Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN(Ministerie van Justitie en Veiligheid),
2.DE STICHTING KIND EN TOEKOMST,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure bij de rechtbank Den Haag;
- de tussen partijen gewezen vonnissen van 24 juli 2019 en 9 september 2020;
- de dagvaarding in hoger beroep van 18 november 2020 (Staat) respectievelijk 19 november 2020 (de Stichting) van [appellante] ;
- de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de Staat, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de Stichting, met bijlagen;
- de nadere stukken die [appellante] en de Stichting nog voor na te noemen zitting hebben overgelegd (bijlagen 89 en 90 van [appellante] en bijlage 16 van de Stichting).
3.Feitelijke achtergrond
“Consent to an Adoption Order in respect of child”) vermeldt onder meer dat [biologische moeder] als (biologische) moeder afstand doet van haar kind, genaamd [voornaam appellante] , ten behoeve van de adoptieouders.
“naar het voorkomt”ingegeven door een mediabericht van een Londense correspondent van een Sri Lankaanse krant, de ‘Daily News’, over levendige babyhandel en met het oog op aanstaande verkiezingen van gemeenteraden en andere lagere overheden. Een belangrijke wijziging is, aldus dit memorandum, dat slechts kinderen uit kindertehuizen van de staat, de ‘State Receiving Homes’, in aanmerking komen voor adoptie.
‘Adoptiebedrog’bericht over jongvolwassenen die vanuit Sri Lanka geadopteerd zijn en die onjuiste of vervalste papieren hadden.
“wherever possible”, opgroeit onder de verzorging en verantwoordelijkheid van zijn eigen (biologische) ouders. Als die zorg niet beschikbaar of toereikend is, moet volgens de VN-Verklaring eerst worden gekeken of andere familie voor het kind kan zorgen en anders een substituut-familie, zoals een pleeggezin of adoptiefamilie. In de laatste plaats kan, als dat noodzakelijk is, plaatsing in een daarvoor geschikt instituut worden overwogen (artikel 4). Volgens de VN-Verklaring moet het belang van het kind, in het bijzonder zijn behoefte aan affectie en veiligheid,
“the paramount consideration”zijn (artikel 5). Het primaire doel van adoptie is volgens de VN-Verklaring om een kind een
“permanent family”te verschaffen (artikel 13). Interlandelijke adoptie kan worden overwogen wanneer een kind niet kan worden opgenomen in een pleeggezin of worden geadopteerd in zijn land van herkomst, als een alternatieve manier om het kind een gezin te bieden (artikel 17). In de VN-verklaring zijn ook beginselen opgenomen die zich richten op de verantwoordelijkheden van overheden in het geval van interlandelijke adoptie, waarbij mede aanbevelingen worden gedaan die betrekking hebben op de eisen die aan bemiddelaars moeten worden gesteld (artikelen 18-24).
“Praktische gang van zaken rond adoptie en adoptievoorbereiding” [6] (hierna ook: de Adoptienota).
“indien de adoptie zowel uit het oogpunt van verbreking van de banden met de ouders als dat van bevestiging van de banden met de adoptanten, (…) in het kennelijk belang van het kind is en aan de voorwaarden, door het volgende artikel gesteld, is voldaan.”Onder meer gold (in beginsel) de voorwaarde dat geen van de ouders (waarmee bedoeld werd: ouders die in familierechtelijke betrekking tot het kind stonden) het verzoek weerspreekt. Ook gold de voorwaarde dat het kind meer dan drie jaren feitelijk door de adoptanten is verzorgd en opgevoed en één van beiden de voogd van het kind is.
4.Vorderingen en beslissing van de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep en grieven (bezwaren) tegen het vonnis
6.Beoordeling door het hof
“op bevredigende wijze door middel van bescheiden”worden aangetoond dat de afstand door de biologische ouder(s) van het buitenlandse pleegkind
“naar behoren”was geregeld. Deze bescheiden moesten van dien aard zijn dat geen twijfel kon bestaan dat aan de vereisten was voldaan [21] . In de Adoptienota (zie 3.41 en voetnoot 6), waarin de invoering van een vergunningstelsel werd voorgesteld, was al vermeld dat het tot de taak van de vergunninghoudende bemiddelaar behoorde om hier alert op te zijn. [appellante] heeft erop gewezen dat in de memorie van toelichting bij de Wobp werd benadrukt dat van de bemiddelaars wordt verwacht dat zij, voor zover dit in hun vermogen ligt, erop zullen toezien dat de overkomst naar Nederland met het oog op adoptie alleen wordt bevorderd, wanneer “vaststaat” dat dit in het belang van het kind is en in het land van herkomst geen andere hulp kan worden geboden [22] . [appellante] heeft terecht aangevoerd dat uit de in de Wobp en het Besluit neerlegde regels en de toelichting daarop blijkt dat adoptie níet in het belang van het kind werd geacht als het
onzekerwas of aan die vereisten was voldaan.
“te gemakkelijk aangenomen wordt, dat de ouders of de alleenstaande moeder van het kind niet zullen kunnen verzorgen en dat vele nederlandse echtparen en verschillende partikuliere bemiddelaars of bemiddelende instanties dit ook maar al te gemakkelijk akseepteren en niet of nauwelijks navragen of er wel echt afstand van dit kind is gedaan”en dat dit ertoe had geleid dat er in verschillende landen van herkomst afstandsverklaringen afgegeven werden waarvan de herkomst en het waarheidsgehalte dubieus waren (zie hierboven: 3.43). Al deze signalen zijn (mede) aanleiding geweest voor de invoering van een vergunningstelsel, meer controleverplichtingen voor de Nederlandse vergunninghoudende bemiddelaars en meer toezicht door de Minister op de bemiddelaars.
wildeblijven, maar dan had [appellante] dat geweten en had zij in ieder geval niet in de onzekerheid verkeerd waarin zij zich nu bevindt. Het hof weegt hierbij ook mee dat de gang van zaken waarbij het aanvankelijk te adopteren kind [meisje A] op zeer korte termijn bleek te kunnen worden ingewisseld voor [appellante] , bij [appellante] allicht de vraag kon doen ontstaan of bij haar adoptie sprake is geweest van ‘babyhandel’ of vergelijkbare ongeoorloofde praktijken, of op zijn minst van een minder dan zorgvuldige procedure. De daaruit resulterende onzekerheid van [appellante] over de omstandigheden van haar afstand en adoptie heeft de Stichting niet kunnen wegnemen.