ECLI:NL:GHDHA:2022:255

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
200.274.110/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van dispensatieverzoek van werkgevers onder de Fondsen-cao in de beveiligingssector

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, hebben de appellanten, Centurion c.s., een verzoek tot dispensatie ingediend bij het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging (SFPB) op basis van de Fondsen-cao. Dit verzoek werd afgewezen door SFPB, waarna Centurion c.s. in hoger beroep gingen. De kern van het geschil draait om de vraag of SFPB terecht heeft geweigerd om dispensatie te verlenen van de Fondsen-cao, die algemeen verbindend is verklaard. Centurion c.s. voerden aan dat zij zwaarwegende argumenten hadden die de dispensatie rechtvaardigden, maar het hof oordeelde dat de argumenten niet voldoende onderbouwd waren. Het hof benadrukte dat de beslissing van SFPB om geen dispensatie te verlenen niet onaanvaardbaar was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Het hof bevestigde dat de appellanten niet hadden aangetoond dat hun specifieke bedrijfskenmerken wezenlijk verschilden van die van andere ondernemingen die onder de werkingssfeer van de cao vallen. De vorderingen van Centurion c.s. werden afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Centurion c.s. in de proceskosten werden veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.274.110/01
Zaaknummer rechtbank : 7382729 CV EXPL 18-51601

arrest van 1 maart 2022

inzake
1.
Centurion Beveiliging B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
Eye Watch Security Group B.V.,
gevestigd te Venray,
3.
Excellence Security B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
4.
Fortas Mobiele Surveillance B.V.,
gevestigd te Sittard,
5.
Intergarde B.V.,
gevestigd te Maastricht,
6.
Nimo Dog & Event Security B.V.,
gevestigd te Valkenswaard,
7.
Polygarde B.V.,
gevestigd te Maastricht,
appellanten,
hierna te noemen: Centurion c.s.,
advocaat: mr. J.P.C. Obbink te Utrecht,
tegen

Stichting Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging,

gevestigd te Gorinchem,
geïntimeerde,
hierna te noemen: SFPB,
advocaat: mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam.

Waar deze zaak over gaat

Centurion c.s. zijn als werkgever gebonden aan de Cao Beveiliging. Daarnaast zijn
Centurion c.s. ook gebonden aan de algemeen verbindend verklaarde Cao Publieke Beveiliging. Aan beide cao’s is een sociaal fonds verbonden dat voorziet in maatregelen en voorzieningen. Voor de Cao Publieke Beveiliging is het SFPB ingesteld. Dit is geregeld in de CAO SFPB, die ook algemeen verbindend is verklaard. Centurion c.s. hebben op grond van de Cao SFPB aan SFPB om om dispensatie verzocht. SFPB heeft het verzoek afgewezen. Centurion vorderen dat het hof de dispensatie alsnog verleent, dan wel dat voor recht wordt verklaard dat SFPB ten onrechte de dispensatie heeft geweigerd. Het hof wijst deze vorderingen af.
Feiten
1. Het gaat in deze zaak om de volgende feiten.
1.1
Centurion c.s. exploiteren een beveiligingsbedrijf en zijn lid van werkgeversorganisatie Vereniging Beveiligingsorganisaties Nederland (hierna: VBe NL).
1.2
VBe NL en vakbond De Unie hebben de Cao Beveiliging afgesloten.
Centurion c.s. zijn vanwege hun lidmaatschap van VBe NL gebonden aan deze cao. De Cao-partijen bij deze cao hebben het Sociaal Fonds Cao Beveiliging (hierna: SFCB) opgericht. Werkgevers die onder de werkingssfeerbepaling van de Cao Beveiliging vallen zijn een cao-bijdrage aan het SFCB verschuldigd.
1.3
In art. 36 van de Cao Beveiliging staat het volgende:
“4. Indien ten gevolge van een AVV van een andere cao een betalingsplicht aan een ander dan SFCB bestaat dan wordt deze jaarlijks in mindering gebracht op de verschuldigde bijdrage uit lid 1 en 2 conform SFCB-regelgeving.”
1.4
Het SFPB houdt zich bezig met de uitvoering van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken uit de Cao Particuliere Beveiliging (hierna: Cao PB). De bepalingen van de Cao PB zijn vanaf 2009 herhaaldelijk algemeen verbindend verklaard, laatstelijk per 28 februari 2015. Ook de bepalingen van de Cao PB zijn hierdoor van toepassing op de werknemers van Centurion c.s.
1.5
Op 1 juli 2010 hebben de Nederlandse Veiligheidsbranche, FNV, CNV Vakmensen en De Unie de Fondsen Cao Particuliere Beveiliging afgesloten (hierna: de Fondsen-cao). De Fondsen-cao is bij besluit van de Minister van SZW op 30 juni 2015 laatstelijk algemeen verbindend verklaard tot 1 juli 2020.
1.6
In art. 2 lid 2 van de Fondsen-cao is het volgende opgenomen:

“ARTIKEL 2 WERKINGSSFEER

[…]
2. Dispensatie
1. Een werkgever kan verzoeken om dispensatie van (één of meer bepalingen van) deze cao. Dispensatie wordt verleend door het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging overeenkomstig het reglement dispensatieverzoek opgenomen in bijlage 7 van deze cao. Dispensatie kan worden verleend als:
- vanwege zwaarwegende argumenten toepassing van de cao redelijkerwijze niet kan worden gevergd. Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen van ondernemingen die tot de werkingssfeer van de cao gerekend kunnen worden
Of:
- het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket tot stand is gekomen in
samenspraak met één of meerdere werknemersorganisaties die onafhankelijk is (zijn) van de werkgever en het gehele arbeidsvoorwaardenpakket tenminste gelijkwaardig blijft aan deze cao.
2. Dispensatie wordt ten hoogste verleend voor de looptijd van de cao of de duur van de regeling die wordt voorgelegd voor dispensatie.”
1.7
In bijlage 7 bij de Fondsen-cao is het Reglement dispensatieverzoek opgenomen. Hierin staat het volgende:

“REGLEMENT DISPENSATIEVERZOEK (UITWERKING ARTIKEL 2 LID 2)

[...]
5. Indien (de secretaris van) het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging dat nodig acht, kan worden besloten tot het vragen van een nadere schriftelijke reactie.
6. Het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. [...]
7. Het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging kan besluiten om, indien gewenst, deskundigen op te roepen om te raadplegen en te horen.
[...]
10. Uiterlijk 2 weken na behandeling van het verzoek door het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging informeert de secretaris van het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging de indiener en het Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging over het besluit. Dit geschiedt schriftelijk per aangetekend schrijven. Het besluit bevat de motieven die tot de uitspraak hebben geleid.”
1.8
Centurion c.s. hebben bij brief van 29 maart 2018 het bestuur van SFPB verzocht hen dispensatie van de Fondsen-cao te verlenen. Bij brief van 17 april 2018 heeft SFPB het dispensatieverzoek afgewezen, onder meer als volgt:
“[…] Uitgangspunt bij het dispensatiebeleid zoals gehanteerd in het Toetsingskader is dat avv de regel is en dispensatie de uitzondering daarop (brief Minister SZW, zie kamerstukken II, 2009/10, 29544,
nr. 217).
Geconstateerd wordt dat door of namens deze zeven werkgevers geen andere cao Sociaal Fonds tot stand is gekomen op basis waarvan deze dispensatie kan worden verleend. Weliswaar is in artikel 36 van de (niet algemeen verbindend verklaarde) cao Beveiliging met als looptijd1 oktober 2017 tot 1 oktober 2018, bepaald dat een Sociaal Fonds bestaat; dit Sociaal Fonds is echter niet opgenomen in een separate cao waardoor geen vergelijking kan worden gemaakt met het al dan niet “afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket" in deze niet bestaande cao. Alleen al om die reden kan het dispensatieverzoek niet worden toegewezen.
Daar waar in uw dispensatieverzoek gesproken wordt over het al dan niet afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket lijkt bedoeld te zijn het pakket zoals opgenomen in de cao Beveiliging. In casu gaat het echter niet om een vergelijking tussen de cao Particuliere Beveiliging welke laatstelijk algemeen verbindend is verklaard tussen 28 februari 2015 en 1 juli
2015 maar eerder genoemde fondsen cao. Hierdoor is het grootste deel van de door u aangevoerde argumenten niet relevant.
Een volgende inleidende opmerking betreft de gepretendeerde benadeling van de zeven door u bijgestane werkgevers daar waar zij een verplichting kennen uit hoofde van het bepaalde in artikel 36 van de cao Beveiliging alsmede een (extra) belasting uit hoofde van hun verplichting tot betaling van de SF-premies uit hoofde van de fondsen cao. In artikel 36 lid 4 van de cao Beveiliging staat echter dat "Indien ten gevolge van een avv van een andere cao een betalingsplicht aan een ander dan SFCB bestaat dan wordt deze jaarlijks in mindering gebracht op de verschuldigde bijdrage uit lid 1 en 2 conform SFCB-regelgeving". Er is blijkens deze bepaling dus geen benadeling van de door u bijgestane werkgevers waardoor uw verzoek ook deze grondslag ontbeert.
Een laatste inleidende opmerking is dat in het verzoek geen overzicht wordt gegeven van feiten en argumenten die verklaren dat dispensatie zou moeten worden verleend aan de vertegenwoordigde (zeven) werkgevers. Alle genoemde argumenten lijken betrekking te hebben
op de Vereniging Beveiligingsorganisaties Nederland (hierna VBe NL) waarvan deze zeven mensen lid zouden zijn. Een lidmaatschap van een vereniging vormt echter een onvoldoende onderbouwing waarom deze individuele werkgevers in aanmerking zouden komen voor dispensatie. De opmerkingen over de vereniging waarvan zij lid zijn (slechts) van toepassing op die vereniging. Om die reden moet geconstateerd worden dat het verzoek niet voldoet aan de bepalingen in artikel 2 lid 2 jo. bijlage 7 van de fondsen cao. Op basis hiervan wordt het dispensatieverzoek afgewezen.
Ten overvloede wordt nog kort ingegaan op enkele genoemde argumenten. Daarbij wordt de in het verzoek gehanteerde volgorde aangehouden.
[…]
Onder het kopje "zwaarwegende argumenten" worden geen kenmerken genoemd met betrekking tot één van de zeven vertegenwoordigde werkgevers, maar wordt een algemene uiteenzetting gegeven met betrekking tot het ledenbestand van VBe NL. Zo wordt - niet onderbouwd - opgemerkt dat deze leden "nagenoeg" alle MKB-bedrijven zijn met een gemiddelde omvang van 50 tot 150 werknemers waarbij ook wordt opgemerkt dat NVB-leden te kwalificeren zouden zijn als grootbedrijf. Een vergelijkbare, tevens niet onderbouwde stelling heeft betrekking op
lokaal/regionale dienstverlening ten opzichte van landelijke dienstverlening van NVB-leden. Deze uiteenzetting heeft (dus) geen betrekking op de zeven vertegenwoordigde werkgevers. Daarnaast wordt een scheve vergelijking getrokken met uitsluitend NVB leden. De fondsen cao heeft echter betrekking op alle werkgevers in de beveiligingsbranche derhalve ook werkgevers die niet-NVB lid zijn (waaronder VBe NL-leden). Overigens acht de Raad van State geen specifieke bedrijfskenmerken aanwezig wanneer een werkgever(sorganisatie) zich er louter op beroept dat haar leden zich vooral op MKB-niveau bevinden (RvS 18 november 2009, LJN BK3655). De argumenten die hier worden geponeerd zijn derhalve niet valide.
[…]
In punt 7 wordt gesteld dat het eigen fonds voor leden van de VBe NL, "overigens tenminste gelijkwaardig is aan de cao PB en het SFPB". Dit betreft een blote stelling die onvoldoende is onderbouwd om tot een inwilliging van het verzoek tot dispensatie te leiden. Het gegeven dat het
SFCB haar beleid en activiteiten ontwikkelt in het belang van werknemers en werkgevers binnen de cao Beveiliging vormt geen beletsel om daarnaast een bijdrage te betalen conform de fondsen cao die op haar beurt - ook - werkzaamheden verricht voor (ook) de bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van cao Beveiliging. Gelden die worden besteed aan een aantal randvoorwaardelijke en bij wet geregelde zaken voor de branche zulks derhalve ook voor de zeven werkgevers waarvoor thans dispensatie wordt gevraagd. Als voorbeelden wordt het in het Wpbr geborgde toezicht op de kwaliteits bevorderende dienstverlening van aspirant-beveiligers genoemd zoals verzorgd door SOBB. SOBB heeft een wettelijke rol bij de initiële opleiding van beveiligers. De invulling van de begeleiding op de beroepspraktijkvorming geschiedt door
eX:plain die daarvoor door SOBB betaald wordt. Ook VBe NL-leden hebben aspirant-beveiligers in hun bedrijven en maken gebruik van deze dienstverlening. Als ander voorbeeld in het kader van arbeids-omstandigheden wordt genoemd dat het SFPB een Arbocatalogus alsmede de branche RI&E heeft ontwikkeld. De goedgekeurde Arbocatalogus en de geregistreerde branche RI&E worden gratis aangeboden aan alle bedrijven die vallen onder de werkingssfeer waaronder dus ook de zeven werkgevers waarvoor dispensatie wordt gevraagd. Voor een volledig overzicht van de activiteiten van het SFPB wordt verwezen naar de (avv) bepalingen in de fondsen cao alsmede de verantwoording die door dit fonds overeenkomstig het Toetsingskader wordt gegeven in de jaarrekening van het fonds.[…]”
1.9
Centurion c.s. hebben bij brief van 26 april 2018 gereageerd op de afwijzing en verzocht om tot een heroverweging te komen. SFPB heeft Centurion c.s. op
24 mei 2018 per e-mail geantwoord dat zij niet tot heroverweging overgaat.
1.1
Bij beschikking van 30 april 2019 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan onder meer Centurion c.s. dispensatie verleend van de Cao PB.
1.11
De vakorganisaties FNV en CNV Vakmensen.nl hebben samen met de Nederlandse Veiligheidsbranche (hierna: de sociale partners Cao PB) bezwaar aangetekend tegen de onder 1.10 genoemde beschikking. De Minister heeft de bezwaren afgewezen bij beschikking van 6 december 2019. De sociale partners Cao PB hebben tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Midden-Nederland.

Procesverloop in eerste aanleg

2. In eerste aanleg hebben Centurion c.s. samengevat gevorderd het besluit van SFPB van 17 april 2018, waarbij de gevraagde dispensatie van de Fondsen-cao is geweigerd, te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat SFPB ten onrechte heeft beslist de dispensatie te weigeren, en SFPB te veroordelen in de proceskosten.
3. De kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, heeft in het tussen partijen gewezen vonnis van 11 oktober 2019 (hierna: het bestreden vonnis) de vorderingen van Centurion c.s. afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld.

Procesverloop in hoger beroep

4. Bij exploot van 19 december 2019 zijn Centurion c.s. in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Bij memorie van grieven houdende wijziging (vermeerdering) van eis, met producties hebben Centurion c.s. vijf grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft SFPB de grieven bestreden.
5. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

De vorderingen in het hoger beroep

6. In hoger beroep vorderen Centurion c.s. (samengevat) dat het hof het bestreden vonnis vernietigt, en alsnog
primairte bepalen dat aan hen dispensatie wordt verleend van de Fondsen-cao met ingang van 17 april 2018,
subsidiairvoor recht te verklaren dat SFPB ten onrechte deze dispensatie heeft geweigerd en
primair en subsidiairSFPB te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
7. SFPB verzoekt het hoger beroep af te wijzen en Centurion c.s. te veroordelen in de proceskosten.

Beoordeling van het hoger beroep

8. Met de
grieven 1 tot en met 4betogen Centurion c.s. dat SFPB hen dispensatie hadden moeten verlenen van de Fondsen-cao. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Procesbelang
9. Alvorens over de grieven te oordelen zal het hof ingaan op het procesbelang van Centurion c.s. bij de door hen ingestelde vorderingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Centurion c.s. bij hun vorderingen in eerste aanleg een procesbelang hebben en daarom kunnen worden ontvangen in hun vorderingen. Dit oordeel is weergegeven in r.o. 5.3 van het bestreden vonnis. Het hof neemt dit oordeel over en is het eens met de gronden die de kantonrechter daarvoor geeft. Dit oordeel geldt ook voor de vorderingen in hoger beroep.
Aard van de rechterlijke toets
10. SFPB heeft het dispensatieverzoek afgewezen bij brief van 17 april 2018. De gronden daarvoor zijn in deze brief genoemd. De vraag is op welke rechtsgrond en hoe het hof deze beslissing van SFPB dient te toetsen.
10. De beslissing van SFPB is gebaseerd op de aan haar toegekende bevoegdheid in
art. 2 lid 2 van de Fondsen-cao (zie r.o. 1.6). Deze Fondsen-cao is algemeen verbindend verklaard en is daarom recht in de zin van art. 79 RO. In de wet noch in de Fondsen-cao is voorzien in een toetsing van deze beslissing door de civiele rechter.
10. De vorderingen van Centurion c.s. nemen – kennelijk – tot uitgangspunt dat de beslissing van SFPB voor Centurion c.s. (i) door het hof onverbindend kan worden verklaard dan wel ongedaan worden gemaakt en (ii) dat het hof op de voet van
art. 3:300 BW zelf dispensatie kan verlenen.
10. Het hof stelt voorop dat het hier gaat om een toetsing van gelijke aard als die welke plaatsvindt bij de toepassing van art 6:248 lid 2 BW. Dit betekent dat voor de toewijsbaarheid van de vorderingen in ieder geval is vereist dat de beslissing van SFPB naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het beoordelen van de vraag of dat zo is vergt dus een terughoudende toetsing. Dat geldt temeer omdat de bevoegdheid van SFPB voortvloeit uit een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst, aangezien dan tevens het uit verscheidene verdragsbepalingen voortvloeiende zwaarwegende beginsel van de vrijheid van onderhandelen over arbeidsvoorwaarden in het geding is [1] .
Weigering dispensatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
14. Naar het oordeel van het hof is de beslissing van SFPB om Centurion c.s. geen dispensatie te verlenen niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarvoor bestaan de volgende redenen.
14. Het gaat in deze zaak om de toepassing van art. 2 lid 2 van de Fondsen-cao (hierna: de dispensatiebepaling; zie r.o. 1.6). SFPB is gehouden de in die bepaling genoemde twee alternatieve dispensatiegronden te toetsen. Centurion c.s. dienen te onderbouwen dat een of meer dispensatiegronden zich voordoet of voordoen. Daartoe hebben
Centurion c.s. de stelplicht en – bij gemotiveerde betwisting van de relevante feitelijke stellingen – de bewijslast (art. 150 Rv).
14. De twee alternatieve dispensatiegronden zijn (1)
“zwaarwegende argumenten”waardoor toepassing van de Fondsen-cao
“redelijkerwijze niet kan worden gevergd”of(2) een afwijkend, maar
“tenminste gelijkwaardig”arbeidsvoorwaardenpakket, dat is overeengekomen met – samengevat – een onafhankelijke vakbond.
14. Deze dispensatiegronden dienen volgens vaste rechtspraak te worden uitgelegd volgens de zogenaamde cao-norm. Deze houdt in de kern samengevat in dat een bepaling van een cao naar de objectief kenbare betekenis moet worden uitgelegd. Van een situatie als bedoeld in ECLI:NL:HR:2016:2687 die tot afwijking van deze norm noopt, is hier geen sprake. Het gaat in deze zaak uitsluitend om de tekst van de Fondsen-cao. Er is geen (officiële) toelichting op deze cao die aan de uitleg kan bijdragen.
“Zwaarwegende argumenten”
18. De term
“zwaarwegende argumenten”is niet nader gedefinieerd. Wel is er een voorbeeld van dergelijke argumenten genoemd:
“Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen van ondernemingen die tot de werkingssfeer van de cao gerekend kunnen worden”.Het processuele debat tussen partijen over de zwaarwegende argumenten gaat over de al dan niet toepasselijkheid van dit voorbeeld.
18. Het hof stelt bij dit punt voorop dat het bij een dispensatieverzoek gaat om het verzoek van een of meer individuele werkgevers. Deze werkgever(s) dienen
“essentiële punten”van verschil te onderbouwen in
“specifieke bedrijfskenmerken”van de individuele werkgever in vergelijking met
“ondernemingen die tot de werkingssfeer van de cao gerekend kunnen worden”.
18. Met
“essentiële punten”wordt gedoeld op punten die voor de vergelijking van
“specifieke bedrijfskenmerken”relevant en wezenlijk zijn voor de vraag of toepassing van de Fondsen-cao
“redelijkerwijze niet kan worden gevergd”. Het enkele feit dat er grote verschillen in bedrijfskenmerken zijn is dus niet voldoende voor dispensatie. Dit is de meest voor de hand liggende uitleg.
18. Centurion c.s. onderbouwen dit punt met algemene stellingen over het bereik van de Cao Beveiliging voor – kort samengevat – werkgevers met gecombineerde werkzaamheden, die gebruik maken van uitzendkrachten en werknemers van payrollbedrijven, die veelal regionaal actief zijn en tot het mkb behoren. Op dat punt wordt door hen ook verwezen naar de beslissing van de Minister op het dispensatieverzoek van de Cao Pb (zie r.o. 1.10). Dit overtuigt het hof niet. SFPB heeft er (in haar beslissing op het dispensatieverzoek, maar ook in eerste aanleg) terecht op gewezen dat Centurion c.s. niet specifiek en – naar het hof begrijpt: concreet – onderbouwen waardoor hun eigen individuele ondernemingen, elk op zichzelf beschouwd, zich kenmerken. Van Centurion c.s. had een dergelijke concretisering van de specifieke bedrijfskenmerken van hun eigen ondernemingen mogen worden verwacht. De algemene verwijzing naar kenmerken die voor leden van de VBe NL zouden gelden, volstaat dan ook niet. Door Centurion c.s. is bij inleidende dagvaarding (p. 7/18) aangevoerd dat zij alle, op 1 uitzondering na, mkb-bedrijven zijn met 50 tot 110 werknemers en dat zij alle lokaal en regionaal werkzaam zijn. Een verdere concretisering en toelichting is niet gegeven. Dit is niet toereikend. Voor zover Centurion c.s. (ook) beoogden te stellen dat elk van hun ondernemingen zich kenmerken door gecombineerde werkzaamheden als beschreven in de Cao Beveiliging is dat onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onderbouwd.
18. Het voorgaande betekent dat de dispensatiegrond
“zwaarwegende argumenten”niet aannemelijk is geworden.
Ten minste gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket
23. Ook de dispensatiegrond van een afwijkend, maar
“tenminste gelijkwaardig”arbeidsvoorwaardenpakket, dat is overeengekomen met een onafhankelijke vakbond, gaat niet op. Daarvoor bestaan de volgende redenen.
23. Partijen zijn het er over eens dat het hier gaat om de voorzieningen van de sociale fondsen en niet die van de ‘reguliere’ arbeidsvoorwaardencao’s, zoals de
Cao Beveiliging en de Cao Pb.
23. Naar het oordeel van het hof kan – anders dan SFPB aanvoert – in de dispensatie-bepaling niet worden gelezen dat het aan de orde zijnde arbeidsvoorwaardenpakket in een cao moet zijn vormgegeven. Die eis stelt de dispensatiebepaling niet.
23. Centurion c.s. hadden door middel van een pakketvergelijking van de voorzieningen van SFCB met die van SFPB moeten onderbouwen dat het hier om een ten minste gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket gaat. Dat is niet gebeurd. Anders dan Centurion c.s. stellen is het feit dat vakorganisatie De Unie is betrokken in het bestuur van SFCB niet zonder meer een garantie voor de gelijkwaardigheid. Dat het in dit geval anders zou moeten zijn is niet toegelicht. Het feit dat de statuten en regels van beide fondsen gelijk te stellen zijn is evenmin een dergelijke garantie. Het hof verwerpt de stelling dat SFPB de gelijkwaardigheid (nader) had moeten onderzoeken. Immers, het ligt juist op de weg van Centurion c.s. als verzoekende partijen deze gelijkwaardigheid deugdelijk te onderbouwen.
23. Het hof verwerpt de stelling van Centurion c.s. dat de kantonrechter had moeten ingaan op het door Centurion c.s. aangeboden bewijs van de vergelijking van de arbeidsvoorwaarden en dat het hof dat nu ook moet doen. Het lag en ligt op de weg van Centurion c.s. om de schriftelijke stukken waar zij een beroep op wensen te doen uit zichzelf in het geding te brengen. De (civiele) rechter – in dit geval: de rechtbank en het hof – behoeft hen daartoe niet (alsnog) in de gelegenheid te stellen [2] .
Overige argumenten van Centurion c.s.
28. Centurion c.s. hebben verder gesteld dat SFCB in haar groei wordt beperkt omdat de verzochte dispensatie niet is verleend. Verder betogen Centurion c.s. dat voor SFPB op voorhand vaststond dat de dispensatie zou worden geweigerd. Om die reden heeft SFPB nagelaten gebruik te maken van de in het Reglement dispensatieverzoek geboden procedurele mogelijkheden om de zwaarwegende redenen te onderzoeken. SFPB heeft zelf aangegeven dat zij geen belang had bij dispensatie en heeft daarom op oneigenlijke gronden het dispensatieverzoek – ten onrechte - afgewezen. Het hof verwerpt deze stellingen om de volgende redenen.
28. Dat SFCB mogelijk in haar groei wordt beperkt komt omdat de niet gedispenseerde werkgevers kennelijk niet bereid zijn om ook – naast aan SFPB – aan SFCB bijdragen te betalen. Uit art. 36 van de Cao Beveiliging (zie r.o. 1.3) volgt dat werkgevers niet aan SFCB hoeven te betalen wat zij al (verplicht) aan SFPB hebben betaald. Dat is een keuze van deze werkgevers die SFPB bij haar besluitvorming over de dispensatie niet kan worden tegengeworpen.
28. De in het Reglement dispensatieverzoek geboden procedurele mogelijkheden om de zwaarwegende redenen te onderzoeken zijn mogelijkheden voor SFPB en houden geen verplichtingen in. Dat van die mogelijkheden geen gebruik is gemaakt is begrijpelijk omdat de dispensatieverzoeken van Centurion c.s. – als gezegd – onvoldoende concreet zijn toegelicht en onderbouwd. Daar komt bij dat een uitgebreid gemotiveerde beslissing is gegeven op de dispensatieverzoeken terwijl onvoldoende is toegelicht dat en waarom nader onderzoek, voor zover dat op de weg van SFPB en niet op de weg van Centurion c.s had gelegen, tot een andere beslissing had geleid.
28. Voor zover Centurion c.s. beogen te stellen dat de dispensatieverzoeken zijn afgewezen omdat SFPB geen belang had bij toekenning is dat, gezien hiervoor is geoordeeld over de onderbouwing van de dispensatieverzoeken, ook onvoldoende onderbouwd.
Slotsom
32. Uit het voorgaande volgt dat het besluit van SFPB om Centurion c.s. geen dispensatie te verlenen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. De grieven 1 tot en met 4 falen, althans kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden.
33. Met
grief 5betogen Centurion c.s. dat zij ten onrechte in de proceskosten zijn veroordeeld. Deze grief faalt omdat bij deze stand van zaken Centurion c.s. terecht in de proceskosten van de eerste aanleg zijn veroordeeld.
33. De slotsom is dat het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Centurion c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam van 19 december 2019;
  • veroordeelt Centurion c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van SFPB tot op heden begroot op € 760,-- aan griffierecht en € 1.114,-- aan salaris advocaat (tarief II, 1 punt);
  • wijst de vorderingen van Centurion c.s. af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, M.D. Ruizeveld en A.J.P. van Beurden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Vergelijk: HR 30 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2312, r.o. 3.3 (Parallel Entry).
2.Zie bijvoorbeeld HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9204, r.o. 3.5.