ECLI:NL:GHDHA:2022:2638
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een onroerende zaak voor de WOZ is vastgesteld. De Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag had op 11 februari 2020 de waarde van de woning vastgesteld op € 188.000. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerende-zaakbelastingen. De Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. In het hoger beroep werd onder andere de vraag behandeld of belanghebbende ontvankelijk was in zijn beroep, gezien de gemaakte werkafspraken tussen de gemachtigde en de Heffingsambtenaar. Het Hof oordeelde dat de gemachtigde bevoegd was om namens belanghebbende op te treden en dat er geen schending was van het inzagerecht. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het belang van belanghebbende bij de proceskostenvergoeding werd erkend, maar geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van het Hof werd op 7 december 2022 gedaan.