaats 2] en op de hoogte zal zijn geweest van de kwitantiehandel waar volgens verklaringen in het FIOD-rapport “heel [woonplaats] ” van op de hoogte was, en dat ook aannemelijk is dat die kwitantiehandel zich deels in [woonplaats 2] heeft afgespeeld en dat tevens geldt dat personen die bij de kwitantiehandel betrokken waren gelinkt waren aan [woonplaats 2] ;
- dat belanghebbende in het bezwaarschrift heeft verklaard dat hij de gift via een vertrouwenspersoon contant heeft gedaan, dat deze persoon volgens belanghebbende heeft verklaard dat giften aan de [Stichting B] voor aftrek in de aangifte IB/PVV in aanmerking komen, dat hij dit vervolgens heeft gecheckt aan de hand van de zogenoemde ANBI-check op de site van de Belastingdienst en dat hij vervolgens in alle vertrouwen en met de beste bedoelingen de gift van € 6.500 heeft gedaan;
- dat belanghebbende normaliter geen giften van een dusdanig hoog bedrag doet of heeft gedaan, dat in zijn aangiften in de jaren 2010 tot en met 2020 geen giften in aftrek zijn toegestaan tot bedragen hoger dan € 885 en dat het merkwaardig is dat belanghebbende bij het doen van een gift tot een dusdanig hoog bedrag enkel is afgegaan op de informatie op de zogenoemde ANBI-check, die niets meer aangeeft dan de status van de instelling, en de mededeling van de tot aan de zitting in hoger beroep voor de Inspecteur onbekend gebleven vertrouwenspersoon;
- dat de verklaring van belanghebbende dermate onduidelijk en summier is dat belanghebbende onvoldoende twijfel heeft gezaaid om hem het voordeel van de twijfel te gunnen met betrekking tot de bewijsvermoedens die de Inspecteur heeft gepresenteerd in het kader van de boeteoplegging.
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.518, en
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 136 aan griffierecht te vergoeden.