ECLI:NL:GHDHA:2021:2816
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- U.E. Tromp
- J.T. Sanders
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank inzake BPM voor uit het buitenland afkomstige personenauto’s
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor uit het buitenland afkomstige voertuigen. De belanghebbende, [X] B.V., had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 27 februari 2020, waarin de beroepen van de belanghebbende ongegrond waren verklaard. De Rechtbank had geoordeeld dat de inspecteur van de Belastingdienst op goede gronden had gehandeld bij de beoordeling van de BPM-aangiften.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2021 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De belanghebbende voerde aan dat zij recht had op (extra) leeftijdskortingen en verminderingen op basis van het Kaderbesluit BPM, maar het Hof oordeelde dat de belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd om deze stellingen te onderbouwen. Het Hof concludeerde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld en dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.
Het Hof heeft ook overwogen dat er geen reden was om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voor te leggen. Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De kosten van de procedure werden niet toegewezen aan de belanghebbende, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken met inachtneming van coronamaatregelen.