ECLI:NL:GHDHA:2022:1371

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
200.294.681
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en gevolgen van een vaststellingsovereenkomst in het kader van een kredietrelatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de uitleg van een vaststellingsovereenkomst die in 2015 is gesloten tussen Staal Beheer N.V. en Bever Holding c.s. De kern van het geschil betreft de vraag of Staal Beheer afstand heeft gedaan van haar vorderingen op Bever Holding c.s. die voortvloeien uit overeenkomsten uit 1999. Staal Beheer had in het verleden financieringen verstrekt aan Bever Holding en haar aandeelhouders, en na een ongunstige uitspraak in een procedure tegen Duitse banken, heeft Staal Beheer geprobeerd om haar vorderingen te innen. Bever Holding c.s. hebben zich verweerd door te stellen dat Staal Beheer in de afstandsverklaring afstand heeft gedaan van haar vorderingen. De rechtbank heeft dit verweer gehonoreerd en de vorderingen van Staal Beheer afgewezen.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat de afstandsverklaring moet worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst en dat de bewoordingen van deze overeenkomst een algehele afstand van recht impliceren. Het hof overweegt dat Bever Holding c.s. erop mochten vertrouwen dat Staal Beheer afstand deed van haar vorderingen, ook al was er een procedure aanhangig. De uitleg van de afstandsverklaring, die door beide partijen is ondertekend, wijst erop dat Staal Beheer haar vorderingen heeft prijsgegeven in ruil voor de aflossing van de lening. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Staal Beheer af, waarbij Staal Beheer wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.294.681/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/572883 / HA ZA 19-443
Publicatienummer vonnis : ECLI:NL:RBDHA:2020:14515
Arrest van 12 juli 2022
in de zaak van
Staal Beheer N.V.,
gevestigd in Den Haag,
appellante,
hierna te noemen: Staal Beheer,
advocaat: mr. D. Horeman te Amsterdam,
tegen

1.N.V. Bever Holding,

gevestigd in Hilversum,
hierna: Bever Holding,
2. [verweerder 2],
wonend in [woonplaats] ,
hierna: [verweerder 2] ,
3. [verweerster 3],
wonend in [woonplaats] ,
hierna: [verweerster 3]
verweerders,
hierna te noemen: Bever Holding c.s.,
advocaat: mr. M.W.E. Evers te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de nakoming van in 1999 tussen Staal Beheer en Bever Holding c.s. gesloten overeenkomsten. Daarin hadden Bever Holding c.s. zich jegens Staal Beheer verplicht tot betaling van hetgeen Staal Beheer verschuldigd mocht worden op grond van een tegen een derde gevoerde procedure. Volgens Bever Holding c.s. heeft Staal Beheer in 2015 van die vorderingen afstand gedaan. De rechtbank heeft dat verweer gehonoreerd en de vorderingen afgewezen.
1.2
Het hof oordeelt in hoger beroep eveneens dat Staal Beheer afstand heeft gedaan van de onderhavige vorderingen en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

2.Procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het dossier van de procedure bij de rechtbank Den Haag;
  • het tussen partijen gewezen vonnis van 7 oktober 2020;
  • de dagvaarding in hoger beroep van 6 januari 2021 van Staal Beheer;
  • het herstelexploot van Staal Beheer van 26 april 2021;
  • de memorie van grieven van Staal Beheer, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van Bever Holding c.s., met bijlagen;
  • de bijlage 40 van Staal Beheer, nog overgelegd voor de hierna vermelde zitting.
2.2
Op 31 mei 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak tijdens de zitting toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Tussen partijen staat onder meer het volgende vast.
De betrokken partijen en de daarmee gelieerde rechtspersonen
3.2
Bever Holding is een beursgenoteerde vastgoedonderneming. [verweerder 2] en [verweerster 3] zijn beiden (mede-)aandeelhouder van Bever Holding. Daarnaast was [verweerder 2] van 11 maart 1997 tot en met 19 maart 2002 via Bonavella Holding B.V. (indirect) zelfstandig bevoegd bestuurder van [B.V. I] B.V. (voorheen [B.V. Ia] , hierna: “ [B.V. I] ”) en in ieder geval van 31 december 1997 tot en met 17 februari 2005 enig aandeelhouder van [B.V. I] .
3.3
Staal Beheer is ruim 25 jaar de huisbankier geweest van Bever Holding en haar voormalige groepsvennootschappen (hierna gezamenlijk: “Bever c.s.”).
3.4
Op enig moment heeft [B.V. I] een kantorencomplex verkocht aan Chesprop III B.V. (hierna: “Chesprop III”). [B.V. I] heeft daarbij een huurinkomstengarantie gegeven aan Chesprop III (hierna: “de Huurinkomstengarantie”).
3.5
Op 30 juli 1990 heeft Staal Beheer een bankgarantie van maximaal fl. 4.050.000 gesteld ten behoeve van Chesprop III (hierna: “de Bankgarantie”). De Bankgarantie diende tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen van [B.V. I] uit hoofde van de Huurinkomstengarantie.
3.6
De Bankgarantie en de Huurinkomstengarantie hebben in 1990 gediend tot meerdere zekerheid van een bestaand krediet dat is verstrekt door verschillende Duitse banken, te weten Deutsche Hypothekenbank AG en de vennootschap naar Duits recht ING Bank, Eine Niederlassung der ING-DIBA AG (hierna gezamenlijk: “de Duitse Banken”) aan Chesprop III.
3.7
In 1992 hebben de Duitse Banken zowel [B.V. I] als Staal Beheer aangesproken tot nakoming van de verplichtingen uit de Huurinkomstengarantie respectievelijk de Bankgarantie. Dit heeft uiteindelijk geleid tot (1) het vonnis van 12 november 1997, waarbij [B.V. I] onder meer is veroordeeld tot betaling van een bedrag van
fl. 12.150.000 aan de Duitse Banken, en (2) het vonnis van 17 juni 1998, waarbij de rechtbank Den Haag Staal Beheer heeft veroordeeld tot betaling aan de Duitse Banken van een bedrag van fl. 4.050.000, te vermeerderen met rente en kosten.
De overeenkomsten uit 1999
3.8
Op verschillende data in maart en april 1999 zijn tussen enerzijds Staal Beheer en anderzijds respectievelijk Fincon B.V. (hierna: “Fincon”), Chesprop X B.V. (hierna: “Chesprop X”), [verweerder 2] en [verweerster 3] overeenkomsten gesloten (hierna gezamenlijk: “de overeenkomsten uit 1999”).
3.9
In de overeenkomsten uit 1999 is Staal Beheer (destijds genaamd “Staal Bank N.V.”) gedefinieerd als “bank” en zijn respectievelijk Fincon, Chesprop X, [verweerder 2] en [verweerster 3] gedefinieerd als “borg”. In de considerans van de overeenkomst uit 1999 tussen Staal Beheer en Fincon staat het volgende:
“(…)IN OVERWEGING NEMENDE DAT:
(…)
c. bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage van 17 juni 1998 de bank is veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Deutsche Hypotheken Bank (…) te betalen een bedrag ad ƒ 4.050.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 1993 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede de bank heeft veroordeeld in de kosten van het geding, begroot op ƒ 7.453,15 terzake van verschotten en ƒ 45.740 terzake van salaris van de procureur, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en van welk vonnis de bank in appèl is gegaan.
d. de borg de bank om haar moverende redenen te kennen heeft gegeven bereid te zijn zich jegens de bank als borg te verbinden, zulks tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank aan welke derde dan ook verschuldigd mocht zijn c.q. mocht worden, uit hoofde van de door de bank namens [B.V. Ia] afgegeven garantie gedateerd 30 juni 1990.”
In de andere drie overeenkomsten wijkt de tekst van de considerans onder d op ondergeschikte punten af. In ieder geval staat daar telkens dat de borg om hem of haar moverende redenen te kennen heeft gegeven bereid te zijn zich jegens de bank als borg te verbinden.
3.1
Artikel 1 van de overeenkomsten uit 1999 luidt, voor zover relevant:
“Artikel 1: borgtocht
De borg verbindt zich bij deze jegens de bank als borg voor de bank, welke borgtocht de bank aanvaardt, tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank aan welke derde dan ook verschuldigd mocht zijn c.q. mocht worden, uit hoofde van de als bijlage 1 aan deze overeenkomst gehechte en als ingevoegd te beschouwen, door de bank namens [B.V. Ia] afgegeven garantie gedateerd 30 juli 1990, met referentienummer 1516, tot maximaal f. 7.000.000,-- (zegge zeven miljoen gulden) vermeerderd met eventuele rente en kosten.”
3.11
Artikel 4 van de overeenkomst tussen Staal Beheer en Fincon luidt:
“Artikel 4: verplichting van de borg
Eerst nadat in de procedure, genoemd in artikel 2 van deze overeenkomst[de hoger beroep procedure bij het gerechtshof Den Haag, toevoeging hof]
, op basis van een in kracht van gewijsde verkregen rechterlijke beslissing vast is komen te staan dat de bank betalingsverplichtingen als bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst jegens de in dat artikel genoemde derde(n) heeft, is de borg gehouden om binnen 6 weken na een eerste daartoe strekkend verzoek van de bank tot nakoming van haar verplichtingen uit deze borgtocht, meer in het bijzonder is zij gehouden tot betaling van al hetgeen de bank op grond van die in kracht van gewijsde gegane uitspraak aan welke derde dan ook verschuldigd mocht zijn, zulks uit hoofde van eerder genoemde bankgarantie van 30 juli 1990.”
3.12
Artikel 5 van de overeenkomsten tussen Staal Beheer en respectievelijk Chesprop X, [verweerder 2] en [verweerster 3] luidt:
“Artikel 5: verplichting van de borg
Eerst nadat in de procedure, genoemd in artikel 2 van deze overeenkomst, op basis van een in kracht van gewijsde verkregen rechterlijke beslissing vast is komen te staan dat de bank betalingsverplichtingen als bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst jegens de in dat artikel genoemde derde(n) heeft en nadat vast is komen te staan dat de bank, binnen de in artikel 4 van de onder artikel 2 van deze overeenkomst genoemde overeenkomst van borgtocht, gedateerd … maart 1999, vermelde termijn (6 weken) geen betaling heeft (mogen) ontvangen van Fincon B.V., is de borg gehouden om na een eerste daartoe strekkend verzoek van de bank tot nakoming van haar verplichtingen uit deze borgtocht, meer in het bijzonder is zij gehouden tot betaling van al hetgeen de bank op grond van die in kracht van gewijsde gegane uitspraak aan welke derde dan ook verschuldigd mocht zijn, zulks uit hoofde van de eerder genoemde Bankgarantie van 30 juli 1990.”
3.13
Op 17 september 2003 heeft een juridische fusie plaatsgevonden tussen Fincon en Chesprop X en op 28 december 2007 heeft een juridische fusie plaatsgevonden tussen Chesprop X en Bever Holding.
De Afstandsverklaring
3.14
Staal Beheer heeft vanaf 2003 financieringen verstrekt aan Bever c.s. Op enig moment is tussen enerzijds Staal Beheer en anderzijds Bever c.s., [verweerder 2] en [verweerster 3] een geschil ontstaan dat heeft geleid tot het op 22 juli 2014 door Staal Beheer aanhangig maken van een procedure bij de rechtbank Den Haag (zaaknummer C/09/472786).
3.15
Partijen hebben lopende de procedure bij de rechtbank Den Haag onderhandeld over een minnelijke regeling. Op 27 oktober 2015 heeft de door Bever Holding c.s. ingeschakelde notaris, [naam notaris] (hierna: “de Notaris”) een brief gestuurd aan de heer [de heer A] , werkzaam bij Staal Beheer (hierna: “ [de heer A] ”) waarin hij verzoekt om een aflossingsnota per 29 oktober 2015 in verband met een voorgenomen herfinanciering van de geldleningen bij Staal Beheer. Ook is in deze brief de volgende passage opgenomen:
“(…) Voorts vraag ik bij deze namens de belanghebbenden uw aandacht voor het volgende:
De heer [verweerder 2] deelde mij mede dat gedurende de meer dan 25 jarige (rechts)verhouding met uw bank buitengewoon veel documenten zijn getekend en hij absolute zekerheid wenst dat uw bank (daaronder begrepen haar rechtsvoorgangers) niets meer te vorderen heeft, uit welke hoofde dan ook en ongeacht aard, omvang en grondslag van enige (eventuele) vordering.
N.V. Bever Holding, mevrouw [verweerster 3] en de heer [verweerder 2] (…) wensen dan ook van uw bank een rechtsgeldige ondertekende verklaring en/of bevestiging te ontvangen dat zij na betaling van het bedrag dat volgt uit de door u te zenden aflossingsnota’s jegens uw bank algeheel en finaal zijn gekweten en uw bank niets meer van hen te vorderen heeft. (…)”
3.16
Op 29 oktober 2015 heeft mevrouw [naam notarisklerk] , notarisklerk (hierna: “de Notarisklerk”) een e-mail afkomstig van [de heer A] doorgestuurd aan onder meer Bever Holding en [verweerder 2] . Bij deze e-mail is ook een brief van ( [de heer A] van) Staal Beheer aan de Notaris opgenomen, gedateerd 29 oktober 2015, met als onderwerp:
“Betreft: aflossingsnota voor cliënt N.V. Bever Holding c.s.”In deze brief is onder meer de volgende passage opgenomen:

(…) Naar aanleiding van uw verzoek van 27 oktober jl. voor een aflosnota, in verband met de algehele aflossing van de financiering van de hieronder nader gespecificeerde kredietnemers, delen wij u het volgende mee. (…)
Wij bespraken voorts dat de door u in uw brief van 27 oktober jl. namens N.V. Bever Holding, mevrouw [verweerster 3] en de heer [verweerder 2] verzochte verklaring niet eenzijdig door ons zal worden verstrekt. Voorstellen voor een vaststellingsovereenkomst terzake van een kwijting over en weer tussen genoemde partijen en Staalbankiers, zien wij graag tegemoet. (…)”
3.17
Eveneens op 29 oktober 2015 heeft de Notarisklerk per e-mail een conceptvaststellingsovereenkomst aan [de heer A] gestuurd. Op dezelfde dag heeft
[de heer A] per e-mail gereageerd. In die e-mail is onder meer de volgende passage opgenomen:
“(…) Met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst zoals in concept naar ons toegezonden, gaan we niet akkoord. (…)
Met betrekking tot het vorderingsrecht (artikel 10)[bedoeld is: definities onder 10, toevoeging hof]
dient als uitzondering opgenomen te worden de vordering die mogelijk voortvloeit uit de bankgarantie die Staalbankiers NV ten gunste van Escencum heft afgegeven ter grootte van 4,5 mio, waarover met de Duitse Banken jarenlang is geprocedeerd. Contra-garantie werd destijds door Chessprop X afgegeven.
Wij hebben geen bevestiging gekregen dat deze procedure ooit tot een normaal einde is gekomen. Als zo’n bevestiging er is (in de vorm van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak of een vaststellingsovereenkomst) kan deze clausule eruit.(…)”
3.18
Bij e-mail van 30 oktober 2015 heeft [de heer A] onder meer aan de Notaris geschreven:
“(…) Gelet op de inhoud van de gestelde voorwaarden in het eerste concept welke wij van Bever hebben ontvangen, zien wij ons genoodzaakt de overeenkomst door onze advocaat te laten beoordelen. (…)”
3.19
Op dezelfde dag heeft de Notaris een e-mail gestuurd aan Staal Beheer en haar advocaat, waarbij als bijlage een brief gedateerd 30 oktober 2015 is opgenomen. Die brief bevat onder meer de volgende passage:
“(…) Vandaag dient de closing plaats te vinden. Er is geen tijd meer voor het opstellen van de vaststellingsovereenkomst op de door u aangegeven wijze. Nog afgezien van de inhoud van uw e-mailbericht van 29 oktober 2015. Bever c.s. lossen onder protest af conform de aflossingsnota (…).
Ik verzoek u per omgaande te bevestigen dat alle zekerheden worden vrijgegeven (…).”
3.2
Eveneens op 30 oktober 2015 heeft de advocaat van Staal Beheer als volgt gereageerd:
“(…) Het mag duidelijk zijn dat er slechts sprake kan zijn van het vrijgeven van zekerheden als er onvoorwaardelijk wordt afgelost.(…).”
3.21
Op 17 november 2015 heeft de Notaris een brief gestuurd aan de advocaat van Staal Beheer met daarbij een concept afstandsverklaring, in verband met “de zekerheden ten laste van Bever Holding c.s.”
3.22
Op 18 november 2015 heeft de advocaat van Staal Beheer per e-mail aan de Notaris een reactie op de brief van 17 november 2015 gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“(…) 1. Bever c.s. stelt dat uit betaling van het opgegeven saldo niet mag worden afgeleid dat zij enig recht/rechtsvordering verwerkt en of het saldo juist zou zijn. Bever c.s. betaalt derhalve onder voorwaarden. Uiteraard kan Staalbankiers hiermee geen genoegen nemen en zal de aan haar verstrekte zekerheden niet onvoorwaardelijk vrij kunnen geven. Dit is alleen anders indien Bever c.s. ter gelegenheid van betaling ook finale kwijting verleent aan Staalbankiers ter zake vorderingen voortvloeiende uit en/of verband houdende met de financiering van Bever c.s. zoals deze uit de aflosnota blijken.
Kortom; de huidige reactie van de afstandsverklaring is eenzijdig. (…) Graag ontvang ik van u een tekst die recht doet aan de positie van beide partijen.
(…)
5. Na het bereiken van een minnelijke regeling wordt de procedure uiteraard doorgehaald/geroyeerd waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. (…)”
3.23
Op 20 november 2015 heeft de Notaris een aangepaste afstandsverklaring gestuurd aan de advocaat van Staal Beheer, die volgens de begeleidende e-mail uitdrukkelijk “tweezijdig” (het hof begrijpt: wederkerig) is gemaakt. De artikelen 1 tot en met 4 luiden als volgt:
“1. Staal doet uitdrukkelijk, onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van al haar (in het verleden) gevestigde (beperkte) (zakelijke en/of persoonlijke) (zekerheids)rechten, geen uitgezonderd en ongeacht de aard en vorm, die zij ten laste van N.V. Bever Holding en/of daarmede direct dan wel indirect gelieerde en/of gelieerd geweest zijnde rechtspersonen en/of natuurlijke personen voor haar huidige en toekomstige vorderingen heeft verkregen en/of aan haar zijn gegeven en/of die zijn gevestigd, geen uitgezonderd, waaronder uitdrukkelijk ook begrepen haar pandrecht op de (zich onder Staal bevindende) aandelen als genoemd in bijlage 3.
2. Staal doet onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering(en), ongeacht aard, omvang en grondslag op de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] geen uitgezonderd en ontslaat onvoorwaardelijk en onherroepelijk de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] uit enige aan Staal (in het verleden) gegeven borgtocht(en), (hoofdelijk) (mede)schuldenaarschap en/of enige andere verbintenisrechtelijke en/of zakenrechtelijke zekerheidsstelling en/of vordering jegens Staal.
3. Staal doet onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering(en), uit welke hoofde dan ook en ongeacht aard, omvang en grondslag jegens N.V. Bever Holding en daarmee direct dan wel indirect gelieerde en/of gelieerd geweest zijnde (rechts)personen, de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] en/of enige (voormalige) bestuurder en/of (voormalig) commissaris(sen) en/of aandeelhouders van N.V. Bever Holding en/of daarmee direct dan wel indirect gelieerde of gelieerd geweest zijnde rechtspersonen en/of natuurlijke personen, waaronder ook begrepen de heer [de heer B] .
4. N.V. Bever Holding en daarmede direct dan wel indirect gelieerde en/of gelieerd geweest zijnde rechtspersonen, de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] doen onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering(en), uit welke hoofde dan ook en ongeacht aard, omvang en grondslag jegens Staal.”
3.24
In reactie hierop heeft de advocaat van Staal Beheer op 23 november 2015 een
e-mail aan de Notaris gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“(…) Uiteraard kan alleen kwijting worden verleend en afstand worden gedaan van zekerheidsrechten en/of vorderingsrechten ter zake vorderingen voortvloeiende uit en/of verband houdende met de financiering aan Bever c.s. zoals deze uit de aflosnota blijken. Dit geldt voor de artikelen 1, 2 en 3. (…)”
3.25
Op 24 november 2015 heeft de advocaat van Staal Beheer aan de Notaris en de advocaat van Bever Holding c.s. een e-mail gestuurd met daarin onder andere de volgende tekst:
“(…) Hierbij zend ik de afstandsverklaring die Staalbankiers bereid is te ondertekenen.”
Artikelen 2 tot en met 4 van de als bijlage opgenomen concept afstandsverklaring luiden:
“2. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige rechtsvordering jegens de heer R. [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, ongeacht aard, omvang en grondslag en ontslaat hen onvoorwaardelijk en onherroepelijk uit de aan Staal in het verleden verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede)schuldenaarschap, voor zover deze zijn genoemd in bijlage 2.
3. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige rechtsvordering jegens Bever c.s., en/of enige (voormalig) bestuurder en/of (voormalig) commissarissen, waaronder ook begrepen de heer [de heer B] , verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, ongeacht aard, omvang en grondslag.
4. Bever c.s., en/of enige (voormalig) bestuurder en/of (voormalig) commissarissen, de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] , doen onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige rechtsvordering jegens Staal verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, ongeacht aard, omvang en grondslag.”
3.26
Op 25 november 2015 heeft de advocaat van Bever Holding c.s. een aangepaste concept afstandsverklaring aan (de advocaat van) Staal Beheer gestuurd. In dit concept is onder meer aan artikel 2 en 3 het woord “(toekomstige)” en de passage
en/of de zekerheidsdocumenten en/of uit welke hoofde dan ook” toegevoegd, waardoor Staal Beheer afstand doet van
“enige (toekomstige) rechtsvordering (…) verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, en/of de zekerheidsdocumenten en/of uit welke hoofde dan ook ongeacht aard, omvang en grondslag”en zij Bever Holding c.s. onvoorwaardelijk en onherroepelijk ontslaat
“uit de aan Staal (ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede)schuldenaarschap en/of enige andere verplichting (ook uit het verleden).”
3.27
Op 26 november 2015 (13:38 uur) heeft de advocaat van Staal Beheer een nieuwe concept afstandsverklaring aan de advocaat van Bever Holding c.s. gestuurd in reactie op de e-mail (van de advocaat) van Bever Holding c.s. van 11:01 uur van dezelfde dag en de e-mail van een dag eerder. Daarin staat onder meer:

(…) Een aantal van uw opmerkingen is geaccepteerd. Een aantal door u voorgestelde wijzigingen is aangepast. Hierbij is aansluiting gezocht bij de strekking van de door u voorgestelde wijzigingen. Echter, een aantal fundamentele wijzigingen zijn voor cliënte niet acceptabel. Deze zien met name op de reikwijdte van de kwijting. Cliënte wordt in het kader van de afwikkeling van de kredietrelatie afgelost en zal slechts afstand doen van daaraan gerelateerde vorderingen. (…)”
De artikelen 2 tot en met 4 zijn als volgt gewijzigd:
“2. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige(toekomstige)(rechts)vordering jegens de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of dezekerheidsdocumenten en/of uit welke hoofde dan ookZekerheden, ongeacht aard, omvang en grondslag en ontslaat hen onvoorwaardelijk en onherroepelijk uit de aan Staal (ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede) schuldenaarschap, en of enige andere verplichting (ook uit het verleden)jegens Staal.voor zover deze zijn genoemd in bijlage 2.”
3. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Bever c.s. en/of enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissaris(sen), waaronder ook begrepen de heer [de heer B] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/ofzekerheidsdocumenten en/of uit welke hoofde dan ookde Zekerheden, ongeacht aard, omvang en grondslag.”
4. Bever c.s., en/of enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissarissen, de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] , doen onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige rechtsvordering jegens Staal verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen,en/of de Zekerhedenongeacht aard, omvang en grondslag.”
3.28
Hierna heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de advocaat van Staal Beheer en de advocaat van Bever Holding c.s.
3.29
Na dit telefoongesprek heeft de advocaat van Bever Holding c.s. diezelfde dag om 14:51 uur een aangepast concept aan de advocaat van Staal Beheer gestuurd. Aan artikel 1 is de volgende zin toegevoegd:
“De bank staat er voor in dat er door haar geen andere zekerheden zijn genomen, dan genoemd in bijlage 2, tweede kolom”. In artikel 2 en 3 van het concept zijn de woorden
“uit welke hoofde dan ook”toegevoegd en in artikel 2 is de passage
“voor zover deze zijn genoemd in bijlage 2”verwijderd, waardoor artikel 2 en 3 na wijziging luiden:

2. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerhedenen/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag en ontslaat hen onvoorwaardelijk en onherroepelijk uit de aan Staal (ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede) schuldenaarschap, en of enige andere verplichting (ook uit het verleden).
3. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Bever c.s. en/of enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissaris(sen), waaronder ook begrepen de heer [de heer B] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, en/of de Zekerhedenen/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag.”
In artikel 4 zijn geen wijzigingen aangebracht.
3.3
Op 26 november 2015 (16:14 uur) heeft de advocaat van Staal Beheer een nieuw concept aan de advocaat van Bever Holding c.s. gestuurd. De door Bever Holding c.s. aan artikel 1 toegevoegde zinsnede is als volgt gewijzigd:

De bank staat er voor in dat er door haarin relatie met Bever c.s., de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3]geen andere zekerheden zijn genomen, dande Zekerhedengenoemd in bijlage 2, tweede kolom.”
Artikel 2 blijft ongewijzigd ten opzichte van het concept van 14:51 uur. In artikel 3 zijn de volgende wijzigingen aangebracht met betrekking tot mogelijke rechtsvorderingen jegens voormalig bestuurders of commissarissen:
3. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Bever c.s.en/of enige (voormalig) bestuurder en/of (voormalig) commissarissen waaronder ook begrepen de heer [de heer B]verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook ongeacht aard, omvang en grondslag.Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissaris(sen) waaronder ook begrepen de heer [de heer B] , uitsluitend verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, en/of de Zekerheden, ongeacht aard, omvang en grondslag.”
Aan artikel 4 is “en of uit welke hoofde dan ook” toegevoegd, waardoor dit artikel luidt:
“4. Bever c.s., en/of enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissarissen, de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] , doen onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Staal verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerhedenen/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag.”
3.31
Eveneens op 26 november 2015 (16:41 uur) heeft de advocaat van Bever Holding c.s. als volgt gereageerd:
“In artikel 3 bent u vergeten op te nemen “en of uit welke hoofde dan ook”. Bestuurders hebben naar mijn mening geen contractuele relatie met de bank dus een eventuele aanspraak is ex contractus en de aansprakelijkheid daarvan wordt met de hiervoor genoemde passage afgedekt.”
Hierop heeft de advocaat van Staal Beheer enkele minuten later als volgt gereageerd (16:52 uur):
“Het is best mogelijk dat ex-bestuurders en/of ex-commissarissen bij cliënte bankieren. De bank is niet bekend wie dit betreft cq. of zij een relatie/vordering anders dan uit de onderhavige kredietrelatie met deze personen heeft. De bank gaat daarom ten aanzien van deze personen geen ongeclausuleerde vrijwaring aan. Aanpassing van dit artikel is dan ook niet aan de orde.”
3.32
Op 27 november 2015 is de afstandsverklaring ondertekend (hierna: “de afstandsverklaring”). Deze luidt, voor zover relevant:
“(…)
In aanmerking nemende dat:
A. Staal heeft aan Bever c.s., de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] de in bijlage 1 genoemde geldleningen en rekening-courant faciliteiten verstrekt (de “Financieringen”). Uit hoofde van de Financieringen heeft Staal een vordering op Bever c.s., de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] , zoals deze uit de als bijlage 1 aangehechte aflosnota blijkt (de “Vordering”);
B. ter meerdere zekerheid voor betaling van de verplichtingen uit hoofde van de Financieringen hebben Bever c.s., de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] ten behoeve van Staal de in bijlage 2 vermelde zakelijke en persoonlijke zekerheden gevestigd (de “Zekerheden”);
C. Onder de opschortende voorwaarde van onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van betaling van de Vordering is Staal – voor zover nog vereist – bereid de ten gunste van haar gevestigde Zekerheden op te zeggen respectievelijk hiervan afstand te doen.
Komen overeen als volgt:
1.
Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, zegt Staal – voor zover nog vereist – de ten gunste van haar gevestigde Zekerheden, zoals deze blijken uit bijlage 2, op respectievelijk doet hiervan onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand, waaronder uitdrukkelijk ook begrepen het pandrecht op de in het banksysteem van Staal geadministreerde aandelen. De bank staat er voor in dat er door haar in relatie met Bever c.s., de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] geen andere zekerheden zijn genomen dan de Zekerheden genoemd in bijlage 2, tweede kolom.
2.
Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag en ontslaat hen onvoorwaardelijk en onherroepelijk uit de aan Staal (ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede)schuldenaarschap en/of enige andere verplichting (ook uit het verleden).
3.
Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Bever c.s., verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissaris(sen), waaronder ook begrepen de heer [de heer B] , uitsluitend verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden, ongeacht aard, omvang en grondslag.
4.
Bever c.s. en/of enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissaris(sen), de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] , doen onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Staal verband houdende met en/of voorvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag.
(…)
6.
Staal enerzijds en Bever c.s., de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerster 3] anderzijds zullen de tussen hen onder rolnummer C/09/472786 14/1009 aanhangig zijnde procedure bij Rechtbank Den Haag na uitvoering van bovenstaande op de kortst mogelijke termijn royeren/doorhalen. (...)”
In BIJLAGE 2 staan per betrokken (rechts)persoon Zekerheden opgesomd. Hier wordt geen verwijzing gemaakt naar de overeenkomsten uit 1999.
3.33
Op 29 november 2015 wordt namens Staal Beheer een volmacht tot doorhaling hypotheken ondertekend (hierna: “de Volmacht”). In de Volmacht is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

De Volmachtgever verklaart dat tevens alle overige zekerheden, geen uitgezonderd en ongeacht ten behoeve waarop en ten behoeve van wie ook gevestigd, bij deze zijn vervallen.”
Overige feiten
3.34
Zowel [B.V. I] als Staal Beheer is tegen de vonnissen van de rechtbank Den Haag van 12 november 1997 respectievelijk 17 juni 1998 (zie 3.7) in hoger beroep gekomen. De appelzaken zijn gevoegd behandeld. Bij arrest van 9 augustus 2016 heeft het gerechtshof Den Haag de vonnissen van de rechtbank Den Haag bekrachtigd en Staal Beheer is veroordeeld in de proceskosten. Tegen dit arrest is geen cassatie ingesteld.
3.35
Staal Beheer heeft bij brief van 21 september 2016 Bever Holding op de hoogte gesteld van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 augustus 2016 en daarbij onder meer gevraagd op welke wijze Bever Holding aan de betalingsverplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten zou voldoen. Bij brieven van 23 december 2016 heeft Staal Beheer zowel [verweerder 2] als [verweerster 3] verzocht om betaling van minimaal
€ 3.176.461,51.
3.36
Bij brief van 31 januari 2019 is Bever Holding verzocht om een bedrag van
€ 5.990.535,36 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Staal Beheer heeft [verweerder 2] en [verweerster 3] bij brieven van 31 januari 2019 verzocht om een bedrag van € 3.176.461,51 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Bever Holding, noch [verweerder 2] , noch [verweerster 3] , heeft tot op heden gehoor gegeven aan de verzoeken tot betaling.
3.37
Op 14 maart 2019 heeft Staal Beheer conservatoir beslag laten leggen op een onroerende zaak en aandelen van Bever Holding.

4.Vorderingen en beslissing van de rechtbank

4.1
Staal Beheer heeft Bever Holding c.s. gedagvaard en gevorderd, samengevat, primair de veroordeling van zowel Bever Holding, [verweerder 2] als [verweerster 3] en subsidiair hoofdelijke veroordeling van Bever Holding, [verweerder 2] en [verweerster 3] tot betaling aan Staal Beheer van een bedrag van € 5.990.535,46 met rente en kosten.
4.2
Staal Beheer heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd, samengevat, dat zij naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 augustus 2016 op 21 september 2016 een bedrag van € 5.990.535,36 aan de Duitse Banken heeft betaald. Als gevolg hiervan is op grond van artikel 1 van de overeenkomsten uit 1999 een vordering op Bever Holding c.s. ontstaan. Staal Beheer heeft Bever Holding c.s. meerdere malen aangesproken tot nakoming van hun verplichtingen onder de overeenkomsten uit 1999, maar Bever Holding c.s. heeft hier geen gehoor aan gegeven.
4.3
Bever Holding c.s. hebben zich tegen de vorderingen verweerd. Zij hebben daartoe onder meer gesteld dat Staal Beheer in de op 27 november 2015 door beide partijen ondertekende afstandsverklaring afstand heeft gedaan van de vorderingen waarvan Staal Beheer thans nakoming vordert.
4.4
De rechtbank heeft, kort samengevat, het onder 4.2 vermelde verweer van Bever Holding c.s. gehonoreerd en op grond daarvan de vorderingen afgewezen en Staal beheer in de kosten veroordeeld.

5.Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis

5.1
Staal Beheer is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft drie grieven tegen het vonnis aangevoerd. Staal Beheer vordert hetzelfde als bij de rechtbank, terugbetaling van hetgeen Staal Beheer op grond van de kostenveroordeling aan Bever Holding c.s. heeft betaald, en veroordeling van Bever Holding c.s. in de proceskosten.
5.2
Bever Holding c.s. hebben geconcludeerd dat het hof de vorderingen moet afwijzen, het vonnis moet bekrachtigen en Staal Beheer moet veroordelen in de kosten van het hoger beroep, met nakosten.

6.Beoordeling door het hof

Internationale bevoegdheid
6.1
[verweerder 2] en [verweerster 3] hebben hun woonplaats in België. Daarom dient het hof – ambtshalve – te toetsen of het internationaal bevoegd is van de tegen hen ingestelde vorderingen kennis te nemen. Staal Beheer heeft in eerste aanleg – onweersproken – gesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van art. 29 van de Algemene Voorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Banken zoals deze in 1999 luidde. Daarnaast zijn [verweerder 2] en [verweerster 3] in deze procedure verschenen zonder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten, zodat de Nederlandse rechter (ook) op die grond bevoegd is kennis te nemen van de jegens hen ingestelde vorderingen. Overigens bepaalt ook art. 9 van de afstandsverklaring dat alle geschillen die naar aanleiding van deze afstandsverklaring mochten ontstaan, zullen worden beslecht door de rechtbank Den Haag.
Omvang van het dossier in hoger beroep
6.2
Grief 2strekt ertoe dat het hof alsnog door de rechtbank geweigerde producties (de toelichtingen op producties 21 en 22 en de beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen in productie 26) in zijn beoordeling betrekt. Het hof zal in hoger beroep acht slaan op producties voor zover daarnaar in de stukken voldoende kenbaar is verwezen. De door de rechtbank geweigerde schriftelijke toelichtingen zijn, zoals de rechtbank overwoog, verkapte schriftelijke toelichtingen. In hoger beroep heeft Staal Beheer bij memorie van grieven, binnen de door het procesreglement voor de hoven getrokken grenzen, haar standpunten uiteen kunnen zetten en gezien de tweeconclusieregel ook uiteen moeten zetten. Staal Beheer heeft niet voldoende toegelicht in hoeverre daarnaast aan die toelichtingen (aanvullende) betekenis toekomt. Voor zover Staal Beheer heeft beoogd om niet in de memorie van grieven genoemde feiten en omstandigheden aan haar hoger beroep ten grondslag te leggen, is niet voldaan aan het vereiste van een voldoende kenbare grief en gaat het hof daaraan voorbij.
Uitleg van de afstandsverklaring
6.3
In deze procedure vordert Staal Beheer jegens Bever Holding c.s. nakoming van de (onder 3.8 bedoelde) overeenkomsten uit 1999. Bever Holding c.s. hebben zich verweerd (onder meer) met hun stelling dat Staal Beheer in de afstandsverklaring (mede) afstand heeft gedaan van haar uit deze overeenkomsten voortvloeiende rechten. De rechtbank heeft dat verweer van Bever Holding c.s. gehonoreerd en de vorderingen afgewezen.
6.4
Grief 1bestrijdt dat oordeel onder meer met, samengevat, de volgende stellingen. In verband met de overeenkomsten uit 1999 is (tevens) afgesproken dat mr. [… 1] (de vaste advocaat van [B.V. I] , [verweerder 2] en diens groepsvennootschappen) in het in 3.34 bedoelde hoger beroep zowel [B.V. I] als Staal Beheer zou vertegenwoordigen en dat [verweerder 2] Staal Beheer op de hoogte zou houden van het verloop van die hogerberoepsprocedure. Tussen 2001 en het eindarrest in 2016 werd Staal Beheer niet op de hoogte gehouden, ook niet door mr. [… 1] en diens opvolger mr. [… 2], ook niet nadat de zaak in 2009 vanaf de parkeerrol weer werd opgebracht en vervolgens processtukken werden uitgewisseld en pleidooien gehouden. Op grond van het tussenarrest van 16 april 2013, waarbij een getuigenverhoor werd bevolen (en waarmee Staal niet bekend was), wist Bever Holding c.s. al dat het hoger beroep voor [B.V. I] en Staal Beheer slecht zou aflopen. Na het tussenarrest volgden getuigenverhoren en andere proceshandelingen. Bever Holding c.s. hebben het verloop van het hoger beroep niet met Staal Beheer tijdens de onderhandelingen over de afstandsverklaring gedeeld. De aanleiding voor de afstandsverklaring was een verzoek van Bever Holding aan Staal Beheer om de zekerheden onder het aan Bever Holding verstrekte krediet vrij te geven om herfinanciering te verkrijgen. Het opgeven van vorderingen onder de overeenkomsten uit 1999 was daarvoor niet noodzakelijk. Staal Beheer heeft al in haar eerste schriftelijke reactie (de in 3.17 bedoelde e-mail van [de heer A] van 29 oktober 2015) gemeld dat de vordering die mogelijk uit de procedure tegen de Duitse banken voortvloeit van de afstandsverklaring moet worden uitgezonderd, tenzij er een bevestiging is of zou komen dat de procedure ooit tot een normaal einde is gekomen. Tot het laatste moment voor ondertekening (het hof begrijpt: op 23 en 25 november 2015) heeft de (inmiddels door Staal Beheer ingeschakelde) advocaat mr. [X] meegedeeld dat de reikwijdte van de afstand beperkt diende te zijn tot de kredietrelatie. In de contacten tussen mr. [X] en mr. [… 3], de toenmalige advocaat van Bever Holding, is de procedure tegen de Duitse banken niet ter sprake gekomen. Bever wist dat Staal Beheer hierover in het duister tastte. Bever Holding mocht zonder die informatie te delen de afstandsverklaring niet zo begrijpen dat Staal Beheer daaronder afstand deed van haar vorderingen onder de overeenkomsten uit 1999. Het enige voordeel van Staal Beheer bij de afstandsverklaring was de aflossing van het krediet. Niet valt in te zien waarom zij een vordering van bijna € 6 miljoen zou opgeven en Bever Holding c.s. mochten daarop redelijkerwijs niet vertrouwen, aldus nog steeds Staal Beheer.
6.5
Volgens Bever Holding c.s. mocht zij erop vertrouwen dat Staal Beheer mede afstand heeft gedaan van haar vorderingen uit de overeenkomsten uit 1999. Zij heeft hiertoe samengevat weergeven (onder meer) het volgende gesteld. [B.V. I] en [verweerder 2] hebben zich niet verplicht Staal Beheer op de hoogte te houden van het hoger beroep in de procedure tegen de Duitse banken. Staal Beheer heeft haar eigen advocaat verzocht haar van de voortgang op de hoogte te houden, hetgeen deze ook heeft gedaan. Uit de e-mail van [de heer A] van Staal Beheer (zie 3.17) bleek dat Staal Beheer ook op de hoogte was van het nog aanhangige hoger beroep en in verband daarmee verstrekte zekerheden. Voor zover de advocaten ([… 1] en later [… 2]) Staal Beheer, die partij was bij het hoger beroep, niet op de hoogte hebben gehouden, kan dat Bever Holding c.s. niet worden tegengeworpen. Bever Holding c.s. hebben vanaf het begin van de onderhandelingen over de afstandsverklaring aangegeven dat zij een algehele afstand van recht wensten. Staal Beheer had belang bij een allesomvattende vaststellingsovereenkomst met Bever Holding c.s., omdat Staal Beheer haar activiteiten omschakelde naar private banking, Bever Holding c.s. vorderingen op Staal Beheer hadden en sprake was van onderdekking van de door Bever Holding c.s. onder het krediet verstrekte zekerheden. De bewoordingen van de afstandsverklaring geven de partijbedoeling van een algehele afstand van recht duidelijk weer. Hetzelfde geldt voor de door [de heer A] getekende volmacht, waarin is verklaard dat alle zekerheden, geen uitgezonderd, zijn vervallen.
6.6
Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de afstandsverklaring – zoals de rechtbank ook on(voldoende) bestreden heeft geoordeeld – moet worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst. Wel is de inhoud van hetgeen in de afstandsverklaring is overeengekomen in geschil. Die contractsinhoud moet door uitleg worden bepaald.
6.7
Daarbij stelt het hof voorop dat het bij de uitleg van een overeenkomst steeds aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bewoordingen daarvan mochten toekennen (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)). In het onderhavige geval gaat het om een commerciële overeenkomst, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst, bijgestaan door advocaten, hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. Zulke omstandigheden kunnen voor een partij een sterke aanwijzing vormen dat de wil van de wederpartij overeenstemt met (de taalkundige betekenis van) de bewoordingen van de overeenkomst. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het de rechter vrijstaat in een dergelijk geval voorshands (behoudens tegenbewijs) van een uitleg overeenkomstig de taalkundige betekenis uit te gaan (HR 5 april 2013, ECLI:NL:2013:BY8101, met verwijzingen). De rechter is echter niet verplicht om in een zodanig geval de ‘voorshands taalkundige’-uitleg toe te passen, maar kan ook overgaan tot een weging van alle relevante feiten en omstandigheden en op grond daarvan een definitief oordeel bereiken over de uitleg (vgl. ECLI:NL:PHR:2021:1256, onder 4.6).
6.8
Op Bever Holding c.s. rusten de stelplicht en bewijslast voor hun (bevrijdend) verweer dat Staal Beheer in de verklaring van 25 november 2015 afstand heeft gedaan van de onderhavige vorderingsrechten.
6.9
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de tekst van de afstandsverklaring (met name de zinsnede ‘en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag’ in art. 2 en 3 van de afstandsverklaring) steun biedt voor de door Bever Holding c.s. verdedigde uitleg. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de overeengekomen kwijting, in weerwil van de ruime formulering ervan, géén betrekking heeft op de litigieuze vorderingen. Dienaangaande overweegt het hof als volgt. Vanaf het moment dat Bever Holding c.s. de onderhandelingen openden en Staal Beheer een concept vaststellingsovereenkomst stuurden, lag de daarin verwoorde wens van Bever Holding c.s. om jegens Staal Beheer algeheel gekweten te worden voldoende duidelijk op tafel. Staal Beheer heeft dit ook zo begrepen, nu [de heer A] reeds in zijn eerste reactie een uitzondering op de reikwijdte van de kwijting verlangde voor de met de procedure tegen de Duitse banken en door Staal Beheer afgegeven bankgarantie samenhangende vorderingen.
6.1
Uit deze laatste reactie van Staal Beheer ( [de heer A] ) mochten Bever Holding c.s. op hun beurt begrijpen dat Staal Beheer ervan op de hoogte was dat er (mogelijk nog) een procedure in hoger beroep liep, in het kader waarvan door Bever Holding c.s. aan Staal Beheer zekerheden waren verstrekt. Die procedure was in eerste aanleg in een veroordelend vonnis ten laste van Staal Beheer en [B.V. I] geëindigd. Staal Beheer diende daarom, ook zonder nadere informatie over het verloop van het hoger beroep, rekening te houden met de mogelijkheid van een ongunstige afloop van het hoger beroep. Bever Holding c.s. mochten erop vertrouwen dat Staal Beheer (die anders dan Bever Holding c.s. zelf partij was in de hoger beroepsprocedure) ook met de mogelijkheid van een daaruit voortvloeiende vordering jegens Bever Holding c.s. rekening hield. [de heer A] had in zijn mail van 29 oktober 2015 (zie 3.17) bovendien ervan blijk gegeven dat bij Staal Beheer het mogelijk aanzienlijke financiële belang van deze procedure (gezien de in de mail genoemde bankgarantie van “4,5 miljoen”) bekend was. Tegen deze achtergrond kan verder in het midden blijven of Staal Beheer al dan niet met (de inhoud van) het tussenarrest van 16 april 2013 bekend was, of daaruit al bleek dat het hoger beroep slecht zou aflopen voor [B.V. I] en Staal Beheer, en of Bever Holding c.s. (voordien) een informatieplicht met betrekking tot het verloop van het hoger beroep hebben geschonden. Ongeacht het antwoord op deze vragen geldt immers dat Bever Holding c.s. er in ieder geval vanaf 29 oktober 2015 op mochten vertrouwen dat Staal Beheer rekening hield met een mogelijk negatieve afloop van het hoger beroep.
6.11
In zijn e-mail van 30 oktober 2015 (weergegeven onder 3.18) heeft [de heer A] meegedeeld dat Staal Beheer de overeenkomst, gelet op de voorwaarden in het eerste concept, door haar advocaat zou laten beoordelen. Staal Beheer heeft geen (voldoende) feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan Bever Holding c.s. dienden te begrijpen dat Staal Beheer de door haar verlangde uitzondering voor de in verband met de procedure tegen de Duitse banken door Bever Holding c.s. verstrekte zekerheden vervolgens niet met haar eigen advocaat zou hebben gedeeld. Mr. [X] heeft juist – in lijn met de door Kock gewenste uitzondering – steeds tot en met 26 november 2015 vastgehouden aan de eis van een beperkte reikwijdte van de afstandsverklaring (zie onder 3.27). Ook indien tussen de advocaten de overeenkomsten uit 1999 niet (meer) zouden zijn besproken, doet dat er niet aan af dat Bever Holding c.s. ervan mochten uitgaan dat Staal Beheer, vertegenwoordigd door haar advocaat, in ieder geval op de hoogte was van daarmee verbonden risico’s.
6.12
Mede gelet op het feit dat mr. [X] tot en met 26 november 2015 op een beperking van de reikwijdte van de afstandsverklaring tot de kredietrelatie heeft aangedrongen, mocht Bever Holding c.s. uit de uiteindelijk overeengekomen bewoordingen begrijpen dat Staal Beheer die eis had laten vallen. De bewoordingen van de overeenkomst zoals deze, na uitwisseling van diverse concepten en telefonisch contact, door de advocaten was geredigeerd, wijzen duidelijk op een algehele afstand van recht inclusief alle (ook in het verleden verkregen) zekerheden. Waar in de bepalingen onder 2, 3 en 4 eerst sprake is van afstand van rechtsvorderingen
“verband houdende met .. de Financieringen en/of de Zekerheden”, vormen de daaropvolgende bewoordingen
“en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag”een ongeclausuleerde uitbreiding van het bereik van de afstandsverklaring. Volgens art. 2 van de afstandsverklaring ontslaat Staal Beheer [verweerder 2] en [verweerster 3] onvoorwaardelijk uit
“(ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (…) schuldenaarschap en/of enige andere verplichting (ook uit het verleden)”. Aan het voorgaande doet niet af dat bij de in de bijlage 2 (waarnaar art. 1 van de afstandsverklaring verwijst) genoemde zekerheden de overeenkomsten uit 1999 niet zijn genoemd, nu Staal Beheer zich in art. 1 van de afstandsverklaring tevens heeft verbonden ervoor in te staan dat er geen andere zekerheden zijn. Bovendien is, als gezegd, de afstand in de artikelen 2 en 3 uitdrukkelijk uitgebreid tot iedere (rechtsvordering) uit welken hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag. Uit het (vóór het telefoongesprek) op 26 november 2015 schrappen van het woord ‘toekomstige’ tijdens de onderhandelingen behoefde Bever Holding c.s. niet te begrijpen dat de in 1999 aangegane verplichtingen daardoor van de afstandsverklaring zouden zijn uitgesloten. Gesteld noch gebleken is dat Staal Beheer daarbij heeft meegedeeld dat zij dit laatste met die wijziging beoogde, terwijl de bewoordingen van de afstandsverklaring ook zonder dat woord ruim genoeg zijn geformuleerd om de onderhavige vordering te omvatten. Daarbij komt dat het bij de onderhavige vordering gaat om een (reeds bestaande) vordering onder opschortende voorwaarde.
6.13
Hierbij komt dat partijen elkaar in de afstandsverklaring over en weer finale kwijting verlenen en deze verklaring (dan ook) een wederkerig karakter heeft. Vast staat immers dat Bever Holding c.s., in de tussen partijen naar aanleiding van de opzegging van het krediet gevoerde procedure, tegenvorderingen had aangekondigd die verband hielden met de volgens haar onrechtmatige opzegging van de kredietrelatie en de door Staal Beheer gelegde beslagen. Niet is in geschil dat Bever Holding c.s. jegens Staal Beheer van deze (pretense) vorderingen afstand deed, wat er verder zij van het realiteitsgehalte daarvan. Verder heeft Bever Holding c.s., onder verwijzing naar hun producties 29 en 30 in hoger beroep, gemotiveerd gesteld dat (in ieder geval volgens Staal Beheer) sprake was van ‘zeer substantiële onderdekking’. Staal Beheer heeft dit niet (voldoende) weersproken. Daarmee staat als onvoldoende betwist vast dat Staal Beheer ook in zoverre belang had bij een regeling die tot volledige aflossing van de leningen zou leiden. Op de door de advocaat van Bever Holding c.s. voorgestelde uitbreiding van het bereik van art. 2 en 3 van de afstandsverklaring (zie onder 3.29) volgde een door de advocaat van Staal Beheer voorgestelde, spiegelbeeldige uitbreiding van het bereik van art. 4 van de afstandsverklaring (zie onder 3.30). Ook om deze reden mochten Bever Holding c.s. erop vertrouwen dat Staal Beheer uiteindelijk met een algehele kwijting instemde teneinde een aflossingsregeling mogelijk te maken. Tegen deze achtergrond kan verder in het midden blijven of het uit elkaar gaan van partijen met de afstandsverklaring ook paste binnen het, volgens Bever Holding c.s., gewijzigde strategische beleid van Achmea/Staal Beheer.
6.14
Nadat Staal Beheer, kortom, steeds had verlangd dat de afstandsverklaring beperkt zou worden tot de kredietrelatie, heeft zij die eis op het laatst na telefonisch overleg laten vallen (althans bij Bever Holding c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat dit het geval was), waarbij de advocaten van beide zijden (opnieuw) nauwkeurig de overeenkomsten zijn nagegaan en in over en weer toegestuurde concepten wijzigingen zijn aangebracht. Alleen in de tweede volzin van art. 3 van de afstandsverklaring, betreffende kwijting ten opzichte van ex-bestuurders en/of ex-commissarissen van Bever Holding c.s., werden de woorden ‘en/of uit welke hoofde dan ook’ weggelaten, omdat Staal Beheer met deze personen mogelijk een bancaire relatie onderhield. Staal Beheer wenste daarom ten aanzien van déze personen geen ongeclausuleerde vrijwaring aan te gaan (zie onder 3.31). Onder de genoemde omstandigheden mochten Bever Holding c.s. erop vertrouwen dat de wil van Staal Beheer overeenstemde met de bewoordingen van de overeenkomst en overeenstemming was bereikt over een (voor het overige) algehele kwijting. In de uiteindelijk tot stand gekomen afstandsverklaring is, in overeenstemming met wat hiervoor is overwogen, dan ook over en weer algehele kwijting verleend en (wederkerig) de relatie beëindigd. Staal Beheer heeft aldus afstand gedaan van de vorderingen waarvan zij in deze procedure betaling vordert.
6.15
Aan (tegen)bewijslevering komt het hof niet toe. Voor zover Staal Beheer zich op de door partijen overgelegde producties heeft beroepen, zijn die hiervoor, voor zover van belang, besproken. Voor zover Staal Beheer (getuigen)bewijs hebben willen aanbieden, heeft zij niet voldoende gesteld om tot zulk (nader) tegenbewijs te worden toegelaten. Zo zijn over de inhoud van het tussen mr. [X] en mr. [… 3] gevoerde telefoongesprek, waarna de hiervoor besproken beslissende wijzigingen in de afstandsverklaring zijn aangebracht, geen (voldoende concrete) stellingen betrokken die zouden (kunnen) afdoen aan het hiervoor gegeven oordeel. Hetgeen Staal Beheer over dit gesprek heeft gesteld komt erop neer dat de woorden ‘uit welke hoofde dan ook’ zouden zijn toegevoegd in verband met mogelijke onrechtmatige daad vorderingen. Ook indien de advocaten die uitbreiding zouden hebben ingevoegd nadat zij hierover hadden gesproken, zijn de gekozen bewoordingen zodanig ruim, dat Staal Beheer, bijgestaan door haar advocaat, diende te begrijpen – en Bever Holding c.s. mochten aannemen – dat Staal Beheer hiermee integraal afstand van haar rechten jegens Bever Holding c.s. deed. De woorden ‘ongeacht (…) grondslag’ duiden ook niet op een uitbreiding die beperkt is tot vorderingen uit onrechtmatige daad. Dat in het telefoongesprek, volgens de schriftelijke verklaring van mr. [X], de hoger beroepsprocedure niet aan de orde is gekomen, is evenmin beslissend. Bever Holding c.s. mochten immers, gelet op het onder 6.10 overwogene, ervan uitgaan dat Staal Beheer ervan op de hoogte was dat er (mogelijk nog) een hoger beroep liep met het risico van een ongunstige afloop, in welk geval de desbetreffende vorderingsrechten jegens Bever Holding c.s. (in de woorden van Staal Beheer) ‘actueel’ zouden kunnen worden. Bovendien geldt dat Bever Holding c.s. erop mochten vertrouwen dat Staal Beheer de door haar verlangde uitzondering voor de in verband met de procedure tegen de Duitse banken door Bever Holding c.s. verstrekte zekerheden met haar eigen advocaat zou delen.
6.16
Gelet op het voorgaande faalt grief 2.
Grief 3is een ‘veeggrief’, die bijgevolg eveneens faalt. Door het slagen van het hiervoor besproken verweer, behoeven de overige verweren van Bever Holding c.s. geen bespreking.
Conclusie en slot
6.17
De conclusie is dat het hoger beroep van Staal Beheer niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal Staal Beheer als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 oktober 2020;
veroordeelt Staal Beheer in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bever Holding c.s. vastgesteld op € 5.610,- voor verschotten en op € 11.410,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt Staal Beheer in de nakosten, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 65,- ingeval Staal Beheer niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, M.T. Nijhuis en K.J.O. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.