ECLI:NL:GHDHA:2022:2001

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
200.292.603/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing executoriaal beslag en verbod executiemaatregelen als wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van een dwangsom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van executoriaal beslag dat Audi AG had gelegd op de handelsvoorraad en inventaris van Dejavu Cars V.O.F. In een eerdere procedure had de voorzieningenrechter Audi bevolen om de in beslag genomen goederen binnen tien dagen terug te plaatsen bij Dejavu, op straffe van een dwangsom. Audi heeft echter niet voldaan aan deze verplichting, wat leidde tot de verbeurdverklaring van dwangsommen door Dejavu. In deze procedure heeft Audi verzocht om opheffing van het beslag en een verbod voor Dejavu om verdere executiemaatregelen te treffen. Het hof heeft het beroep van Audi op verjaring van de dwangsommen verworpen, omdat de verjaring was geschorst door het wettelijk beletsel dat voortvloeide uit de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor beraad van partijen over de vraag of zij arrest willen vragen of mondelinge behandeling. De beslissing van het hof houdt in dat de verjaring van de dwangsommen niet is ingetreden en dat de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter blijft gelden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.292.603/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/613305 KG ZA 21-109
Vindplaats bestreden vonnis: : ECLI:NL:RBROT:2021:2261
Arrest in kort geding van 11 oktober 2022
in de zaak van

1.Dejavu Cars V.O.F.,

gevestigd in Rotterdam,
2.
[appellant 2],
wonend in [woonplaats],
3.
[appellant 3],
wonend in [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. M. Hoogenboom te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
AUDI AG,
gevestigd in Ingolstadt, Duitsland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L. Kroon te Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna Dejavu, [appellant 2], [appellant 3] (samen [appellanten]) en Audi noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Audi heeft in het verleden executoriaal beslag laten leggen op de handelsvoorraad en inventaris van Dejavu. In een eerdere procedure had de voorzieningenrechter Audi op straffe van een dwangsom bevolen de betrokken zaken binnen tien dagen na betekening terug te plaatsen in het bedrijfspand van Dejavu. Omdat Audi dat volgens Dejavu niet goed had gedaan en daarom dwangsommen had verbeurd, heeft Dejavu executoriaal derdenbeslag laten leggen ten laste van Audi.
1.2
De voorzieningenrechter heeft dat beslag in deze procedure op verzoek van Audi opgeheven en heeft Dejavu verboden om met betrekking tot de dwangsommen verdere executiemaatregelen te treffen. Het hof verwerpt in dit tussenarrest het beroep van Audi op verjaring van de dwangsommen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 24 maart 2021 waarmee [appellanten] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2021;
  • de memorie van grieven van [appellanten];
  • de memorie van antwoord van Audi;
  • de akte houdende overlegging aanvullende productie van Audi;
  • het verzoek van partijen om uitstel van de mondelinge behandeling en eerst bij tussenarrest te beslissen op het beroep van Audi op verjaring;
  • de antwoordakte van [appellanten]

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Audi is een autofabrikant. [appellant 2] en [appellant 3] zijn de vennoten in Dejavu, die handelt in auto-onderdelen.
3.2
Audi heeft in 2020 executoriaal beslag laten leggen op onder andere de handelsvoorraad en inventaris van Dejavu en die goederen in gerechtelijke bewaring laten nemen.
3.3
[appellanten] heeft daarop in kort geding staking van de executie gevorderd en:
"Audi te gelasten al de bij Dejavu in beslaggenomen goederen te retourneren aan Dejavu in de staat waarin de goederen zich bevonden direct voor de inbeslagname en deze goederen terug te plaatsen bij Dejavu te Barendrecht op de locaties in het bedrijfspand en op de wijze zoals de inbeslaggenomen lagen opgeslagen (…)."
3.4
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 20 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter dat beslag opgeheven en Audi op straffe van een dwangsom gelast:
"de in beslag genomen goederen binnen tien dagen na betekening van deze uitspraak te retourneren aan Dejavu en deze goederen terug te plaatsen op de locaties in haar bedrijfspand;"
Dit vonnis is door dit hof bekrachtigd en tegen het betrokken arrest van dit hof is geen rechtsmiddel ingesteld.
3.5
Op 20 en 24 februari 2021 heeft Audi haar deurwaarder opdracht gegeven om de in beslag genomen goederen aan Dejavu terug te geven.
3.6
[appellanten] heeft het vonnis van 20 februari 2020 op 28 februari 2020 aan Audi laten betekenen.
3.7
De deurwaarder en Dejavu hebben daarna met elkaar overlegd over het terugbrengen van de in beslag genomen goederen, waarbij de deurwaarder heeft aangedrongen op de aanwezigheid van iemand van Dejavu.
3.8
Op 28 februari 2020 heeft de deurwaarder het volgende geschreven aan een advocaat van Dejavu:
"Op 25 februari jl. tussen 10.00 uur en 12.00 uur heb ik vier maal telefonisch overleg gevoerd met uw cliënt. Daarbij heeft uw cliënt aangegeven de deur van de bestemmingslocatie eventueel te kunnen openen, maar niet aanwezig te kunnen zijn bij het terugplaatsen van de goederen. Ik heb aangegeven dat voor het correct terugplaatsen van de goederen op de juiste locaties zijn aanwezigheid vereist is en anders de correcte levering niet kan geschieden. Uw cliënt heeft geen concrete andere mogelijkheid of dag voorgesteld voor de levering en reageerde niet welwillend op voorstellen vanuit ons kantoor."
3.9
Op 3 maart 2020 heeft de advocaat van Dejavu het volgende geschreven aan de deurwaarder en de advocaat van Audi:
"Wanneer komt u de in beslag genomen goederen komen terugplaatsen? Mijn cliënten hebben haast. Ik attendeer erop dat er geen verplichting voor mijn cliënten bestaat om zelf aanwezig te zijn. Uw cliënte, Audi AG, heeft de goederen laten weghalen en dient de goederen op correcte wijze terug te laten plaatsen. Zo lastig is dat toch niet?"
3.1
De advocaat van Dejavu heeft op dezelfde dag aan de deurwaarder laten weten dat deze die dag en de rest van de week bij Dejavu terecht kon.
3.11
In een proces-verbaal van constatering van 5 maart 2020 heeft de deurwaarder vermeld dat hij die dag naar het bedrijfspand van Dejavu is gegaan en daar aan [appellant 2] heeft gevraagd om aanwezig te zijn bij de terugplaatsing van de goederen op 6 maart 2020. Hij heeft ook vermeld dat [appellant 2] in eerste instantie heeft aangegeven dat zijn oom de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) aanwezig zou zijn, maar vervolgens heeft verklaard toch zijn best te zullen doen om op laatstgenoemde datum aanwezig te zijn.
3.12
Op 6 maart 2020 heeft de deurwaarder de goederen teruggebracht naar het bedrijfsterrein.
In een proces-verbaal van constatering van die dag heeft hij onder meer het volgende vermeld:
"Verslag van teruggave van de roerende zaken
Aldaar heb ik heden gesproken met de heer [betrokkene], oom van de heer [appellant 2]. De heer [appellant 2] blijkt helaas niet aanwezig te zijn. De heer [betrokkene] heeft voor mij de deur van het magazijn geopend maar kon mij niet aangeven op welke locatie in het pand de teruggeleverde zaken geplaatst moeten worden. De heer [betrokkene] heeft zich verder niet bezig gehouden met het terugplaatsen van de roerende zaken.
Vervolgens heb ik, tezamen met de heer [bewaarder] en een zevental collega's, allen vertegenwoordigers van de gerechtelijk bewaarder (…), aangevangen met het terugplaatsen van de roerende zaken. Deze vertegenwoordigers van de gerechtelijk bewaarder waren tevens aanwezig bij de in beslagname van de roerende zaken op 15 januari 2020.
Beschrijving van de geleverde zaken
De roerende zaken, zoals omschreven in mijn proces verbaal executoriaal beslag op roerende zaken van 15 januari 2020, zijn teruggeleverd, door het feitelijk terugplaatsen op de beneden- en bovenverdieping in de daarvoor bestemde stellingen. Echter zijn een aantal zaken van de teruggeleverde roerende zaken anders verpakt en alle zaken zijn voorzien van een sticker met kavelnummer. In overleg met de vertegenwoordigers van de gerechtelijk bewaarder hebben wij getracht de goederen terug te plaatsen op de juiste locatie in het pand. De exacte locatie van bepaalde zaken was niet goed vast te stellen, omdat de heer [appellant 2] niet aanwezig was ten tijde van het terugplaatsen van de roerende zaken.
(…)
Genoemd bedrijfspand is door mij en degenen die mij vergezelden om 11:45 uur verlaten en heb ik mij afgemeld bij de heer [betrokkene]. Tevens heb ik een aantal maal getracht telefonisch contact te leggen met de heer [appellant 2], echter zonder resultaat. Er was geen mogelijkheid om de voicemail in te spreken."
3.13
Op 22 februari 2021 heeft de deurwaarder over deze gang van zaken nog het volgende verklaard aan de advocaat van Audi:
"- De goederen lagen netjes in schappen bij elkaar zoveel mogelijk gesorteerd op categorie. De bewaarders hebben de goederen netjes uit de schappen gehaald en zoveel mogelijk bij elkaar afgevoerd op pallets en gesealed in verband met het verschuiven tijdens het vervoer.
- Ik ben op 5 maart 2020 in overleg met de heer [naam] van Vurich naar het bedrijventerrein van Dejavu gegaan met het doel om de heer [appellant 2] te spreken over het terugbrengen van de goederen. In het vonnis was namelijk door de rechter bepaald dat de goederen op de plaats van bestemming in de schappen teruggeplaatst moesten worden. Zonder medewerking van de heer [appellant 2] was dit bijna onmogelijk. Terplaatse heb ik de heer [appellant 2] gesproken en hij gaf aan dat zijn oom aanwezig zou zijn. Na een gesprek met de heer [appellant 2] gaf hij aan dat hij zou proberen aanwezig te zijn om zo aan te kunnen wijzen waar de goederen teruggeplaatst moesten worden.- Op 6 maart ben ik aangetreden om met de bewaarders de goederen terug te plaatsen. Aldaar trof ik alleen de oom van de heer [appellant 2] aan. Hij heeft de roldeur van het magazijn geopend en is zelf in het kantoor gaan wachten met de deur op slot tot de goederen waren teruggeplaatst. De oom heeft zich dus volledig afgezonderd. Toen de goederen teruggeplaatst waren moest ik aan de voordeur aanbellen om de oom mede te delen dat wij klaar waren.
- De bewaarder was op 6 maart met dezelfde ploeg als in januari 2020, dus die ploeg wist redelijk waar de goederen teruggeplaatst moesten worden.
- De loods bestond uit 2 verdiepingen. Op de bovenverdieping waren de grotere onderdelen opgeslagen, zoals bumpers, zijskirts enz. Op de benedenverdieping de kleinere onderdelen, zoals koplampen, grills, klein bevestigingsmateriaal, lampen enz. Deze onderdelen hebben de bewaarders daar ook weer teruggeplaatst.
- In mijn beleving hebben de bewaarders de onderdelen netter teruggeplaatst dan wij ze in januari hebben aangetroffen. Echter de kleinere onderdelen, zoals schroeven, electriciteitsmateriaal, losse lampen zijn niet uitgepakt. Deze kleinere onderdelen waren bij elkaar verpakt in dozen voor het vervoer.
- Het plastic om de dozen dat te zien is op de foto’s bij het pv was nog van het vervoer (om te voorkomen dat de goederen zouden gaan schuiven en kapot zouden gaan).
- Ik benadruk dat de bewaarders hun uiterste best hebben gedaan om alles weer netjes terug te zetten en zijn respectvol met de goederen omgegaan."
3.14
Op 9 en 12 maart 2020 heeft [appellant 2] (via de advocaten van partijen) bij Audi geklaagd dat de goederen niet op de juiste manier waren teruggeplaatst. Volgens hem stond meer dan de helft van de goederen nog op pallets en was de rest van de goederen zomaar neergezet en waren (onderdelen van) producten vermengd, gestickerd en/of beschreven door BVA en zaten die producten niet meer in de originele verpakking.
3.15
Bij exploot van 29 juni 2020 heeft Dejavu aan Audi bevel gedaan tot betaling van € 250.000,00 aan op grond van het vonnis van 20 februari 2020 verbeurde dwangsommen.
3.16
Bij exploot van 15 december 2020 heeft Dejavu dit bevel herhaald.
3.17
Op 10 en 11 februari 2021 heeft Dejavu ter tenuitvoerlegging van die dwangsommen ten laste van Audi executoriaal derdenbeslag laten leggen onder een auto-importeur en zeven banken.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Audi heeft [appellanten] gedagvaard en gevorderd dat de voorzieningenrechter de beslagen van Dejavu opheft en Dejavu verbiedt om op grond van het vonnis van 20 februari 2020 nieuwe executiemaatregelen te treffen.
4.2
Volgens Audi heeft zij alles gedaan wat zij kon doen om de betrokken goederen netjes terug te plaatsen in het bedrijfspand van Dejavu en heeft zij daarom geen dwangsommen verbeurd.
4.3
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen toegewezen en [appellanten] in de proceskosten veroordeeld. Hij heeft geoordeeld dat van Audi niet meer inspanningen en zorgvuldigheid kon worden gevergd dan zij heeft verricht en betracht.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellanten] is in hoger beroep gekomen en vordert dat het hof de vorderingen van Audi alsnog afwijst.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Audi beroept zich op verjaring van de dwangsommen op grond van artikel 611g lid 1 Rv. Zij voert aan dat het door [appellanten] gelegde executoriaal derdenbeslag van 10 en 11 februari 2021 kan worden aangemerkt als een stuitingshandeling, maar dat die stuiting daarna niet voortdurend is geweest. [appellanten] heeft nagelaten om binnen zes maanden na dat beslag opnieuw te stuiten, waardoor de dwangsommen zijn verjaard, zo betoogt nog steeds Audi.
6.2
Het hof volgt Audi hierin niet. [appellanten] wijst er namelijk terecht op dat de verjaring van artikel 611g lid 1 Rv krachtens het tweede lid van dat artikel onder andere wordt geschorst door ieder wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom. Zij wijst er ook op dat de Hoge Raad in zijn arrest van 29 juni 2012 (
De Wit/Auto-Campingsport Deurne) [1] heeft geoordeeld dat een op grond van artikel 438 lid 2 Rv uitgesproken schorsing van de tenuitvoerlegging van dwangsommen een wettelijk beletsel is in de zin van het tweede lid van artikel 611g Rv.
6.3
Dat laatste geldt ook voor het bestreden vonnis. Met zijn beslissing heeft de voorzieningenrechter in het kader van een geschil met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de dwangsommen het door [appellanten] gelegde derdenbeslag opgeheven en [appellanten] verboden om die dwangsommen verder ten uitvoer te leggen. Die beslissing is eveneens gebaseerd op artikel 438 lid 2 Rv en levert net zo goed als een schorsing een wettelijk beletsel op voor verdere tenuitvoerlegging van de dwangsommen. Dat vonnis is uitgesproken op 16 maart 2021, toen nog geen zes maanden waren verstreken sinds het derdenbeslag van 10 en 11 februari 2021. Daarmee is de verjaring van artikel 611g lid 1 Rv vanaf die datum geschorst. Omdat de voorzieningenrechter zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, blijft die verjaring geschorst tot in ieder geval het eindarrest van het hof in deze zaak. Of het executoriaal beslag wel of geen voortdurende stuitende werking heeft gehad, kan daarom in het midden blijven.
6.4
De slotsom is dat het beroep van Audi op verjaring niet slaagt. Het hof zal de zaak daarom verwijzen naar de rol voor beraad van partijen over de vraag of zij arrest willen vragen of mondelinge behandeling.

7.Beslissing

Het hof:
- verwijst de zaak naar de rol van 25 oktober 2022 voor partijberaad als bedoeld in artikel 2.23 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M.H. Speyart van Woerden, J.E.H.M. Pinckaers en J.M. Heikens en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022 in aanwezigheid van de griffier.