Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding
- het dossier van de procedure bij de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, eindigend met het eindvonnis van 17 juni 2020;
- de appeldagvaarding van 26 augustus 2020;
- de memorie van grieven.
2.De zaak in het kort
3.De vaststaande feiten
4.De procedure bij de kantonrechter
5.Vordering in hoger beroep en de klachten tegen het vonnis
6.Beoordeling in hoger beroep
kenbaremet voldoende waarborgen omklede rechtsgang open waarin hij om schadevergoeding had kunnen vragen wegens onrechtmatige detentie. Het hof voegt daaraan toe dat [appellant] eveneens terecht aanvoert dat de uitspraak van de bestuursrechter op 31 juli 2012 inhoudelijk juist is (zie hierboven: alinea 3.19: naast de exclusieve regeling op grond van artikel 106 Vw 2000 is geen plaats voor toekenning van schadevergoeding langs de weg van een zuiver schadebesluit) en dat tegen die uitspraak overigens ook geen hoger beroep open stond, waar de kantonrechter ten onrechte wèl vanuit is gegaan.
“mogelijkecht
”). Verder is van belang dat uit de stukken blijkt dat de intrekking van het afwijzende besluit en het besluit om alsnog asiel te verlenen in elk geval mede verband hielden met ontwikkelingen in de veiligheidssituatie voor bekeerde moslims in Iran en de daarop gebaseerde beleidswijzigingen van de Nederlandse overheid. De vermoede valsheid van de Iraanse dagvaarding was verder slechts één van de omstandigheden op grond waarvan is besloten om geen asiel toe te kennen; zo speelde ook een rol dat [appellant] tegenstrijdige verklaringen had afgelegd.