Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
“[appellant] heeft er dan ook alles aangedaan om weer ingeschreven te worden in de Brp op zijn woonadres. Het had dan ook redelijkerwijs op de weg van DSW gelegen om hem op basis van deze uitzondering alsnog in te schrijven. Uiteindelijk is [appellant] dan ook weer ingeschreven.”Of dit nu betekent dat [appellant] weer is ingeschreven in de BRP of dat hij weer een zorgverzekering heeft is het hof niet duidelijk. Maar hoe dan ook betekent dit dat [appellant] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering de beëindiging van de zorgverzekering ongedaan te maken, nu hij ofwel weer is ingeschreven in de BRP (en uit dien hoofde een zorgverzekering kan afsluiten) of hij weer een zorgverzekering heeft. De gevorderde betaling van zorgkosten is een vordering tot toewijzing van een geldvordering. Zonder bijkomende feiten en omstandigheden – die ontbreken – die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist ontbreekt ook ten aanzien van die vordering het spoedeisend belang. Het voorgaande brengt mee dat het hoger beroep van [appellant] vanwege het ontbreken van voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering in kort geding niet kan slagen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.