ECLI:NL:GHDHA:2022:2631
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- C. Maas
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- I. Reijngoud
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot rentevergoeding uit onverschuldigde betaling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen zijn opgelegd. De Inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2016 navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij een ontvangen rentevergoeding van € 21.045,92, die verband hield met onverschuldigd betaalde heffingen, als nagekomen bedrijfsbate werd aangemerkt. Belanghebbende betwistte de navorderingsaanslagen en stelde dat de rentevergoeding niet tot zijn ondernemingsvermogen behoorde, omdat deze pas na de staking van zijn onderneming was ontvangen. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat de rentevergoeding moet worden aangemerkt als een nagekomen bate uit de uitoefening van de onderneming van belanghebbende, die tot 1998 als varkenshouder actief was. Het Hof stelde vast dat de rentevergoeding direct verband hield met de bedrijfsuitoefening, aangezien deze was betaald aan leden en oud-leden van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV). Het Hof concludeerde dat de vordering uit onverschuldigde betaling was ontstaan voordat belanghebbende zijn onderneming staakte, en dat de rentevergoeding terecht tot het belastbaar inkomen uit werk en woning was gerekend. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.