Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 20 april 2021
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie,
[naam B.V.],
Waar gaat deze zaak over?
Het geding
De feiten
a) fabrieksmatig bloem en/of andere grondstoffen tot beschuit, toast, knäckebröd, biscuit, biscuitfiguren, koekjes, banket, koek en wafels verwerkt, ongeacht de soort;
De vorderingen in eerste aanleg en in hoger beroep
Beoordeling van het hoger beroep
koek…
ongeacht de soort” vallen. Bpf Zoetwaren verwijst naar definities in enkele woordenboeken, en op het feit dat “pannenkoek” een samenvoeging van de woorden “pannen” en “ koek” is. [geïntimeerde] betwist dat pannenkoeken qua naamaanduiding, ingrediënten, bereidingswijze, uiterlijk en naar de opvattingen in het algemeen taalgebruik een soort koek zijn.
koek” wordt niet in het Verplichtstellingsbesluit gedefinieerd. Het komt dus aan op de betekenis die naar gewoon taalgebruik aan dit woord toekomt. Een hulpmiddel bij het vaststellen van die normale betekenis kunnen gezaghebbende woordenboeken zijn, zoals de Van Dale. Van Dale omschrijft “
koek” als “
baksel van onderscheiden vorm, in pan of pot dan wel in de oven bereid uit deeg met verschillende ingrediënten, in het algemeen als voedsel dienend, vooral echter als lekkernij en dan uit meel, eieren, melk, stroop, honing enz. bereid”.Deze definitie is dermate ruim dat, zoals Bpf Zoetwaren stelt, een pannenkoek eronder zou kunnen vallen. Bpf Zoetwaren wijst er verder op dat pannenkoek in de Van Dale wordt omschreven als
“platte, dunne, ronde oprolbare (meel)koek die in een pan gebakken wordt”, en pannenkoeken ook volgens deze definitie dus een soort koek zijn. Het hof is echter van oordeel dat de definitie van het woord “
koek” in de Van Dale en andere gezaghebbende woordenboeken waarnaar in de processtukken is verwezen, dermate ruim is dat daaraan geen doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend, mede gelet op de hierna te bespreken door [geïntimeerde] overgelegde deskundigenopinies en de geldende maatschappelijke opvattingen ten aanzien van de betekenis van het woord “
koek”. Het legaliteits- en rechtszekerheidsbeginsel staan ook aan een (te) extensieve interpretatie van het woord “
koek” in de weg.
koek” meer voor de hand om aan te knopen bij de betekenis van het begrip “
koek” in de bakkerijsector. Van der Sijs en Steurs hebben verder toegelicht dat het feit dat het woord pannenkoek een samenstelling is van de woorden “
pannen” en “
koek”, niet betekent dat een pannenkoek een soort koek is. De samenstelling “
pannenkoek” is ontstaan in de 13e eeuw, en de betekenis van zowel het woord “
pan” als “
koek” is in de loop der tijd geëvolueerd. Ook de opinie van de heer [naam 1], neerlandicus, onderschrijft dat het woord “
koek” in het verleden een ruimere betekenis had. In het huidige taalgebruik bestaat er een semantisch verschil tussen soorten koek en pannenkoeken. Een belangrijk verschil is dat een pannenkoek in het algemeen als volledige maaltijd wordt genuttigd, en koek in de regel als tussendoortje/lekkernij. Bpf Zoetwaren heeft deze opinies slechts in algemene zin betwist. Het hof gaat voorbij aan de stelling van Bpf Zoetwaren dat sommige koeken, zoals donuts, ook als lunch of avondmaaltijd worden genuttigd. Als al juist is dat sommige koeken ook bij de lunch of avondmaaltijd worden genuttigd, dan is dit slechts bij uitzondering en vormen zij in zijn algemeenheid – anders dan pannenkoeken – niet het hoofdbestanddeel van de maaltijd. Deze vergelijking gaat dan ook niet op.
“koek”binnen de bakkerijsector vormt, ook naar het oordeel van het hof, een belangrijk hulpmiddel om vast te stellen of een pannenkoek als een soort koek moet worden aangemerkt. Volgens Bpf Zoetwaren is deze betekenis niet van belang, omdat het gaat om het Verplichtstellingsbesluit van de Zoetwarenindustrie, en niet van het bakkersbedrijf. Dat is op zichzelf juist, maar dat betekent niet dat de algemene opvatting over de betekenis van het begrip “
koek” binnen de bakkerijsector, en met name de vraag of hieronder ook pannenkoeken worden begrepen, niet relevant is. [geïntimeerde] heeft een deskundigenopinie van de heer [naam 2] overgelegd, waaruit volgt dat het begrip “
koek” in Nederland duidt op een specifiek product bestaande uit een mengsel van roggebloem en andere ingrediënten. Volgens [naam 2] zijn pannenkoeken en poffertjes niet te beschouwen als een soort koek. Koeken zijn bakkerijproducten terwijl pannenkoeken keukenproducten zijn. Bpf Zoetwaren stelt dat [naam 2] een consultant is, en geen wetenschapper, maar heeft nagelaten om een deskundigenopinie van een in haar ogen wel geschikte deskundige te overleggen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] onweersproken gesteld dat het bakken van pannenkoeken in de opleiding en lesboeken van bakkers niet aan de orde komt, en dat in de bakkerijsector pannenkoeken niet als een soort koek worden gezien. De betekenis van het begrip
“koek”binnen de bakkerijsector vormt dus een sterke aanwijzing dat een pannenkoek geen soort koek is.
koek” is af te wijken. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat een pannenkoek geen soort koek is in de zin van art. 1 onder (a) van het Verplichtstellingsbesluit. De overige stellingen van Bpf Zoetwaren in de memorie van grieven over dit onderwerp kunnen niet tot een ander oordeel leiden, en behoeven geen nadere bespreking.