ECLI:NL:GHDHA:2021:2073
Gerechtshof Den Haag
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van eerdere belastinguitspraken met betrekking tot navorderingsaanslagen en verliesvaststellingen
In deze zaak heeft verzoeker, een belastingplichtige, een verzoek om herziening ingediend tegen eerdere uitspraken van het Gerechtshof Den Haag van 2 mei 2017, waarin navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en andere belastinggerelateerde beschikkingen zijn opgelegd voor de jaren 2004 tot en met 2007. De verzoeker heeft eerder bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld tegen deze belastingaanslagen, maar zijn cassatieberoep is door de Hoge Raad ongegrond verklaard. Het verzoek om herziening is ingediend op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die volgens verzoeker niet eerder bekend waren.
Het Hof heeft de vereisten voor herziening beoordeeld aan de hand van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof concludeert dat verzoeker niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor herziening, omdat de door hem ingediende stukken en argumenten niet voldoen aan de criteria van nieuwe feiten die vóór de eerdere uitspraken bekend hadden moeten zijn. Het Hof heeft ook vastgesteld dat de door verzoeker overgelegde stukken, waaronder bewijs van een familielening en informatie over een effectenportefeuille, niet als novum kunnen worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft het Hof het verzoek om herziening afgewezen, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De beslissing van het Hof is op 21 oktober 2021 openbaar uitgesproken, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.