Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
De deelneming in de Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie is verplicht gesteld voor de werknemers tot en met 64 jaar in dienst van een onderneming behorende tot de Zoetwarenindustrie. Met dien verstande dat een werknemer, die in enig jaar 65-jarige leeftijd bereikt, wordt geacht deze leeftijd te bereiken op de 1e dag van de maand waarin de betreffende leeftijd wordt bereikt.
a) uit cacaobonen of delen en residuen daarvan fabrieksmatig cacaopoeder, cacaoboter, cacaomassa, chocolademassa of couverture (in enig stadium van voortbrenging) vervaardigt alsmede verwerkt ter vervaardiging van al of niet gevulde chocoladeartikelen, inclusief
i) fabrieksmatig cacaomassa, cacaopoeder, cacaoboter, chocolademassa of couverture verwerkt ter vervaardiging van al of niet gevulde chocoladeartikelen, inclusief boterham-strooisels en pasta’s”
dan volgt de opsomming a tot en met i zoals die hiervoor in overweging 3.3 is weergegeven).
Het argument van u dat het moet gaan om een eindproduct om onder de werkingssfeer te vallen is niet relevant, omdat dat niet wordt gesteld in de verplichtstelling van het fonds.”, aldus Bpf Zoetwaren in deze brief. Gelet hierop heeft het bestuur van Bpf Zoetwaren besloten dat Primus onder de verplichtstelling van het fonds valt en dat zij overgaat tot aansluiting van Primus bij het fonds.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
-een verklaring voor recht dat Primus vanaf 1 januari 2011 valt onder de verplichtstelling tot deelneming in Bpf Zoetwaren;
-een verklaring voor recht dat Primus voorafgaand aan 1 januari 2011 valt onder de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende en/of de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Suikerverwerkende Industrie, waarvan de verplichtingen op haar zijn overgegaan;
-veroordeling van Primus in de proceskosten en de nakosten.
artikel 1 sub bvan het Verplichtstellingsbesluit, omdat zij voldoet aan de daarin vervatte cumulatieve criteria:
“(…) wafels, (…), ongeacht de soort”. Deze omschrijving omvat niet alleen de soort wafels die bij de supermarkt of bakker worden verkocht. Bpf Zoetwaren verwijst naar de definities van ouwel in de diverse woordenboeken en wijst erop dat de Engelse benaming voor ouwel “wafer” is. Primus verkoopt de ouwel als eetbaar logo voor brood en als eetbare flyer en deze producten vallen onder de producten genoemd onder b van het Verplichtstellingsbesluit, aldus Bpf Zoetwaren. Primus betwist dat gemotiveerd en stelt dat ouwel qua naamaanduiding, ingrediënten, bereidingswijze en uiterlijk geen wafel of soort wafel is.
een baksel uit een wafelijzer”. Nog daargelaten het debat dat partijen in dit verband voeren over het verschil in grondstoffen (bloem/meel of aardappelzetmeel), duidelijk is dat de ouwelproducten die Primus maakt en verkoopt niet worden gebakken in een wafelijzer. Deze zijn wat betreft de verschijningsvorm en toepassing zo ver verwijderd van het begrip “wafel” zoals dat begrip naar objectieve maatstaven moet worden begrepen, dat deze daarmee niet kunnen worden gelijkgesteld, ook niet als daarbij wordt betrokken de toevoeging “
ongeacht de soort”. Dat in de Van Dale, zoals Bpf Zoetwaren aanvoert, bij de omschrijving van het woord “ouwel” wordt verwezen naar het woord “oblie”, dat wordt gedefinieerd als een dun rond wafeltjes, doet hieraan niet af, omdat Primus dergelijke oblies niet produceert.
artikel 1 sub evan het Verplichtstellingsbesluit. Zij stelt dat is voldaan aan de drie in deze bepaling genoemde cumulatieve criteria, te weten:
de wijze van verwerking van de grondstoffen”, maar stelt zij dat de “
aard van de grondstoffen” vergelijkbaar moet zijn met de grondstoffen van de onder b genoemde producten (beschuit, toast enz.). Daarvan is bij de ouwel van Primus sprake, omdat de daarvoor gebruikte grondstof aardappelzetmeel is en deze grondstof dezelfde aard heeft als de grondstoffen die worden gebruikt om de onder b genoemde producten te maken, te weten de aard meel. Meel is volgens het woordenboek Van Dale een door malen verkregen poedervormige massa van zetmeelhoudende plantaardige organen. Meel kan bijvoorbeeld bestaan uit gemalen graan, sojabonen of aardappelen (aardappelzetmeel), aldus Bpf Zoetwaren. Daarnaast stelt Bpf Zoetwaren dat aardappelzetmeel, de belangrijkste grondstof van ouwel, ook in de producten als genoemd onder b worden gebruikt. Primus bestrijdt een en ander gemotiveerd.
vergelijkbare grondstoffen,zoals Bpf Zoetwaren stelt. Anders dan Bpf Zoetwaren aanvoert maakt deze uitleg de bepaling van artikel 1 sub e niet inhoudsloos, omdat de bepaling de werking van artikel 1 sub a, b, c en d uitbreidt naar niet in die bepalingen met zoveel woorden genoemde, maar gelet op de aard van de verwerkte grondstoffen, wel vergelijkbare producten. Als wordt gekeken naar de maatstaf voor vergelijking van de producten, te weten de aard der verwerkte grondstoffen, geldt dat het er naar het oordeel van het hof om moet gaan dat de samenvoeging van grondstoffen van de producten vergelijkbaar moet zijn om te kunnen voldoen aan het criterium. Het enkele feit dat er in een product een bepaalde grondstof voorkomt, kan niet bijdragen aan de vergelijkbaarheid van de producten. Anders zou ieder product waarin (waar het in dit geval om gaat) de grondstof aardappelzetmeel voorkomt (zoals bijvoorbeeld soepen en sauzen), vergelijkbaar zijn en onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit vallen. Dat is geen aannemelijk rechtsgevolg.